maandag 26 april 2010

Telefoongewoontes

Af en toe vallen mij vreemde dingen op. Althans, ik vermoed dat ze vreemd zijn, want als ik over zulke dingen begin tegen anderen krijg ik steevast de opmerking: "Hè? Let jij op zùlke dingen?". In ieder geval spelfouten zijn daar altijd bij, want op de één of andere manier ben ik altijd de enige die ze lijkt te vinden en ze erg lijkt te vinden, vooral in mijn eigen schrijfsels. En wat voor schoenen iemand draagt, dat valt mij ook gauw op. En ondanks dat iedereen schijnt te denken dat ik er op let, let ik er niet op. Niet bewust tenminste, het valt me gewoon op, staart mij ineens vanuit het niets recht in de ogen. Het valt me gewoon op, zoals een lamp in een donkere kamer opvalt. Je ziet het gewoon, kunt er ook niet omheen kijken als je het eenmaal gezien hebt.


Zo viel mij laatst iets op waar ik nog niet eerder bij stilgestaan heb. Je hebt namelijk verschillende manieren om je te concentreren op een telefoongesprek. Je concentreren op het gesprek dat je voert is belangrijk, en omdat je geen gezicht hebt om naar te kijken moet je extra energie in het gesprek steken, want je moet uit de klank van de stem de gezichtuitdrukkingen erbij bedenken. Dus concentratie is belangrijk. Nu bereiken verschillende mensen die concentratie op verschillende manieren, maar heb ik toch al een paar algemene "telefoontypes" kunnen identificeren:




  • de wandelaar


  • de uit-het-raam-kijker


  • de ogen-dicht-doener


  • de een-stil-hoekje-opzoeker


  • de zomaar-wat-op-papier-droedelaar


De wandelaar:


Dit type beller drentelt heen en weer tijdens het bellen. Dit type viel mij op doordat één van mijn collega's van verderop in de kantoortuin dit doet, en op een gegeven moment de gewoonte aannam om naar ons hoekje van de tuin te komen lopen en daar al bellend heen en weer te blijven lopen. Toen één van mijn jongens de collega in kwestie met zachte dwang naar de koffieautomaat begeleidde, besloot ik om eens op dat gedrag te letten. Al gauw kwam ik er achter dat er meer mensen in mijn omgeving zijn die wat heen en weer drentelen tijdens hun telefoongesprek. De wandelaar had ik geïdentificeerd!


De uit-het-raam-kijker:


Dit is een vrij ongebruikelijk type. Tot dusver heb ik er nog maar één van weten te vinden, namelijk mijn baas. Die zit in een kantoortje met een grote ruit, en door die ruit zie ik hem precies achter zijn bureau zitten. Vaak is hij aan de telefoon, want dingen geregeld krijgen hoort bij bazen-werk. En vaak zit hij daarbij uit het raam te kijken. Ik weet niet wat voor gesprekken hij voert; ik ben er niet bij als hij aan het bellen is en weet dus ook niet of dat de makkelijjkere of de moeilijkere gesprekken zijn. Maar ik gok dat dat uit het raam kijken gebeurt bij gesprekken waar meer aandacht voor nodig is.


De ogen-dicht-doener:


Hier hoor ik zelf bij. Het is moeilijk te zien want dit telefoontype blijft gewoon in de stoel zitten, doet enkel de ogen dicht en valt dus helemaal niet op. Ik doe dat vooral bij de moeilijkere gesprekken, om me te kunnen concentreren op het gesprek en mijn gesprekspartner. De al dan niet aanwezige emotie in de stem te kunnen horen ook. Ik heb buiten mezelf nog nooit een ander ontdekt, heb dus ook geen idee hoeveel mensen verder in deze groep horen, en ik weet dan ook alleen dat ze bestaan omdat ik er zelf één ben.


De een-stil-hoekje-opzoeker:


Deze is redelijk makkelijk te spotten, in ieder geval in ons gebouw aan de Europaweg als je een dagje over hebt. Op de begane grond hebben we daar een drietal hele grote stoelen staan, met grote "flappen" op hoofdhoogte. Iedereen noemt ze oorstoelen. En regelmatig zie je daar mensen in zitten, soms omdat ze simpelweg rust nodig hebben om na te denken, maar vaak ook houden ze een mobiele telefoon tegen het oor en hebben ze dat rustige hoekje opgezocht om ongestoord te kunnen bellen.


De zomaar-wat-op-papier-droedelaar:


Dit type heeft bij voorkeur papier en pen bij de hand tijdens het bellen. Tijdens het gesprek zitten ze dan gedachtenloos zomaar wat op het papier te knoeien. Soms abstracte vormen, soms geometrische vormen, maar er zijn ook mensen die kleine tekeningetjes maken. Tijdens een vergadering ofzo doen ze dat ook vaak, omdat dit gedrag droedelen schijnt te heten heb ik dit telefoontype maar de droedelaar genoemd. Elke droedelaar schijnt overigens een vast vormpje te hebben dat hij of zij graag droedelt, en er zijn mensen die roepen dat dat vormpje weer iets zegt over je gedrag. Dat het uitmaakt of je vierkantjes of rondjes krabbelt ofzoiets.




Bovenstaand lijstje doornemend stel ik me zo voor dat iemand die zo een lijst voor de komst van de mobiele telefoon gemaakt zou hebben, een heel andere lijst gekregen zou hebben. Een wandelaar bijvoorbeeld, zou beperkt worden door de lengte van de draad, en dus thuis al gauw een hele lange draad tussen telefoontoestel en wandcontactdoos willen hebben. Uit-het-raam-kijkers zouden er ook wel geweest zijn en misschien achter-de-geranium-zitters geheten hebben, droedelaars zouden er ook zijn, maar een-stil-hoekje-opzoekers denk ik niet. Daar zou de draad immers niet lang genoeg voor zijn.


Aan de andere kant zou je toen telefoondraad-in-en-uit-de-knoop-makers gehad hebben, met andere woorden mensen die steeds met de telefoondraad zitten te spelen tijdens het gesprek. Daar was ik één van toen je nog telefoondraden had.


Wat is jullie manier om je te concentreren op een telefoongesprek?




Ciao,


Ingrid.


maandag 12 april 2010

Hoe komt dat nou?



Sinds afgelopen zaterdag heb ik last van mijn rug. Wat het precies is weet ik niet. Nog niet, want morgen mag ik naar de dokter en die gaat er dan naar kijken en mij vertellen wat ik wel en niet mag en wat er aan de hand is en zulke dingen meer. En, zoals dat soort dingen dan gaan, mensen vragen vol bezorgdheid: "hoe kom je daar nou aan?".

Eigenlijk wil ik dan het liefst antwoorden met: "dat interesseert me geen fluit, het doet zeer en ik kan alleen maar voetje voor voetje lopen en het enige wat ik wil weten is hoe ik er AF kom!", en bij voorkeur wil ik dat alles dan zeggen op een uitermate chagrijnige, luide, geïrriteerde en ruziezoekerige toon. Maar dat kan natuurlijk niet, mensen zijn bezorgd om mij en het is niet zo netjes om dan mijn door pijn nogal slecht geworden humeur op hen af te reageren. Als ik dat toch doe, vinden ze me vast niet zo aardig meer als daarvoor, en ik wil wel graag dat mensen mij aardig vinden. Dus die geïrriteerde ruziezoekerige opmerking laat ik maar achterwege, en ik vertel braaf dat ik niet weet hoe het komt, dat ik er zaterdag mee wakker werd en dat ik hoop dat ik er snel weer vanaf ben.

Maar het zet me wel aan het denken.

Want waarom vraag je dat eigenlijk?
Ik heb het mezelf ook wel horen vragen, als een ander wat had. Dan hoorde ik mezelf er ook uitflappen: "gossie, hoe kom je dáár nou weer aan". Uitgaande van de goede wil van de vrager, wil de vrager de probleemhebber helpen om het probleem (in dit geval dus rugpijn) op te lossen. Maar om te weten wat de oplossing is, moet je eerst weten wat er aan de hand is. En om dat te weten te komen, is vragen naar hoe het gekomen is toch wel een hele logische vraag. Eigenlijk.

Maar wij leken weten natuurlijk niet zoveel van het menselijk lichaam. Een dokter, of een fysiotherapeut of zo iemand weten veel meer, dus waarom vraag ik in zo'n geval dan niet of iemand er al mee naar de dokter is geweest, en wat die dan wel zei? Zo een vraag is vaak wel mijn tweede, maar niet mijn eerste vraag. En kennelijk is dat ook bij anderen zo, want iedereen vraagt vandaag aan mij waarom ik zo moeilijk en voorzichtig loop, en wat er nou loos is, en hoe dat nou gekomen is. De belangstelling die er uit spreekt vind ik fijn, maar de vragen zetten me aan het denken.

Willen we nu inderdaad allemaal eerst zelf ons probleem oplossen alvorens er iemand bij te halen die er verstand van heeft? En hoe gaat dat dan bij een overzichtelijker probleem, zoals bijvoorbeeld een probleem met de waterleiding?

Ciao,
Ingrid.