donderdag 27 december 2012

Schaatsen in de stad

Midden in het centrum van de stad hebben ze een ijsbaan. Een kleintje maar, maar toch een heuse ijsbaan. Dat hebben ze al een paar jaar, en dit jaar ligt hij zo, dat ik hem goed kan zien van achter het raam van het Goudkantoor. En dat is leuk om naar te kijken, lekker relaxt met een kopje koffie kijken hoe de mensen heen en weer zwieren en kijken hoe de obermeneer de terrasverwarming ophangt.

Vandaag is het niet megadruk op de schaatsbaan, maar er zijn genoeg mensen om veel te kijken te hebben. De meesten hebben knaloranje schaatsen aan, die er wel wat uitzien als ijshockeyschaatsen. Een meisje heeft witte schaatsen aan en een jongedame doet het op echte kunstschaatsen, met zo een hoge witte schoen en van die hele lange veters, net als op de televisie bij wedstrijden. Twee kleine kinderen krabbelen onbeholpen op van die dubbel-ijzer-kinderschaatjes, terwijl ze angstig steun zoeken bij Papa en Mama.

Bij het zien van de kinderen moet ik denken aan die schaarse wintermomenten uit mijn eigen jeugd. De vijver was dan bevroren en iedereen van school ging schaatsen. Een heleboel klasgenoten konden het zelfs al best goed. Terwijl ik dan, weer eens gevallen, opkeek naar de kinderen die al zo goed konden schaatsen, voelde ik me altijd een enorme sukkel. Maar toch krabbelde ik dan weer overeind en stond te zwikken en te zwaaien op mijn houtjes terwijl ik met de moed der wanhoop iets probeerde te doen wat op schaatsen leek. Toen wist ik nog niet dat het helemaal niet erg is om iets niet goed te kunnen. Er zijn altijd wel andere dingen die je wel goed kunt. En je kunt leren.

Terwijl die herinneringen vrolijk door mijn hoofd buitelen, bewonder ik de mensen die met zoveel ogenschijnlijk gemak schaatsen. En het is zo fijn om te zien hoeveel plezier ze er in hebben. Een meisje valt, ze staat op, haalt haar schouders op, lacht even heel charmant en gaat meteen weer verder.

Schaatsen is net als het leven. Je valt en staat weer op en gaat weer verder.
Ik blijf graag nog even kijken naar al dat ijsplezier.

Ciao,
Ingrid.

zondag 23 december 2012

De Mythengang - een verhaal

Hoog in de bergen, waar sneeuw en ijs nooit smelten, leeft de Mythengang. Hij strekt zich uit tussen twee valleien, van een ijzige grot aan de rechterkant via de tunnel door de bergen die hijzelf is, tot een eendere ijzige grot aan de linkerkant. Vaak kijkt hij nieuwsgierig neer op de valleien aan beide kanten, om te zien wat de tweebeners-mensen aan het doen zijn.
Hij is al zo oud, dat hij moeite moet doen om zich zijn jonge jaren te herinneren. Toen was alles vurig. Zijn moeder, Gaia, liet vulkanen lustig spuwen en lava volop vloeien over haar huid. En de kleine tweebeenwezentjes van wie hij nu zo hield, bestonden toen nog niet.

"Moeder Gaia, vertel eens hoe alles begon", vroeg hij op een dag.
"Wel mijn lieve zoon", zei Moeder Gaia, "het eerste begin heb ik niet zelf meegemaakt, dat was voor ik geboren was. Volgens mijn vader, Vader Sol, was er in het begin een gaswolk. Dat waren de resten van een oude, gestorven ster. Uit die wolk is Vader Sol geboren, en mijn broers en zusters en ik ook. Het begin was heftig. Op een dag raakte een van mijn broeders de controle kwijt, en vloog uit de bocht, recht op mij af. We botsten keihard tegen elkaar, en er vloog een hoop van mij weg de ruimte in. Het heeft lang geduurd voordat ik over die schrik heen was, maar toen uit de brokstukken broeder Maan geboren werd, was ik toch wel gelukkig met Maan.
Later, toen mijn buitenkant vaste rots geworden was, voelde ik iets hoog in de hoogste bergen. Iets bijzonders. Ik concentreerde me op dat vonkje, voedde het. En toen werd jij geboren, mijn zoon."

Zijn eerste herinnering was de rots om hem heen, en het witte spul dat er op lag. IJs noemde Moeder het. Aan zijn beide kanten lagen diepe valleien, en nieuwsgierig keek hij neer op het groene spul daar beneden. Met het verstrijken der seizoenen zag hij hoe het ijs smolt, en als reactie daarop kwamen er allemaal kleurige plekjes op het groene spul. Piepkleine levensvonkjes zwermden er tussen door. Dat waren bloemen en bijen, wist hij nu. Zijn herinneringen sprongen naar een ander punt in de tijd en glimlachend dacht hij terug aan de dieren die gekomen waren. Ze waren steeds groter geworden, totdat het bijna zelf wel lopende bergen leken. En toen waren ze ineens weg, en bleven de kleine dieren over. Weer vroeg hij zich af wat er toen toch gebeurd was, maar hij wist inmiddels wel dat Moeder Gaia daar niet over wou praten. "Hou je liever bezig met die tweevoeters die in jouw valleien zijn aangekomen", zei ze dan.

Dus begon hij de tweebeners te observeren.

Hij had al gauw door, dat zevan de andere vallei niets wisten. De bergen waren zó hoog, dat er bijna nooit iemand van de ene kant naar de andere kant reisde. Hij wist dat ze door hem heen konden trekken, maar op de één of andere manier deden ze dat nooit. Ze waren bang voor hem. Misschien vonden de tweebeners het ook wel te koud. Ze bleven altijd onder de groen-grens. Hij keek in de verte. De vallei aan zijn linkerkant kwam uit op een grote vlakte, met grote bouwsels er op. Er woonden een hoop mensen bij elkaar op een plek. Veel te veel, dacht hij, maar de mensen leken het prettig te vinden om met zo veel op een plek te zijn. "Ach", dacht hij toegeeflijk, "ze zijn ook immers zó klein!"

Aan zijn rechterkant ging het heel anders, de vallei bestond uit op bossen en velden. Er trokken groepen mensen doorheen, die nooit erg lang op één plek bleven. Ze bouwden dan kleine huisjes van hout, en braken die weer af als ze verder trokken. Het verbaasde hem wel, want de mensen aan de linkerkant bouwden zulke grote gebouwen, terwijl de mensen aan de rechterkant bleven jagen, planten verzamelen en hun kleine, tijdelijke houten huisjes bleven bouwen. Zo'n groot verschil!

Hij wist nog dat een van de houten-huisjes-mensen de bergen introk. Een vrouwelijk exemplaar, zag hij. Het was hem een raadsel waarom de vrouwtjes er zo anders uit moesten zien. Moeder Gaia en haar broeders en zusters leken eigenlijk allemaal wel op elkaar: rond, als een bol, en ze draaiden allemaal in hun eigen baan om de grote, lichtschenkende Grootvader Sol. Maar bij de kleine wezens waren vrouw en man duidelijk gescheiden. En bij de tweebeen-mens was dat het duidelijkst. Vooral bij de mensen aan de rechterkant. Het was hem al vaak opgevallen dat de vrouwtjes daar ondergeschikt waren aan de mannetjes. De vrouwtjes werd vaak pijn gedaan als ze niet snel genoeg deden wat de mannetjes wilden. Geen wonder dat dat éne vrouwtje ontsnapt was.

Hij zag dat ze achtervolgd werd, en dat zat hem niet lekker. Dat was de eerste keer dat hij besloot om in te grijpen, en hij trok het vrouwtje met een gedachte naar zich toe. Als ze door hem heen naar de andere kant kon vluchten, zou ze goed terechtkomen, dacht hij.
Hoe dichterbij ze kwam, hoe beter ze zich voelde. Hij was verbaasd dat hij de gevoelens in deze kleine tweebeners zo makkelijk kon manipuleren. Hij moest toch eens uitzoeken hoe dat kon. Hij schonk het vrouwtje vrije doorgang naar de andere vallei, en keek toen kwaad naar de achtervolgende mannetjes. Hij zag hoe bang ze werden toen hij echt kwaad op ze werd. "Net goed", dacht hij. "Wees maar flink bang". Hij schudde flink wat stenen uit de bergwand los en liet die in een machtige aardverschuiving naar beneden tuimelen. Dat zou hen vast wel duidelijk maken dat ze niet verder mochten.

Toen hij zag dat de achtervolgende mannetjes gillend rechtsomkeert maakten, keek hij weer naar het vrouwtje. Ze was uitgeput van het rennen. Hij streelde haar met een gedachte en riep met een ingeving de grote-witte-gebouwen-mensen aan de andere kant naar zich toe. Die zouden goed voor haar zorgen. Daar zorgde hij wel voor.

woensdag 19 december 2012

Borrelen met hoortoestel


De meeste mensen in mijn omgeving weten dat ik hoortoestellen draag, vanwege mijn otosclerose. Door die hoortoestellen hoor ik weer redelijk goed, maar ze versterken natuurlijk wel alle geluiden evenveel. Meestal is dat geen probleem, maar laatst hadden we op de zaak een kerstborrel-buffet-receptie. En dan wordt het wel een probleem, want iedereen praat al netwerkend met iedereen natuurlijk. Al dat geluid samen komt dan als een soort muur op je af.

“Een blokgolf”, noemde een begripvolle collega het laatst. Zijn vader had hetzelfde, vertelde hij.

Gelukkig heb ik collega’s die dat snappen, en die mij al zolang kennen dat ze automatisch en heel anti-blokgolf wat harder gaan praten als ik er bij kom staan. Dat rekening houden met mijn hoorproblemen vind ik erg fijn, want dan voel je meteen dat je er bij hoort. En erbij horen is fijn. 
Als mensen het niet weten en te zacht praten, is het niet erg. Dan kun je gewoon vertellen dat je een hoorprobleem hebt en dan praten ze harder. Maar meestal blijft dat maar even; na een paar minuten zakken ze vaak weer terug naar hun oude volume. Begrijpelijk, want dat is hun gewoonte, en een gewoonte is nou eenmaal moeilijk te doorbreken. Maar vervelend is het wel, want halverwege het gesprek kun je het dan ineens niet meer volgen terwijl mensen verwachten dat je het wel hoort. Dan voel je je alsof je er ineens niet meer bij hoort.

Bij een borrel of gelijksoortige gelegenheid heb je dan ook nog eens het rumoer. De muur van geluid, waar het gesprek compleet in verdrinkt. Dan is het extra vervelend als je het gesprek maar moeilijk hoort. Maar met veel concentratie en wat schamele lipleeskunsten lukt het meestal toch. Kost veel moeite en veel concentratie, maar dan heb je ook wat. Je hoort bij, met hoortoestel en al. En erbij horen voelt fijn. 

Maar als ik na zo’n kerstborrel thuis ben, ben ik wel helemaal kapot. Te veel geluid gehad. “Mien oor’n toet’n d’r nog van”, zei mijn Oma vroeger wel eens. En zo voelt het dan inderdaad. Alsof alle gesprekken en rumoer nog in je oren gonzen. 

Op die momenten ben ik extra blij dat mijn naaste collega’s om mijnentwil meestal wat harder praten. Dat maakt het allemaal nét dat beetje makkelijker. 

Ciao,
Ingrid.

vrijdag 14 december 2012

Wit, glad en mooi


Als ik naar buiten kijk, zie ik sneeuw. Het valt flink, blijft een paar dagen liggen en smelt dan weer weg. Op Facebook zie ik foto's waarop de rest van Nederland zalig groen en warm lijkt, nou ja, min of meer dan, maar hier balanceren we de afgelopen paar weken steeds rond het vriespunt. Of het leuk is, of niet, daarover wisselen de meningen sterk. 

Ik vind het wel erg mooi, vooral als de sneeuw nog vers is, onbedorven door pekelwagens enzo. Dan is het net alsof je in een Anton-Pieck-kerstkaart woont. Met binnen de warme kachel, en de kerstboom. In iTunes de kerstliedjes-afspeellijst aanzetten. Kerstliedjes oefenen op de gitaar. En soms heb ik ook zomaar zin om te wandelen in dat mooie landschap. Dan trek ik warme kleren en de lelijke maar o zo stevige laarzen aan, en ga ik op pad. Even door de wijk lopen, of een eindje door het recreatiegebied dat bijna in mijn achtertuin ligt. Of ik pak de auto en rij naar het park aan de andere kant van de stad om daar te lopen. 
Mooi hoor, die sneeuw! Laatst kwam ik thuis van het werk en hadden de kinderen van de bovenburen een prachtige sneeuwpop gemaakt. En hij stond in mijn tuin. Dat was leuk thuiskomen. 

Helaas is het voor niet iedereen zo fijn. Mensen die slecht ter been zijn, zitten met zulk weer min of meer thuis gevangen. Ze kunnen nergens zomaar even heen, want glad. Een kennis van mij durft amper in de auto te stappen. Want glad. Ik probeer ze moed in te praten, maar dat is soms best lastig. Uiteindelijk is moed toch iets wat je in jezelf moet vinden, een ander kan je hoogstens helpen zoeken maar het vinden moet je kennelijk toch zelf doen.
Mijn moeder heeft het in zichzelf gevonden. Zij durfde eerst ook niet weg, want glad. Toen ging ik met haar boodschappen doen, en zag ze een mevrouw die ook met een rollator liep rustig over het bestrooide en geveegde fietspad lopen. "Oh", zei ze gelijk, "zo ga ik het ook doen". Even was het stil, en toen zei ze dat het haar zojuist te binnen was geschoten dat ze nog ergens van die tegen-gladheid-onder-de-schoen-bind-dingen moest hebben. Die ging ze maar gauw opzoeken. Dan kon ze er toch nog uit. Ik verzekerde haar dat het in de binnenstad meestal mooi schoon was, en dat ze ook op de webcam van de regionale omroep kon zien of het schoon was. Dan kon ze bij de Hema een kopje koffie drinken als ze daar zin in had.

En nu gaat ze er weer uit, en overal naartoe. Vertelt me pas achteraf dat ze hier en daar heen geweest is. Met de rollator in de bus, met de stevige schoenen met spekzolen aan, en de tegen-gladheid-onder-de-schoen-bind-dingen in het mandje van de rollator. Of onder haar schoenen. Ze laat zich niet klein krijgen. Bij de pakken neerzitten komt in haar woordenboek nog steeds niet voor. 

Ik ben zo ongelooflijk trots op haar! 

Ciao,
Ingrid.

donderdag 6 december 2012

Angola in de sneeuw


Vandeweek ben ik samen met een goede vriendin naar de Oosterpoort geweest. Naar iets wat “World sessions” heette. Dat is een serie voorstellingen met muziek van over de hele wereld. De vorige keer dat we daarheen gingen, hadden ze een spaanse groep (Calima) en dat was erg mooie muziek. Vandeweek hadden ze een artieste op het programma staan die Aline Frazao heette en die, zo bleek die avond, mooi kan zingen.

De voorstelling begon met een introductiefilmpje, waarin ze vertelde dat ze uit Angola in Afrika kwam. Ze vertelde onder andere ook in dat filmpje dat ze naar Lissabon verhuisde om te gaan studeren. Toen ze uitlegde dat ze heel erg moest wennen aan de kou en de seizoenen, was ik best wel verrast. Als je uit een heel warm land komt, is dat natuurlijk eigenlijk best logisch, maar daar had ik zo gauw niet over nagedacht; bij de gedachte aan mediterrane landen (waar ik Portugal stiekem ook toe reken ook al ligt dat niet aan de Middellandse Zee maar aan de Atlantische Oceaan) denk ik als Noord-Europeaan toch het eerst aan warmte. Of in elk geval warmer dan hier. Maar zij moest heel erg wennen: je hebt ineens vier seizoenen, en temperaturen onder de vijftien graden celcius boven nul. 

Zo blijkt maar weer dat alles een kwestie is van perspectief. 

Vanochtend stond ik op en zag ik dat de sneeuw die al een paar dagen viel eindelijk is blijven liggen. Direct moest ik weer aan die Angolese dame denken, en ik vroeg me af wat zij van die kou en die sneeuw zou vinden. Zou ze al vaak sneeuw gezien hebben? 

Later in de ochtend sta ik tijdens een RSI-rustpauze uit het raam te kijken hoe het buiten langzaam licht wordt. En even denk ik er weer aan, en probeer ik het me voor te stellen. Hoe zou iemand uit een warm land tegen sneeuw aankijken?

Ciao,
Ingrid.

zondag 25 november 2012

Strandelijke nachtmerrie


Aan het strand was het. Het was erg mooi weer, hoogzomer, met een intens blauwe zee en lucht en het zachtste, geelste strandzand dat je je voorstellen kunt. Iedereen genoot van strand en zee, mensen kletsten en lachten. Kinderen speelden volop. Op een rustig plekje strand zat ik naast de picknickmand en keek naar heel het gebeuren. Zo vrolijk!

Ineens was er iets veranderd. Mensen kletsten en lachten niet, en kinderen speelden niet. Iedereen groepte samen in de verte, er werd geroepen om 1-1-2. Ik rende er naartoe, want wie weet kon ik als EHBO’er wat doen. Er lag een ouderwetse fiat 500 in het water, hij had een hele vieze snottebelgele kleur en hij stak ongeveer half boven water uit. Er dreven twee dode mensen in. Verbaasd vroeg ik me af hoe dat zo gekomen was zonder dat iemand dat merkte. Op het water om de auto dreven mooie regenbogen, waar kinderen opgetogen mee speelden. Ik realiseerde me dat dat betekende dat de auto brandstof lekte. Ik zei dat tegen de mensen die rookten. 
Ze lachten me uit, wuifden mijn zorgen weg. Ik moest niet zo domme muppet zijn, het zou allemaal wel meevallen. En ze stonden in het water immers. Water brandde niet, dat wist iedereen. Ik probeerde het nog eens uit te leggen, werd uitgelachen, uitgescholden en weggejaagd. Langzaam, met hangende schouders, slofte ik terug naar mijn picknickmand in de verte. 

Achter mijn rug hoorde ik ineens gegil, gegil waaruit angst en pijn sprak. Ik keek om en zag een hoge vlammenzuil waar eerst de grote groep mensen was geweest. Mijn vingers vonden mijn telefoon en wisten 112 te bellen.

Ineens werd ik wakker. Ik keek rond en zag dat ik in mijn eigen bed lag, in de stoffelijke omhelzing van een volledig losgewoeld hoeslaken. Langzaam begon het tot me door te dringen dat ik een nachtmerrie gehad had. Door het kiertje in de gordijnen zag ik de schemering. “Het was maar een droom”, zei ik tegen mezelf. 

Ciao,
Ingrid.

zaterdag 17 november 2012

Sinterklaas intocht

Voor veel kinderen is vandaag een grote dag. Want vandaag komt Sinterklaas aan in het land. Bij ons in de Stad is de intocht vanmiddag gepland. Eigenlijk weet ik helemaal niet hoe laat, maar meestal zo tussen twee en drie is de optocht. En die wil ik graag zien. Even mezelf weer een klein meisje voelen, en Sinterklaas en alle Pieten en alles zien.

Als ik in de Stad kom, kun je aan de mensen al precies zien waar de route van de intocht langs loopt. Als ik eindelijk maar toch een wat rustiger stukje weg tegenkom, blijf ik daar staan. Het duurt nu niet lang meer voor de stoet langskomt, want de auto's en bussen worden al omgeleid door de verkeersregelaars. Mensen gaan steeds verder naar voren staan, totdat ze ze ongeveer midden op de weg staan. Twee motoragenten rijden langs. Tsjing-boem! Klinkt het in de verte.

Hoopvol en reikhalzend sta ik op tenen over de mensen heen te kijken. Er komt inderdaad een drumband aan, het is Avanti, aan de uniformen te zien. Ze spelen vrolijke liedjes terwijl ze over de hele breedte van de weg stug rechtdoor marcheren. De mensen die in hun weg staan, stuiven gauw aan de kant. Een paar kinderen zingen luidkeels "zie ginds komt de stoomboot". Zachtjes zing ik met ze mee, terwijl ik me voorneem om op internet even naar de bijbehorende akkoorden te zoeken, zodat ik hem op mijn gitaar kan meespelen.
Eerst komen er een heleboel Pieten en verder ondersteunend personeel voorbij. Snoep-uitdeel-Pieten, schoorsteenveeg-Pieten, brandweerauto-Pieten, eenwielfietsrij-Pieten. Een heleboel arresleeën komen langs, zwaar beladen met pakjes. De belletjes die de paarden dragen klinken vrolijk. Even verderop beginnen kinderen uitbundig te juichen, en een rode mijter steekt boven alles uit.

"Daar is hij, daar is hij, daar is hij!!!", roept het kleine kinderstemmetje in mijn hoofd. Sinterklaas rijdt langs op zijn witte paard, en we zwaaien en roepen en juichen allemaal. Hij kijkt vrolijk en vriendelijk en wuift naar alle kinderen langs de route. Nog lang kijk ik hem na, zie de rode mijter langzaam verder trekken over de zee van mensen heen.

Misschien zet ik stiekem wel mijn schoen vanavond.
Je weet immers maar nooit.

Ciao,
Ingrid.

zaterdag 10 november 2012

Vrolijk kletsen

Zoals zo vaak ga ik even fluks met de bus naar de stad. Ondanks dat het nog maar het twaalf uur is, is het toch al wel druk. In de bus is een van de weinig plekjes nog vrij aan de rechterkant van het gangpad. Er zit alleen een jongedame van een jaar of zeven. Ze kletst vrolijk tegen een meneer die aan de linkerkant van het gangpad bij een wandelwagentje zit. Ze zegt Papa tegen hem.
Ik vraag haar of ik er bij mag komen zitten. Schuchter kijkt ze een keertje naar me en knikt dan. Gauw gaat ze naar buiten kijken als ik plaatsneem. Haar aanval van verlegenheid duurt niet lang, want even later begint ze vrolijk tegen me te kletsen. "De weg gaat heel snel", zegt ze. Als we bij een bushalte staan om mensen in te laten stappen, zegt ze: "kijk, nu staat de weg stil". Ik glimlach, knik en zeg: "ja en als de bus strakjes wegrijdt, gaat de weg weer heel snel.".
Even later op de busbaan stopt de bus weer bij een halte. "Waarom stoppen we?", vraagt het meisje naast me."omdat er iemand met de bus mee wil", antwoord ik terwijl de bus wegrijdt. "En zometeen moeten we stoppen omdat er iemand uit moet. Het rode lampje brandt". Ik wijs naar de rood brandende stoplamp voorin de bus. Terwijl het kind haar aandacht verdeelt tussen buiten en binnen de bus, en onderwijl vrolijk doorkletst over alles wat ze ziet, verbaas ik mij.
Dat ze dat zomaar doet, en durft. Zo praten tegen een wildvreemde. En dat haar vader dat zomaar goed vindt. Eigenlijk vind ik dat wel leuk. Vrolijk klets ik terug tegen de jongedame, zoals zij tegen mij kletst. Heel mijn leven heb ik gedacht dat ik totaal niet met kinderen kon omgaan. Misschien had ik wel helemaal ongelijk, al die tijd.

Ciao
Ingrid.

zaterdag 3 november 2012

Sint Maarten, Sint Maarten, de koeien hebben staarten

Zaterdagochtend. Op tijd ben ik al in "Staaaad" want vandaag kan ik mijn nieuwe bril ophalen. Als ik van de brillenmeneer naar het goudkantoor loop, omdat ik koffie wil, kom ik op het Waagplein twee meneren tegen die gekleed zijn in jacquet, met een echte "hoge zije" op het hoofd. Ze hebben vlaggenstokken bij zich, en een bundeltje groen-witte stof onder de arm. Ze zetten hun fiets neer op het Waagplein en staan, aan de gebaren te oordelen, te discussiëren over de indeling van het plein.

Ik besluit daarom om aan de Waagplein-kant aan het raam te gaan zitten in het goudkantoor. Want ik ben nu toch wel nieuwsgierig naar wat er gaat gebeuren straks! Een ogenblikje later zie ik twee paarden de hoek om komen. Ze trekken een ouderwetse boerenwagen, geel met rood, en een meneer op de bok in boerenkiel met klompen. De wagen is geladen met suikerbieten. Ineens valt het kwartje in mijn hoofd: ze gaan natuurlijk vanmiddag suikerbietlampionnen maken.
Als mijn koffie op is, vraagt de meneer van het goudkantoor of ik nog een kopje wil. Ik zeg ja, want dan kan ik blijven zitten kijken. Inmiddels staat er een haag van ouders om de wagen heen, en de kinderen klauteren er op en spelen met elkaar en bekijken verbaasd de suikerbieten. De meneren van de paarden leggen zorgzaam dekens over de ruggen van beide dieren. Beide paarden krijgen een liefdevol klopje op de nek. Een moeder komt naderbij, ze heeft een kind op de arm. Het kleine kinderhandje aait de paarden voorzichtig over de neus. Het is zo lief om te zien, ik word er helemaal vrolijk van. Even later aaien meer mensen de paarden over de neus. Nu durven ze dat ineens, kennelijk.

Aan de wagen worden posters opgehangen met de tekst "Het zal jou biet zijn" en "Sint Martinus". En er zijn nu vlaggen van de koninklijke vereeniging van volksvermaken. Een meneer in boerenkiel staat zo te zien aan een mevrouw uit te leggen hoe de lampionnen er uit komen te zien. Hij houdt een biet omhoog en tekent er met zijn vinger ogen en een mond op.
Het is dus inderdaad tijd voor het traditionele suikerbietlampionnenmaken.

Ciao,
Ingrid

zondag 28 oktober 2012

Slalalalala

Laatst hadden vrienden mij uitgenodigd voor het avondeten. Een van de gerechten die geserveerd werd, was sla. Een grote kom met blaadjes sla en halve eieren er in. Het zag er vrolijk en aantrekkelijk uit, met die geel-witte eieren tussen het groen. Toch riep een lelijk stemmetje achterin mijn hoofd:"konijnevoer!". Gauw legde ik dat stemmetje het zwijgen op door een flinke schep sla op mijn bord te leggen. Met een ei.

Toen ik begon te eten, stelde ik vast dat het eigenlijk best prima smaakte. Stiekem was ik daar wel verbaasd over. Het lelijke stemmetje in mijn achterhoofd riep:"ja maar dat kan niet lekker zijn, dat is konijnevoer!". "Houd toch je mond", dacht ik tegen het stemmetje. "Het smaakt hartstikke lekker en daarmee basta". Het stemmetje deed "grmbl" en daarna niks. Ik nam nog wat van de hartige taart, en ook nog een tweede portie van de sla. Want dat was best lekker. Konijnevoer of niet.

Bij de Albert Hein hebben ze ook veel maaltijdsalades. Die moet ik toch maar eens allemaal gaan proberen!

Ciao,
Ingrid.

maandag 15 oktober 2012

Vanaf de kant


Gisteren was het weer zover: de vier mijl van Groningen. Of, zoals we in Groningen kortweg zeggen: de vier mijl. Dat “van Groningen” weten we ja wel. Via-via had ik al gehoord dat er een aantal collega’s en kennissen mee zouden lopen, dus ik was van plan om zondagmiddag langs de lijn te gaan staan om ze aan te moedigen. Zo gezegd, zo gedaan. In warme kleren en een warme jas - want fris en stilstaan - toog ik zondag aan het eind van de ochtend richting viermijlroute. De wedstrijdlopers zouden om half twee van start gaan.

De hele route was al afgezet met dranghekken, maar er waren hier en daar oversteekplaatsen gemaakt, waar veel mensen gebruik van maakten. Vlakbij het news café stonden wat metalen dingen te staan die op steel drums leken. Er naast een joekel van een camera, waarschijnlijk van RTV Noord. Ik had op internet al gelezen dat die de vier mijl live op teevee en internet zouden doen. “Cross-multimediale uitzending”, kraaide een advertentie trots. Ik liep de Heerestraat in en maakte van een oversteekplaats gebruik. Dan stond ik straks alvast aan de goede kant, als ik na afloop op het hoofdstation de bus naar huis zou willen pakken. Van de vorige edities wist ik nog dat dat handig is; anders moet je omlopen via de Westerhaven. En als je drie tot vier uur gestaan hebt, is dat best wel een aardig eindje. 

Ik koos zorgvuldig positie op een stukje in de herestraat dat een laag luidsprekergehalte had, en maakte me op voor een poosje wachten. Het was nog maar kwart over één, en om half twee zouden de westrijdlopers starten. Dat betekende dat het nog minstens een half uur zou duren voordat er iets langs zou rennen. Af en toe kwam er een politiemotor langs, onderweg naar de finish, of een motor met een sticker “organisatie 4 mijl” er op. Tegen half twee kwamen er een paar vrachtwagens langs, ook onderweg naar de finish. Het kleine stemmetje in mijn achterhoofd vond meteen weer dat ik vrachtwagenchauffeur moest worden. 

En toen eventjes helemaal niks. Langs de kant was het rustig; stil zelfs. Iedereen keek reikhalzend uit naar de renners. We stonden allemaal klapklaar.

Toen kwam er in de verte een auto aan die langzaam reed, met rennende mensen er achter. Oei, dat was vast de kopgroep! We begonnen allemaal te klappen toen ze langs renden. En we bleven klappen. Eerst voor alle wedstrijdrenners, maar al gauw maakten de gele nummers plaats voor oranje en groene nummers van de bedrijvenloop. Terwijl ik klapte voor al die onbekende mensen die het toch maar mooi gedaan hadden, keek ik geïnteresseerd naar alle logo’s op de t-shirts. 
De eerste bedrijvenlooprenners liepen in een shirt waar PostNL op stond. Ook zag ik knalblauwe shirts met heel groot het VCD-logo er op, bescheiden witte shirts met Gemeente Haren er op, het waterschap noorderzijlvest liep mee, de McDonalds, Flora Holland, de RUG, verscheidene afdelingen van het UMCG en het Martini, knalrode shirts van Sogeti, blauwe shirts van MUG en de buschauffeurs van QBuzz liepen mee. Ik zag shirts met PWC en Kema er op, met Eyewish, Philips, Dienst Regelingen, DUO, GasTerra, Unigarant, de Jumbo, de dokterpost, ambulancezorg. En nog steeds geen shirtjes van Ordina. 
Verder ging het, met shirtjes met IKEA, NS, Heineken, Hooghoudt fabriek, MVGM en TKP. Te veel om op te noemen. Ik zag Meneer M. van de vierde verdieping langsrennen met een mooie lange pas. Mijn huisarts rende langs, in een knalgeel shirt van de dokterspost. De mensen van het Hooghoudt café aan de Grote Markt liepen in hun obersuniform. De KPN, de Gasunie, Menzis, Alfacollege, Noorderpoortcollege, Hanzehogeschool, het Praedinius, een paar advocatenbureaus. En zelfs een paar shirtjes met “Gemeente Wassenaar” er op. Het leek wel of heel Nederland mee deed.

Om half drie zag ik eindelijk de eerste Ordinees langsrennen. In een oranje shirt. “Ha, dus ik moet op oranje shirts letten”, dacht ik bij mezelf. Er waren maar drie of vier bedrijven die ook in oranje shirts liepen, dus dat was makkelijk. Even later kwam collega Frits K. langs, die mij hoorde, omkeek, me herkende en zwaaide. Bij elk oranje ordinashirtje klapte ik en moedigde ik aan. De renners waren zo geconcentreerd dat ze het helemaal niet doorhadden. Collega Frits K. was en bleef de enige die me gezien heeft. 

Langzaam maakten de bedrijvenloopnummers plaats voor de blauwe nummers van de recreatieloop. Mijn rug en mijn voeten begonnen me te vertellen dat ze het eigenlijk wel helemaal prima vonden. Mijn handen vonden het na al dat klappen ook wel prima eigenlijk. Tijd om de bushalte op te zoeken dus. 

Ik vind het heel knap, zes kilometer hardlopen! 

Ciao,
Ingrid.

zaterdag 6 oktober 2012

Wurmers

Drie weken heeft mijn moeder in het ziekenhuis gelegen. Drie weken lang ging ik elke dag na mijn werk naar het ziekenhuis bij haar op bezoek. Al snel had ik door dat het meestal best wel druk was in de parkeergarage, dus reed ik meestal gelijk door naar de min-derde verdieping. Daar was eigenlijk altijd wel plek zat. En omdat ik te lui ben c.q. te weinig conditie heb om drie trappen op te sjouwen met een zware laptoptasrolkoffer, heb ik vaak in de lift gestaan. Gemak dient de mens, immers.

Meestal kwam ik aan tegen een uur of vier. Dat was een tijdstip waarop veel mensen weg gingen, want er reden dan altijd meer auto's de garage uit, dan in. En als ik dan met de lift op de begane grond aankwam, stond er een hele rij te wachten voor de lift. En elke dag ging het uitstappen uit de lift hetzelfde. Elke dag waren er dezelfde kleine ergernissen:

Als de liftdeuren open gingen, kwam ik naar voren om de lift uit te stappen, met mijn tasrolkoffertje achter me aan rollend. Steevast stoven de wachtenden dan al naar voren om zich de lift in te wringen, zonder eerst te wachten tot ik uit de lift gegaan was. En als ik mezelf dan de lift uit probeerde te wurmen langs hen heen, kreeg ik vaak vuile blikken. En soms kreeg ik als cadeautje dan ook nog blauwe plekken op mijn voeten en scheenbenen. Weer een moeder/vader met wandelwagentje dat doodsbang was dat de lift zonder hen vertrok. Best wel irritant, als je dat elke dag gebeurt.

Het deed me denken aan jaren geleden. Ik was toen een week in Londen geweest, waar instappers netjes wachtten totdat uitstappers uit de lift, trein, metro, bus of wat dan ook gestapt waren. Toen ik na die week weer in Nederland terug was, ontdekte ik dat ik in een land woon van onbeschofte en ongeduldige zichzelf-erlangs-wurmers.

Net als toen neem ik mezelf voor om altijd eerst netjes te wachten totdat de uitstappers uitgestapt zijn. En als het kan, zo te gaan staan wachten dat instappende wurmers achter me staan. Zodat zij ook netjes moeten wachten totdat de uitstappers uitgestapt zijn.

Ciao,
Ingrid.

zaterdag 29 september 2012

Het leek wel een achtbaan

Sinds een paar weken ligt mijn moeder in het ziekenhuis. Ze had chemotherapie gehad, en was daardoor extra vatbaar voor virussen en zo. Toen ze een paar weken geleden ongeveer negenendertigeneenhalve graad koorts had, vond het ziekenhuis dat ze maar beter kon blijven. En ik geef ze volkomen gelijk, ook al dacht Mama er anders over (het is maar koorts hoor, zei ze).
Het herstel van Mama ging met ups en downs. Het leek wel een achtbaan. Gelukkig heb ik een hele fijne, warme familie, en een paar hele fijne goede vrienden om me heen. In nood leert men zijn vrienden kennen, zeggen ze, en het is zo.
De koorts was na een dag of vier weg - up - maar toen bleek ze vocht vast te houden - down. Ze zou er medicijnen voor krijgen - up - maar die sloegen niet aan - down. Dus moest ze gedialyseerd worden om alle vocht uit haar weefsel te halen en haar bloed te zuiveren van afvalstoffen. Alles zou goed komen - up. En toen leek het de goede kant op te gaan. Binnen een paar dagen was ze door de dialyse zes kilo lichter. Mijn familie en ik waren daar erg blij mee. Wel viel het ons op dat ze hele zware koortsuitslag had, en soms ook een beetje snufferig was. Alsof ze verkouden was, of zou worden.

Op een zondag kwam ik in het ziekenhuis bij haar op bezoek. Ze had een zuurstoffles aan haar bed hangen en een kapje op. Dat was toch wel een down. Het bleek dat ze benauwd was geweest die nacht. Heel erg benauwd. Ze was ook wat vaag, er niet helemaal bij, maar ja als je zo benauwd bent dat je extra zuurstof nodig hebt, lijkt dat ook wel logisch. Maandag zou ze naar de KNO-arts die haar benauwdheid zou behandelen. Toch weer een kleine up. Het zou vast wel weer helemaal goed komen.
Maandagochtend werd ik naar het ziekenhuis geroepen. Mama was helemaal in de war, en ook wel in paniek. Samen met een tante ging ik naar het ziekenhuis om te kijken wat er precies aan de hand was. Dat was een hele flinke down. We zijn de hele dag in het ziekenhuis geweest. Mama zo er aan toe te zien, dat brak mijn hart in wel tien miljoen stukjes. En de harten van mijn familie ook. Gedurende de week ging het langzaamaan beter met haar. Samen klauteren we uit het dal van die diepe down terug naar een up.

Gisteren vertelde Mama dat de dokters er naartoe willen werken dat ze volgende week woensdag of zo naar huis mag. Alle stukjes van mijn maandag gebroken hart zijn weer aan elkaar gegroeid tot één liefhebbend geheel. Het kopje koffie terwijl de zon door de ramen gluurt smaakt vandaag extra lekker.

Na die achtbaan van vandeweek is het heerlijk om te genieten van de simpele dingen. De zon die schijnt, een lekker kopje koffie. Even rustig op de bank zitten niksen. Toch al kostbare momenten, die nu extra kostbaar zijn.

Het zijn toch echt wel de kleine dingen die het hem doen.

Ciao,
Ingrid.

donderdag 27 september 2012

Call me honey - songtekst


Al een poosje ben ik hiermee bezig, en eindelijk vind ik in ieder geval het liedje zover af dat de songtekst publicabel is. Op de muziek moet nog even gewacht worden, daar heb ik niet zoveel tijd voor gehad de laatste tijd helaas. Soms zijn andere dingen eventjes belangrijker dan schrijven :(.

Every now and then I get so lonely
An empty house when coming home from work
There's no one to cook me dinner
No one to talk to tonight

And at those moments I wonder:

Will anybody call me honey
Will anybody call me love
Will anybody say I love you
Give me a shoulder to cry on
Will anybody 
hold 
me 
tight

Now sometimes my friends invite me over
A joy-filled house when coming home from work
She did her best to cook a great dinner
People to joke around with today

And I wonder whether I need:

To have somebody call me honey
To have somebody call me love
To have somebody say I love you
To have someone's shoulder to cry on
To have somebody 
holding 
me 
tight

Late at night, I come home from dancing
A peaceful house awaits me tonight
I pour a drink and lay down on the sofa
My thoughts are churning over everything today

And then I realize:

That I myself can call me honey
That I myself can call me love
Say to the mirror I love you
The teddybear his shoulder to cry on
All my friends are
holding
me
tight.

I wanna look at the things I have
Look away from things I have not
Realize 
the little things are so important
Be happy with 
who 
am

Now I will call myself honey
Now I will call myself  my love
say to the mirror I love you
the teddybear's shoulder to cry on
My loving friends are 
holding 
me
tight
--------------------------------------------------------------

Normaal breng ik gedichten op dit blog uit onder de licentie cc-by-nc-nd, maar voor deze songtekst maak ik een uitzondering. Licentie op Call me honey is CC-BY. 

donderdag 20 september 2012

Regenbogen en kabouters


Nu het weer herfst wordt en het dus weer regelmatig regent, kom je weer regelmatig regenbogen tegen. Ondanks dat ik weet hoe zo’n regenboog ontstaat (zie wikipedia), of eigenlijk meer dankzij dat ik weet hoe zo’n ding ontstaat - geweldig toch! - , vind ik het een wonder van de natuur. Helemaal als je ook de bijboog ziet. 

Vandeweek was ik onderweg naar het ziekenhuis toen ik even verderop een werkelijk prachtige regenboog zag. Ik zette mijn auto op een parkeerhaventje bij Kardinge en ben even uitgestapt om de boog te bewonderen. Hij was heel helder, en je kon de hele boog zien. Ik kreeg het gevoel alsof ik hem aan kon raken. En de bijboog, de tweede boog, was ook te zien. Redelijk helder zelfs. Een eindje verderop eindigden de twee bogen in een weiland. Eventjes werd ik er helemaal stil van. 

En eventjes geloofde ik heel vast in elfjes en kabouters. Ook al was er geen pot met goud aan het eind van de regenboog te vinden :)

Ciao,
Ingrid.

maandag 17 september 2012

Zon en regen


Veel mensen houden van zonneschijn. Daar worden ze vrolijk van, iedereen is dan buiten en mensen gaan overal heen met bijna niks aan want het is warm. En als het te warm is,  wat het gauw is in de zomer, kunnen ze lekker klagen over de hitte. Mensen klagen graag. Meestal hou ik ook wel van zonneschijn. Lekker op een terrasje zitten, als het wat koeler is in de zon en als het wat warmer is in de schaduw. Maar vaak is het me gauw te warm en dan vlucht ik naar de koelte van het huis of, als ik in de stad ben, naar de koelte van de airgeconditioneerde bioscoop. 

En dan op een gegeven moment is de zomer voorbij en begin iedereen te jammeren en te klagen over die rottige regen. Wat de fietsers betreft kan ik me er wel wat bij voorstellen. Ik heb vaak genoeg met een natte spijkerbroek in de schoolbanken gezeten om te weten dat dat echt niet prettig voelt. En wat auto's betreft weet ik dat sommige mensen moeite hebben met de ruitenwissers. Een dansleraar van mij had vroeger altijd moeite met het onderscheiden van de witte strepen op een nat wegdek 's avonds. Dus ja, regen heeft zo zijn nadelen.

Maar regen heeft ook zijn voordelen. Soms ga ik expres lopen als het regent. Een goede jas aan, capuchon of plu, en dan luisteren naar het getik van de regen op de paraplu. Of zonder paraplu en gewoon nat worden. Het is tenslotte niets wat een handdoek niet oplost. Maar wat ik ook wel fijn vind, vooral tijdens een harde bui, is om in de auto te zitten. En dan luisteren naar het tikken van de regen op het dak. Soms als ik thuis ben, en ik zie dat het hard gaat regenen op de buienradar, ga ik gauw in de auto zitten. Alleen maar om dat tikken te kunnen horen. 

Zo heerlijk rustgevend is dat.

Ciao,
Ingrid.

donderdag 13 september 2012

Nikserig liftgesprekje


Ik stond te wachten op de lift, omdat ik van de parkeergarage naar boven het ziekenhuis in wou. Er kwam een lift aan, waar een meneer in stond. Ik keek niet of de lift naar boven of beneden ging, maar stapte gewoon in.

"ik ga eerst nog naar beneden hoor" zei de liftmeneer.
"o, dat geeft niet", antwoordde ik.
"heb je toch een stukkie extra".
"Ja", zei ik, "een rondje van de zaak".

En toen waren we op de min-derde verdieping en moest hij uitstappen.
Als ik nou heel hip en modern koptelefoontjes opgehad had, met muziek er op, had ik dit kleine nietserige liftgesprekje zomaar gemist.

Ciao,
Ingrid

dinsdag 11 september 2012

Schrijfcafé


Een poosje geleden zag mijn moeder in de krant een stukje over iets wat schrijfcafé werd genoemd. Echt veel details gaf het stukje niet, maar er stond wel een website bij, www.schrijfplek.nl geheten. Daar stond al iets meer. Het was kennelijk bedoeld voor iedereen die schrijft. En voor iedereen die wil gaan schrijven. Ook als je denkt dat je dat niet kunt.

Zondagochtend was het zover: de eerste schrijfcafé. In het Feithhuis in de Sint Jansstraat. Ik was er op tijd, want met de volgende bus zou ik tien minuten te laat zijn geweest. Het Feithhuis was nog dicht. Ik pakte mijn telefoon en kwam er achter dat het etablissement om half elf open ging. Ik ging op een muurtje bij de Martinikerk zitten wachten. Lekker in de zon. Gaandeweg verzamelden zich meer mensen. Als ze allemaal voor het schrijfcafé kwamen, zouden we best met een leuk groepje zijn. 
Toen het Feithhuis éénmaal open was, dromde iedereen naar binnen. We moesten met minimaal drie mensen aan een tafeltje gaan zitten. Toen iedereen een plekje had, begonnen we direct. De eerste regel waar we ons aan moesten houden, was dat we niet mochten oordelen. Enkel luisteren. En we mochten ook niet oordelen over onszelf. Zelfs niet stiekem. Als je over jezelf wou oordelen, deed je dat maar nadat het was afgelopen. En toen begonnen we meteen. Met één woord, en daarna vijf regels schrijven. Precies vijf. En daarna drie minuten schrijven, en woorden onderstrepen en daar dan weer over schrijven. De juf noemde het associatief schrijven. De verhalen die we aan elkaar voorlazen, waren ontzettend leuk om naar te luisteren. En fascinerend. We begonnen allemaal met ongeveer hetzelfde en toch kwamen er zulke verschillende verhalen uit. En zo moeilijk was het niet eens om zo te schrijven. Ook de mensen die schrijven moeilijk vonden, vonden het zo helemaal niet zo moeilijk. Nou ja, omdat je niet mag oordelen, ook niet over jezelf, wordt de drempel natuurlijk wel veel lager. 

De volgende keer ga ik weer. En ik ga ook die manier van schrijven voor mezelf proberen. Wie weet wat er allemaal uit komt!

Ciao,
Ingrid.

maandag 10 september 2012

Als je allleen over straat loopt: over Femme de la Rue


Dit stukje had ik al een poos in de pen staan. Lang heb ik getwijfeld of ik het op mijn blog zetten moest. Uiteindelijk doe ik het toch maar. Want niet publiceren is struisvogelpolitiek. En struisvogelpolitiek lost meestal niet zoveel op. 



Een poosje geleden heeft een Vlaamse cineaste voor haar eindwerk een reportage/documentaire gemaakt over wat zij op straat vlakbij haar huis beleeft. Meer specifiek, over wat zij allemaal te horen krijgt. Elke dag weer. De documentaire heet "femme de la rue" en is http://www.humo.be/actua/147624/bekijk-femme-de-la-rue-de-documentaire-video <-- daar te vinden. Een poosje na het in premiere gaan van deze documentaire heeft nrcnext er een stukje aan gewijd. Toen ik het stukje van nrcnext las, waren er al meer dan vijfhonderd reacties binnengekomen. Veel ervan met akelig bekend klinkende verhalen.

Als je over praat met mannelijke kennissen, wordt het meestal weggelachen of weggehoond. Je krijgt te horen dat je er niet zo zwaar aan moet tillen, dat het onschuldig bedoeld is, en het is maar plagen en je bent zelf toch ook jong geweest. Ik leerde dat het geen zin had om er over te praten want het werd steevast gebagatelliseerd. Ik overdreef, het viel allemaal heus wel mee. Ik moest me niet zo aanstellen.

Op een gegeven moment leer je er mee leven, negeren en gauw doorlopen wordt een pavlov-reactie. Kennelijk is dat soort gedrag van mannen normaal of zo. Ze doen immers allemaal alsof het normaal is. Totdat je een documentaire ziet van een jonge Brusselse cineaste, die er voor koos om dat niet normaal te vinden. Dan ga je nadenken en besef je weer dat dat inderdaad niet normaal is. 
En je realiseert je, dat het gevolg is, dat ook echt oprecht complimenteus bedoelde onschuldige opmerkingen gewantrouwd worden. Dat je door je aangekweekte wantrouwen onschuldige, het wel goed bedoelende, mannen laat lijden onder de fouten van een kwaadwillende minderheid.

Dat je niet meer in durft te gaan op een onschuldige uitnodiging om ergens koffie te gaan drinken of een terrasje te pakken. Dat je nekharen recht overeind gaan staan als je een uitnodiging krijgt voor een jam-sessie.

Ik heb besloten om er schijt aan te hebben (nou ja, voorzover dat niet ál te onverstandig is dan). Nederland is een vrij land, en ik heb het recht om te dragen wat ik wil en te lopen waar en wanneer ik wil. Dat moeten wij vrouwen ons niet zomaar af laten pakken omdat een stelletje minderwaardige klunzen dom doen op straat. En ik ga weer bewust nadenken over wie ik wel en niet vertrouw. Mezelf die wantrouwende pavlov-reactie afleren. De meeste mannen bedoelen het wél goed en zijn wél te vertrouwen. En misschien, als de idioten dan weer vuile hoer naar me roepen, vind ik wel de moed om me om te draaien en terug te roepen: "ja dat zou je wel willen hè?" 

Misschien.

Die documentaire is een goed idee.
Nu zien mensen tenminste wat er echt gebeurt. We overdrijven niet. We zijn geen drama queens. We stellen ons niet aan. Dit gebeurt dagelijks in vele steden. Ik ben hierin niet alleen. Het ligt niet aan mij. Ik ben een mens, geen eigendom, en ik hoef niet met mij te laten sollen omdat anderen misschien vinden dat dat “hoort” of dat vrouwen minder zijn of wat dan ook. 

Ik  hoop dat er nu in ieder geval serieus over gepraat kan worden. Want je kunt pas een oplossing voor een probleem bedenken als je erkent dat het probleem bestaat.

En @Sofie Peeters: Meid, ik bewonder je! Zet hem op!

Ciao,
Ingrid  

zaterdag 8 september 2012

Verhalen zijn de baas

Veel gedichten en verhalen
Hangen in de lucht
Geduldig wachtend
Om te worden verteld

Bijgezet in de annalen
Zowel treurdicht als klucht
Lang smachtend
Naar iemand die zich openstelt

Mijn hart gaat open
Ik begin te tikken
Ze komen binnengekropen
En ik kan ze er niet uit mikken

Verhalen en gedichten komen op papier
Verhalen en gedichten nemen bezit van mij
Ik ben hun nederige tikgeit
Wil ze aan het papier snel kwijt

Verhalen spoken rond in mijn hoofd
Ik zit er bij als verdoofd
Kan er niet van slapen
Zit steeds maar weer te gapen

Als ik het opgeschreven heb
Is het vuur geblust
Eindelijk, zalige rust
Tot het volgende verhaal mij wakker kust

Groen en geel - twitterdicht en haiku

In de bus scheen de zon een twitterdicht mijn hoofd in:

In het groen
De eerste gele blaadjes
Herfst nadert

Later bedacht ik me dat hij ook als haiku kan:

In het mooie groen
De eerste gele blaadjes
De herfst nadert rap

woensdag 5 september 2012

Gedachtenlezende kok

Een weekje vakantie heb ik. Grootse plannen heb ik niet, gewoon een beetje thuis zijn, relaxen, misschien een keertje een dagkaart kopen voor de trein of zo. En verder gewoon een weekje leuke dingen doen. Toen mijn collega's vroegen waar ik heen ging, zei ik dat ik naar Tuinesië ging. En toen iemand vroeg waar dat lag, zei ik:"ten westen van balkonaria".

Dinsdag had ik ineens zin om in de stad te gaan eten. En ik dacht "ach waarom doe ik dat niet gewoon, al is het een doordeweekse dag? Ik heb ja vakantie!". Na wat twijfelen viel de keuze op het goudkantoor om er een echt uit-eten-ding van te maken. Het maandmenu was in Groninger mosterd gemarineerde biefstuk. Dat leek me wel wat, dus met een simpel voorgerecht er bij was ik helemaal verkocht. Ergens stond dat maaltijden geserveerd werden met onder andere frietjes.
Terwijl ik mijn voorgerecht op zat te peuzelen, zat ik dromerig te denken aan de tijd dat ik nog in Boxmeer gedetacheerd was. Ze stopten me toen meestal in hotel "Het wapen van Boxmeer" en daar was ik dik tevreden mee omdat dat hotel wijd en zijd bekend stond om zijn gastronomische geneugten. Een van die geneugten was een fijne portie gegratineerde aardappeltjes. Dat had ik sindsdien niet meer gehad en terwijl ik in het Goudkantoor mijn voorgerecht zat te eten, had ik ineens zo'n zin in gegratineerde aardappeltjes!

Toen het hoofdgerecht kwam, wist ik zeker dat bij het goudkantoor een gedachtenlezende kok werkt: er zat een portie gegratineerde aardappelen bij de biefstuk.

Ciao,
Ingrid.

maandag 3 september 2012

Oortjes, oortjes en oortjes

Zondagochtend vroeg. Nou ja, vroeg. Een uur of elf, dus eigenlijk laat. Maar vroeg voor de café's. Als je op dat moment in de stad bent, zijn alle café's net open en zijn overal mensen bezig met het neerzetten van tafels en stoelen voor het terras. Ik ga op een terrasje zitten dat ongeveer half af is. Een meneer is bezig de andere helft van het terras af te maken en even verderop is een meneer van de concurrent bezig met precies hetzelfde. Het valt me op dat ze allebei muziek-oortjes in hebben (en dat ze elkaar geen blik waardig gunnen).

Ook in de bus en de trein valt me dat vaak op. Iedereen heeft wel een of andere vorm van koptelefoon op. En dan zitten ze op een bankje met de ogen aan de telefoon vastgeplakt, te sms-sen of te whatsappen of iets dergelijks. Helemaal teruggetrokken in hun eigen wereldje, en zo min mogelijk te maken willen hebben met de mensen om hen heen. Dat vind ik erg jammer. En de mensen (mannen :) meestal) die wel kijken, kijken in eerste instantie naar mijn boezem. Dus daar krijg ik ook maar moeilijk oogcontact mee (hoewel ik dan stiekem wel denk dat ze wel in zijn voor een andersoortig contact dan oogcontact, maar dat wil ik dan weer niet...).

Soms wil ik ook wel eens koptelefoontjes over de oren dragen. Op die momenten dat je in de stad of zo loopt en iemand nare dingen naar je roept. Zo van die "Femme de la Rue"-achtige dingen (zelf googlen). Maar koptelefoontjes sluiten je toch wel erg af van de wereld, dus doe ik het toch niet. Want je hoort ook aardige mensen niet meer. Je weet wel, die mensen die goedemiddag zeggen bij de bushalte, en als je dag terugzegt beginnen ze misschien wel een gezellig kletspraatje over het weer of zo. Die in de bus naast je komen zitten en waarmee je op de een of andere manier heel de rit gezellig zit te kletsen over niks. En dan ben je bij de halte waar je er uit moet en denk je: "goh wat jammer dat ik er uit moet".

Vroeger droeg ik ook vaak een koptelefoontje, en zat het "grote en vooral boze buitenwereld"-idee stevig in mijn hoofd. Groot gebracht met vermaningen om nooit met vreemde mannen mee te gaan (want er liepen kinderlokkers rond in onze buurt - nu zouden dat pedofiele mensen heten denk ik) zat het wantrouwen sterk verankerd. Nu draag ik nooit meer een koptelefoontje en draag ik altijd mijn hoortoestelletjes. Want op de keper beschouwd zijn de meeste mensen eigenlijk best wel aardig. Af en toe kom je iemand tegen die niet aardig is, nou ja, dat is dan pech. Maar de meeste mensen zijn best wel oké.

Weg met de koptelefoons en leve de hoortoestelletjes!

Ciao,
Ingrid.

zondag 2 september 2012

Droomouders - alweer een gedicht

zij is diep in slaap en droomt
van ouders lief en aandachtsvol
kinderdromen goudgerand omzoomd
haar slapend gemoed schiet vol
Voor huilen is zij niet meer bang
In haar slaap glijdt een traan over haar wang

droomouders die haar knuffelen en omhelzen
geliefd en diep gelukkig voelt zij zich
droomouders fluisteren haar toe
"wij houden van je, lieve wicht"
haar slaperige droomogen vallen toe

wakker wordt zij, geheel verfrist
de mooie droom is weliswaar voorbij
maar droomouders blijven haar altijd bij

zaterdag 1 september 2012

Rok met petticoat - een gedicht

Het was qua gedichten best wel een vruchtbare dag vandaag. Vanochtend een leuke fifties rok aangetrokken omdat ik er zin in had, kreeg in de stad veel bekijks en dat resulteerde in dit:


Ik loop in de stad
In een rok met petticoat
En een jasje helderrood
Bewondering op mijn pad

Waarderende blikken krijg ik
Mensen groeten mij en kijken me na
Waar ik vandaag ook ga of sta
Ik voel hun bewonderende blik

Vandaag voel ik me mooi
Vandaag ben ik van goede zin
Zo gekleed in fifties tooi
Voel ik me net een koningin

Zonneschijn - een elfje

De zon scheen zo vrolijk toen ik op een terrasje koffie zat te drinken. Hij scheen zomaar dit elfje mijn hoofd in.

Geel
Lachende mensen
Overal heerst vrolijkheid
Zonneschijn in de stad
Zomer

dinsdag 28 augustus 2012

Ruziekind - een gedicht

Een gedicht dat mij al een poosje kriebelde. Al sinds vlak na alleenkind eigenlijk.

Zij verstopt zich op haar kamer
In bed met de dekens over haar hoofd
Oh, waren haar ouders maar verdraagzamer
Liggend luistert zij naar hen, van angst verdoofd

Het is weer ruzie thuis, rust is van de baan
Papa schreeuwt en raast en tiert
Dronken is hij, daar is geen twijfel aan
Want wat hij zegt is niet bepaald welgemanierd

Tegen Mama schreeuwt hij, die halve zool
Lieve Mama, bij wie zij altijd uithuilen mag
Als zij ontsnapt is aan de pesterij op school
Vandaag is voor haar niet echt een goede dag

Bang is zij, niet eens kan zij huilen
Stil zijnd doet de angst haar rillen
Zij zou haar ouders nu heel graag ruilen
Maar dat hoor je toch niet te willen?

Dat is lelijk, laag en zondig
Zo is haar steeds geleerd
Zij denkt kort en bondig
And're ouders willen is verkeerd

Ooit zal het over zijn, neemt zij zich voor
Met ogen dicht in fantasie wegdrijvend
Stopt zij haar vingers in haar oor
De fantasie, de mooie droom, beklijvend

Zij stelt zich voor een huisje, klein maar keurig net
Met alleen maar haar er in
Niemand die nauwkeurig op haar let
Niets doet zij tegen haar zin

Niemand die tegen haar schreeuwen zal
Niemand die haar kan bevelen
Niemand die haar afblaffen zal
Die rust zal haar nooit vervelen

Later als zij groot is, zal zij snappen
Dat het zo gemeen bedoeld niet is
Maar vandaag krijgt haar kinderziel zware klappen
Vandaag is het weer eens helemaal mis

Met grote ogen kijkt zij voor zich uit
Haar trouwe teddybeer die kijkt haar aan
Zij klemt zich vast aan zijn pluchen huid
Stille tranen over haar wangen stromen gaan 

maandag 27 augustus 2012

Stereo-horen


Zoals de meeste mensen om mij heen wel weten, heb ik hoorapparaatjes. Die heb ik ooit voorgeschreven gekregen van Ome Dokter omdat ik iets heb dat otosclerose heet (zelf googlen). Zoals alle andere dingen gaan ook hoortoestelletjes wel eens kapot.

Een poosje geleden vond ik dat mijn hoortoestellen wel wat harder gezet mochten worden. Dat vond ik al langer, maar ja, dan moet je naar de hoormeneer en zo. En dat was vreemd genoeg een drempel. Ik heb nog steeds geen idee waarom eigenlijk, maar het was wel zo.  Uiteindelijk was ik er toch zo zat van, dat ik mezelf mentaal een schop gaf en een afspraak maakte. Aan de audicien legde ik mijn probleem voor: dat ik toch wel vaak moest vragen "wat zeg je" en zulke dingen. En dat ik mijn hoortjes wel wat harder wou hebben. Hij keek in het systeem, en stelde toen voor om nieuwe schaaltjes om mijn hoortjes te laten maken. Dan zouden ze een langer "tuitje" hebben en dus dieper in de gehoorgang komen en dichterbij het trommelvlies zitten.
Vroeger op school bij natuurkunde had ik geleerd dat volume afneemt met het kwadraat van de afstand, dus ik snapte vrijwel meteen waarom hij dat wou. Zelfs nog voor hij uitlegde dat dat net is alsof je zo'n in-oor koptelefoon dieper in je oor drukt. Het leek mij ook een goed idee. Vrijwel alles wat maakt dat ik beter kan horen vind ik een goed idee :). Alles op halve kracht horen is zó lastig!! 
We spraken af dat eerst het linkertoestel gedaan zou worden en dan het rechter. Omdat het ding opgestuurd moest worden naar de fabrikant, zou het een maandje duren. Een maand later stond ik weer bij de audicien en kreeg ik mijn linkertoestel mee. Ik kon en kan er weer vet veel mee horen, dat is erg fijn. Mijn rechter leverde ik in.

Bij de fabrikant maakten ze er toen een puinhoop van, want toen ik een maand later weer bij de audicien kwam, moest hij vertellen dat mijn hoortoestel in winterswijk lag en het schaaltje er om heen in den haag of daar ergens in de buurt. Het schaamrood stond hem letterlijk op de kaken. Ik was natuurlijk niet blij, maar kwaad worden op hem kon ik ook niet want tenslotte kon hij er niks aan doen, behalve excuses en korting aanbieden. Ik accepteerde een afspraak voor over drie week. Hij beloofde om er een spoedorder van te maken. 
Drie week later kon ik mijn hoortoestel ophalen. Blij ging ik heen, kreeg mijn toestel, om te ontdekken dat hij niet paste. De audicien vermoedde dat er iets misgegaan was met het maken van een afdruk van mijn oor. Zelf denk ik stiekem dat er gewoon het verkeerde schaaltje omheen gezet was. Dat ze dingen door elkaar gehaald hadden toen ze zo aan het rommelen geweest waren. Hij maakte een nieuwe afdruk en stuurde de boel opnieuw op. Afgelopen week kon ik mijn hoortje weer ophalen. Hij paste precies.

Nu heb ik ontdekt dat ik er aan moet wennen dat ik dingen kan horen met rechts. Nog steeds heb ik vaak het gevoel dat mijn rechteroor "uit staat", waarschijnlijk omdat ik zo'n drie maanden met alleen een linkertoestel rondgelopen heb. Soms ben ik er gewoon helemaal duizelig van, van dat stereo-horen. En soms heb ik het idee dat mijn rechtertoestel wel wat harder mag. 

Maar toch is het *heel erg ontzettend* fijn om aan de rechterkant weer wat te kunnen horen!

Ciao,
Ingrid.

zaterdag 25 augustus 2012

Kattenbezoek

Sinds een paar dagen hangt hij rond op de parkeerplaats. Op de een of andere manier vindt hij mij erg leuk want hij zit, staat of loopt steeds in mijn tuin. Soms, als ik naar buiten of naar binnen ga, probeert hij stiekem naar binnen te glippen. Maar meestal merk ik dat toch. Soms omdat ik over hem struikel, soms omdat hij ineens in de gang staat te klagen.

Mauwmauwmauw klinkt het dan.
Met van die zielige oogjes naar mij opkijkend.
Of hij draait om mij heen, steeds kopjes gevend aan mijn laarzen zodat ik geen stap meer kan verzetten zonder mijn nek over hem te breken.

Ik moet zeggen dat hij er wel goed uitziet. Slank, soepel, wit met zwarte vlekken. En net als allemaal kan hij soms zo lief of zielig kijken! Maar toch wil ik hem niet in huis hebben. Dus iedere keer als hij in mijn gang staat te miauwen, stuur ik hem weg. En hij luistert ook nog. Maar iedere keer komt hij weer terug. En ooit zal ik niet meer het hart hebben om hem weg te sturen. Want hij kan zo lief zijn, soms.

Een kat wil mij adopteren als zijn butler...

Ciao
Ingrid

zondag 19 augustus 2012

Terras met een sprookje


Het gaat warm worden vandaag zeggen ze. Hitterecords worden gebroken. Desondanks ben ik heel eigenwijs toch naar de stad gegaan, om in de schaduw van een parasol op een terrasje te zitten en appelsap of spa blauw of zo te drinken. Met ijs uiteraard.
Twee tafeltjes verderop zitten een man en een vrouw. Eind twintig schat ik zo. Zij kijkt verveeld om zich heen, alsof ze niet bij hem hoort maar alleen maar toevallig aan hetzelfde tafeltje zit. Maar omdat er nog heel veel lege tafeltjes zijn, lijkt me dat onwaarschijnlijk. Hij zit ingespannen en geconcentreerd naar een telefoon te turen. Een iphone zo te zien. Hij kijkt naar het schermpje en veegt wat heen en weer en tikt af en toe wat. Hij keurt de dame tegenover hem geen blik waardig. 

Zij zegt wat tegen hem.
Hij reageert niet, is met zijn telefoon aan het spelen. 
Ze zegt het nog een keer, duidelijker. 
Hij reageert nog niet. 
Ze stoot hem aan, stelt de vraag ten derden male.
Geërgerd kijkt hij op. Ze ziet toch dat hij bezig is! De geïrriteerde toon waarop hij dat zegt hoor ik twee tafeltjes verderop zelfs.

Gezellig hoor, samen een terrasje pakken. 

Gelukkig kan het ook anders.
Eén tafeltje de andere kant op zit een ouder echtpaar onder de parasol. Ze praten zo luid dat ik heel het gesprek kan horen. Ze hebben het over het weer. Dat het wel erg warm is, maar dat ze toch maar mooi boffen met al die zon op hun tweede huwelijksreisje. En ze praten over het hotel, dat dat zo netjes was en alles. En dat dat Noorderzondinges zo leuk was. Dan ineens hebben ze het over "het feest volgende week". Ik begrijp dat ze bijna vijfendertig jaar getrouwd zijn en nu een tweede huwelijksreis maken, terug naar de stad waar het vijfendertig jaar geleden begon. Stiekem werp ik een blik opzij, getroffen door de gelukkige en verliefde toon in hun stemmen. Ze zitten hand in hand verliefd naar elkaar te kijken. 

Geweldig vind ik dat. Hun geluk kan ik voelen, het is zo sterk dat het bijna tastbaar is. Alsof je het vast kunt pakken. Ze doen me denken aan een liedje waar we een leuk countrydansje op hebben. Ik weet niet meer hoe het heet, maar het gaat over dat een oude Oma vertelt over hoe ze het voor elkaar gekregen heeft om vijftig jaar gelukkig getrouwd te zijn. "We work it out, time after time" zingen ze dan in het refrein. En "our love is never in doubt, we work it out". Het is een mooi liedje.

Ik kijk uit een ooghoek nog een keer naar het tafeltje naast mij, naar het oudere echtpaar dat nu bezig is de rekening te betalen.

Het sprookje bestaat echt. 

Ciao,
Ingrid.

vrijdag 17 augustus 2012

Alleenkind

Vanmiddag had ik een poosje de tijd voordat de film begon in de bioscoop. In dat uur had ik tijd om wat losgewoelde emoties om te zetten en van me af te schrijven in een gedicht. Onderstaand gedicht, geschreven in "piggelmeestijl".

Alleenkind:

Alleen in de schoolbanken zit zij
Haar trouwste vrienden zijn papier en pen
Op het bord de sommen in een nette rij
Te makkelijk voor haar want ze heeft ze al klaar

Om zich heen kijkend naar haar klasgenoten
Die gebogen zitten te zwoegen op de som
Zwetend werken en studeren, onverdroten
Terwijl zij zich zit te koest'ren in de zon

De bel gaat en allen stuiven het schoolplein op
Met tegenzin sjokt zij er achteraan
Zij roepen tartend naar haar: "studiebol" en "varkenskop"
Eenzaam huilend sjokt zij weg door de lange laan

Thuis wacht Lieve Mama met koekjes en thee
Haar Mama vertelt zij heel 't verhaal
Mama leeft intens met haar mee
Laat haar uithuilen ten wedermaal

Dag in dag uit hetzelfde ritueel
Bang voor buiten en school wordt zij
Scheld- en pestpartijen zijn haar deel
Spitsroeden lopen door de kindermaatschappij

Het enige leuke aan school is 't leren
Want sommen maken kan zij goed
Of droom'rig luist'ren naar juffen en meneren
Als die van geschiedenis verhalen doet

Rust en vrede vindt zij pas echt
In het wand'len in de vrije natuur
Sluipend langs vlaamse gaai en specht
Geniet zij van dit zo echt en puur

De wind zo teder en fris door haar haren
Nooit scheldend of pestend op haar weg
Brengt haar zielepijn tot bedaren
Zegt "er is met jou niets mis hoor, zeg!"

Neer zijgt zij onder een boom
Een blaadje dwarrelt zachtjes op haar neer
In slaap valt zij, een mooie droom
Pestkoppen bestaan voor haar eventjes niet meer

dinsdag 14 augustus 2012

Luchtspringers



Ik zat in de bus naar de stad en keek dromerig en afwezig uit het raam naar het van Starkenborghkanaal waar we over heen reden. Er vlogen twee ogenschijnlijk erg kleine vogeltjes naast de bus door de lucht. Mijn oog bleef bij ze hangen, want vogels en vogeltjes vind ik nu éénmaal leuk om naar te kijken. Het viel me op dat ze op een manier vlogen die mij nog niet eerder was opgevallen. Een soortement van vliegen met pauzes, of haperend vliegen.

Ze sloegen steeds een paar keer met de vleugel en klapten dan de vleugels in om een paar seconden loos door de lucht te zeilen. Dan gingen de vleugeltjes weer uit en flap-flap-flap-flap, sneller dan mijn oog kon bijhouden sloegen ze weer een paar seconden met de vleugels om ze vervolgens weer in de klappen en eventjes loos door de lucht te zeilen. 
Terwijl de bus met fikse snelheid verder raasde over de busbaan bleven ze naast de bus meevliegen, steeds een beetje hoger totdat ze ver boven de bus vlogen. Flap-flap-flap-zeil....flap-flap-flap-zeil...flap-flap-flap-zeil...enzovoorts. Op het laatst zag ik alleen nog maar twee zwarte stippen die steeds in een boogje eerst een eindje omhoog gingen en dan weer eventjes naar beneden. Het zag er uit alsof ze door de lucht sprongen, zo van hoeps, hoeps, hoeps.

Luchtspringers dus.

Ik vraag me af welk "merk" vogel dat was! En of meer vogels zo vliegen. Even er over nadenkend lijkt het me dat je door zo te vliegen wel energie kunt besparen, mits je klein en licht genoeg bent om niet als een baksteen naar beneden te tuimelen tijdens de zeilperiodes. Dan zouden kleine vogeltjes wel zo kunnen vliegen, maar grote niet. Die zouden eventueel wel kunnen vliegen als een zweefvliegtuig (zoals meeuwen bijvoorbeeld doen, en albatrossen heb ik op teevee ook zweefvliegtuigachtig zien vliegen), maar niet zo met steeds de vleugels inklappen en uitvouwen. 

Strakjes toch eens googlen om mijn vogelnieuwsgierigheid te bevredigen.

Ciao,
Ingrid.

PS: inmiddels heb ik via twitter te horen gekregen dat het huismusjes zijn geweest. Nooit geweten dat die zo vlogen! Weer wat geleerd :)