maandag 19 januari 2009

Manieren

Soms heb je van die momenten.
Van die hopeloze momenten.
Zo'n moment dat mensen voordringen bij de kassa.
Zo'n moment dat je gesneden wordt op de snelweg.
Dat soort momenten.
Momenten dat je denkt: het komt niet meer goed met de manieren in ons kikkerlandje.

Nu zijn manieren altijd veranderlijk. Wat honderd jaar geleden getuigde van goede manieren, is nu ouderwets. Of zelfs ronduit onbeschoft, met de emancipatie in gedachten. Geef je nu netjes een hand als je iemand ontmoet, in de Gouden Eeuw gaf je alleen een hand om een overeenkomst te bezegelen, een deal te sluiten dus. Als je iemand ontmoette, dan boog je. En in alle tijden verzuchtten de ouderen die jeugd van tegenwoordig.... Dat schijnt zelfs bij de Romeinen al een issue te zijn geweest.

Toch vind ik het soms wel jammer dat manieren veranderen. Dat je nu niet meer netjes de deur openhoudt voor iemand, maar die onbeschoft voor zijn neus laat dichtvallen.

Maar, vraag ik me af, veranderen ze echt zo dramatisch? Want net toen ik het helemaal niet meer zag zitten, en nogal beteuterd met een kopje thee in de rij stond voor de kassa bij de LaPlace in V&D, gebeurde er iets moois. Het was druk, dus er ging een kassa bij open. Een jonge jongen, ik schat een jaar of achttien, liep naar die nieuwe kassa en gebaarde dat ik voor hem moest gaan. Ik stond tenslotte voor hem in de rij. Stomverbaasd zei ik "Dank u wel, meneer." Die jongen had toch wel goede manieren.

En later, toen ik de bioscoop uitkwam, hield een ongeveer net zo jonge jongen – niet dezelfde nee – de deur voor me open. "Dames gaan voor", zei hij.
Kennelijk bestaat het nog, fatsoenlijk gedrag en goede manieren tonen.
Ik heb dan ook besloten om koppig te volharden in het netjes "Dank u wel" en "Alstublieft" te zeggen. En netjes te beginnen met U en pas je te gaan zeggen als de ander heeft aangegeven dat dat mag. En bij de buschauffeur netjes te vragen "Zou ik een eurokaartje mogen, meneer?".

Daar blijf ik koppig het goede voorbeeld in geven.
Want iemand moet dat toch doen!

Ciao,
Ingrid.

zaterdag 10 januari 2009

Koning Winter en ik

We hebben hem allemaal goed leren kennen de afgelopen dagen.
Zijn heerschappij was deze week overduidelijk.
Koning Winter is volop aanwezig in Nederland.
En ik vind het maar niks.

Het begint vorig weekend, met sneeuw en kou buiten als ik 's ochtends de gordijnen open doe. Op de radio waarschuwingen wegens gladheid, sneeuw en ijzel. Jakkes. En ik moet naar mijn werk, dus lekker weer onder de warme dekens kruipen zit er niet in.

Ergens verderop in de week hoor ik 's avonds op de radio de weersvoorspelling. Temperaturen tot min vijftien en in het binnenland mogelijk nog lager. Vermaningen dat zout strooien op je stoep geen zin heeft omdat ook zout water bij die temperaturen bevriest. Een nieuwsbericht dat de hulpdiensten naarstig op zoek zijn naar notoire buitenslapers, die moeten allemaal naar de daklozenopvang omdat ze anders dood vriezen of iets in die trant. Mijn gedachten zijn niet met het nieuws meegelopen, die staan nog stil bij de genoemde temperatuur. Min vijftien? Het lijkt wel Siberië. Vanavond iets leuks gaan doen? En dan door die kou heen? Nee dank je, ik blijf wel veilig thuis, met een kop warme chocolademelk in mijn handen terwijl ik in stilte de uitvinder van de Centrale Verwarming bedank.

Koning Winter en ik hebben niet zoveel met elkaar. Ik kan met die man niet door één deur, met zijn jaarlijkse sneeuw-, ijs-, schaats- en unoxmutsellende. Luisterend naar een nieuwsbericht over hoeveel mensen vandaag in wakken zijn terechtgekomen tijdens het schaatsen zucht ik.Ik verlang naar warm weer, naar lekker op een terrasje zitten of door een zalig zachte milde zomerregen lopen.

Waar blijft nou dat broeikaseffect?

Ciao,
Ingrid.