Posts tonen met het label blog. Alle posts tonen
Posts tonen met het label blog. Alle posts tonen

maandag 7 januari 2013

Wandelend weerbaar

"Kom", dacht ik laatst, "laat ik eens naar de stad wandelen". Dat had ik sinds mijn overspannenheid niet meer gedaan. Het was droog en het zou droog blijven, dus die dag was een mooie dag om weer met naar-de-stad-lopen te beginnen, zo dacht ik. Het was boven nul, dus ik kon lekker zittende cowboylaarzen aantrekken in plaats van de lelijke verstandige sneeuwlaarzen. Jas aan, sleutels mee, en ik kon op pad.

Het eerste stuk van de wandeling leidt door mijn wijk en dan een stukje over de brug over de ringweg en het fietspad richting de draaibrug. Daarna loop je gewoon de weg af, de hoek om en weer de weg af en dan ben je er. "Immer gerade aus und links um die Ecke", noemde een kennis van mij dat vroeger altijd. Het gebeurde op het eerste stuk.

Er kwam een meneer naast me lopen. Ik had mijn hoortoestelletjes niet in, en kon dus maar moeilijk verstaan wat hij zei. Eerlijk gezegd deed ik er ook niet veel moeite voor, want hij had iets griezeligs. Ik ving de woorden "hoer" en "lekkere slet" op, en iets over wat drinken bij hem thuis. Dit was niet goed. Dit was helemáál niet goed. "Waarom komen ze ook altijd achter míj aan!", dacht ik kwaad bij mezelf. Paniekerig probeerde ik te bedenken wat we op weerbaarheidscursus geleerd hadden over een situatie als deze. Rustig en diep ademhalen. Gronden. Rechtop staan. Zelfvertrouwen uitstralen. Denk aan het plankje dat je doorgeslagen hebt. Dat je sterker bent dat je denkt. Duidelijk zeggen wat je niet en wel wilt en waarom. Van je af slaan als het moet. 
Voordat ik iets kon doen, hoorde ik een vrouwenstem achter me roepen:"hey hallo!". Een onbekende vrouw kwam naar me toe, omhelsde me omstandig en riep iets over "zo lang niet gezien". De hond die ze bij zich had gromde naar de lastigvallende man, die ik geen meneer meer wil noemen en die zich inmiddels had omgedraaid en vlot wegliep. 

We liepen samen een stukje op terwijl de zwart-wit gevlekte hond om ons heen dartelde. "Sorry hoor", zei ze, "maar ik stond naar buiten te kijken en zag wat er gebeurde. Ik heb mijn jas gepakt en de hond geroepen en ben naar buiten gerend". Ik wist even niet wat ik zeggen moest, helemaal overdonderd wist ik uiteindelijk een zacht "bedankt" er uit te wringen. Ik wist weer waarom ik ooit gestopt ben met naar de stad lopen. 
"Nou, hier moet ik naar rechts", zei de onbekende mevrouw. Ik omhelsde haar, nu echt, en bedankte haar dat ze gedaan had wat ze gedaan had. "Geen probleem", zei ze,"zolang je maar wel belooft dat je, als je het ooit tegenkomt, voor een ander doet wat ik net voor jou heb gedaan. Mensen moeten lief en vriendelijk voor elkaar zijn." Ze zwaaide ten afscheid. "Fijne feestdagen!", riep ze nog.

Terwijl ik verder liep zakte mijn hart, die bovenin mijn keel zat, langzaam terug naar zijn normale plek in mijn borstkas. Brrrr. Het vaste voornemen om voor een ander te doen wat die volkomen onbekende vrouw voor mij gedaan had, verankerde zich met iedere stap steviger in mijn denken. 

Naastenliefde is iets heel moois.

Ciao,
Ingrid.

donderdag 27 december 2012

Schaatsen in de stad

Midden in het centrum van de stad hebben ze een ijsbaan. Een kleintje maar, maar toch een heuse ijsbaan. Dat hebben ze al een paar jaar, en dit jaar ligt hij zo, dat ik hem goed kan zien van achter het raam van het Goudkantoor. En dat is leuk om naar te kijken, lekker relaxt met een kopje koffie kijken hoe de mensen heen en weer zwieren en kijken hoe de obermeneer de terrasverwarming ophangt.

Vandaag is het niet megadruk op de schaatsbaan, maar er zijn genoeg mensen om veel te kijken te hebben. De meesten hebben knaloranje schaatsen aan, die er wel wat uitzien als ijshockeyschaatsen. Een meisje heeft witte schaatsen aan en een jongedame doet het op echte kunstschaatsen, met zo een hoge witte schoen en van die hele lange veters, net als op de televisie bij wedstrijden. Twee kleine kinderen krabbelen onbeholpen op van die dubbel-ijzer-kinderschaatjes, terwijl ze angstig steun zoeken bij Papa en Mama.

Bij het zien van de kinderen moet ik denken aan die schaarse wintermomenten uit mijn eigen jeugd. De vijver was dan bevroren en iedereen van school ging schaatsen. Een heleboel klasgenoten konden het zelfs al best goed. Terwijl ik dan, weer eens gevallen, opkeek naar de kinderen die al zo goed konden schaatsen, voelde ik me altijd een enorme sukkel. Maar toch krabbelde ik dan weer overeind en stond te zwikken en te zwaaien op mijn houtjes terwijl ik met de moed der wanhoop iets probeerde te doen wat op schaatsen leek. Toen wist ik nog niet dat het helemaal niet erg is om iets niet goed te kunnen. Er zijn altijd wel andere dingen die je wel goed kunt. En je kunt leren.

Terwijl die herinneringen vrolijk door mijn hoofd buitelen, bewonder ik de mensen die met zoveel ogenschijnlijk gemak schaatsen. En het is zo fijn om te zien hoeveel plezier ze er in hebben. Een meisje valt, ze staat op, haalt haar schouders op, lacht even heel charmant en gaat meteen weer verder.

Schaatsen is net als het leven. Je valt en staat weer op en gaat weer verder.
Ik blijf graag nog even kijken naar al dat ijsplezier.

Ciao,
Ingrid.

woensdag 19 december 2012

Borrelen met hoortoestel


De meeste mensen in mijn omgeving weten dat ik hoortoestellen draag, vanwege mijn otosclerose. Door die hoortoestellen hoor ik weer redelijk goed, maar ze versterken natuurlijk wel alle geluiden evenveel. Meestal is dat geen probleem, maar laatst hadden we op de zaak een kerstborrel-buffet-receptie. En dan wordt het wel een probleem, want iedereen praat al netwerkend met iedereen natuurlijk. Al dat geluid samen komt dan als een soort muur op je af.

“Een blokgolf”, noemde een begripvolle collega het laatst. Zijn vader had hetzelfde, vertelde hij.

Gelukkig heb ik collega’s die dat snappen, en die mij al zolang kennen dat ze automatisch en heel anti-blokgolf wat harder gaan praten als ik er bij kom staan. Dat rekening houden met mijn hoorproblemen vind ik erg fijn, want dan voel je meteen dat je er bij hoort. En erbij horen is fijn. 
Als mensen het niet weten en te zacht praten, is het niet erg. Dan kun je gewoon vertellen dat je een hoorprobleem hebt en dan praten ze harder. Maar meestal blijft dat maar even; na een paar minuten zakken ze vaak weer terug naar hun oude volume. Begrijpelijk, want dat is hun gewoonte, en een gewoonte is nou eenmaal moeilijk te doorbreken. Maar vervelend is het wel, want halverwege het gesprek kun je het dan ineens niet meer volgen terwijl mensen verwachten dat je het wel hoort. Dan voel je je alsof je er ineens niet meer bij hoort.

Bij een borrel of gelijksoortige gelegenheid heb je dan ook nog eens het rumoer. De muur van geluid, waar het gesprek compleet in verdrinkt. Dan is het extra vervelend als je het gesprek maar moeilijk hoort. Maar met veel concentratie en wat schamele lipleeskunsten lukt het meestal toch. Kost veel moeite en veel concentratie, maar dan heb je ook wat. Je hoort bij, met hoortoestel en al. En erbij horen voelt fijn. 

Maar als ik na zo’n kerstborrel thuis ben, ben ik wel helemaal kapot. Te veel geluid gehad. “Mien oor’n toet’n d’r nog van”, zei mijn Oma vroeger wel eens. En zo voelt het dan inderdaad. Alsof alle gesprekken en rumoer nog in je oren gonzen. 

Op die momenten ben ik extra blij dat mijn naaste collega’s om mijnentwil meestal wat harder praten. Dat maakt het allemaal nét dat beetje makkelijker. 

Ciao,
Ingrid.

vrijdag 14 december 2012

Wit, glad en mooi


Als ik naar buiten kijk, zie ik sneeuw. Het valt flink, blijft een paar dagen liggen en smelt dan weer weg. Op Facebook zie ik foto's waarop de rest van Nederland zalig groen en warm lijkt, nou ja, min of meer dan, maar hier balanceren we de afgelopen paar weken steeds rond het vriespunt. Of het leuk is, of niet, daarover wisselen de meningen sterk. 

Ik vind het wel erg mooi, vooral als de sneeuw nog vers is, onbedorven door pekelwagens enzo. Dan is het net alsof je in een Anton-Pieck-kerstkaart woont. Met binnen de warme kachel, en de kerstboom. In iTunes de kerstliedjes-afspeellijst aanzetten. Kerstliedjes oefenen op de gitaar. En soms heb ik ook zomaar zin om te wandelen in dat mooie landschap. Dan trek ik warme kleren en de lelijke maar o zo stevige laarzen aan, en ga ik op pad. Even door de wijk lopen, of een eindje door het recreatiegebied dat bijna in mijn achtertuin ligt. Of ik pak de auto en rij naar het park aan de andere kant van de stad om daar te lopen. 
Mooi hoor, die sneeuw! Laatst kwam ik thuis van het werk en hadden de kinderen van de bovenburen een prachtige sneeuwpop gemaakt. En hij stond in mijn tuin. Dat was leuk thuiskomen. 

Helaas is het voor niet iedereen zo fijn. Mensen die slecht ter been zijn, zitten met zulk weer min of meer thuis gevangen. Ze kunnen nergens zomaar even heen, want glad. Een kennis van mij durft amper in de auto te stappen. Want glad. Ik probeer ze moed in te praten, maar dat is soms best lastig. Uiteindelijk is moed toch iets wat je in jezelf moet vinden, een ander kan je hoogstens helpen zoeken maar het vinden moet je kennelijk toch zelf doen.
Mijn moeder heeft het in zichzelf gevonden. Zij durfde eerst ook niet weg, want glad. Toen ging ik met haar boodschappen doen, en zag ze een mevrouw die ook met een rollator liep rustig over het bestrooide en geveegde fietspad lopen. "Oh", zei ze gelijk, "zo ga ik het ook doen". Even was het stil, en toen zei ze dat het haar zojuist te binnen was geschoten dat ze nog ergens van die tegen-gladheid-onder-de-schoen-bind-dingen moest hebben. Die ging ze maar gauw opzoeken. Dan kon ze er toch nog uit. Ik verzekerde haar dat het in de binnenstad meestal mooi schoon was, en dat ze ook op de webcam van de regionale omroep kon zien of het schoon was. Dan kon ze bij de Hema een kopje koffie drinken als ze daar zin in had.

En nu gaat ze er weer uit, en overal naartoe. Vertelt me pas achteraf dat ze hier en daar heen geweest is. Met de rollator in de bus, met de stevige schoenen met spekzolen aan, en de tegen-gladheid-onder-de-schoen-bind-dingen in het mandje van de rollator. Of onder haar schoenen. Ze laat zich niet klein krijgen. Bij de pakken neerzitten komt in haar woordenboek nog steeds niet voor. 

Ik ben zo ongelooflijk trots op haar! 

Ciao,
Ingrid.

donderdag 6 december 2012

Angola in de sneeuw


Vandeweek ben ik samen met een goede vriendin naar de Oosterpoort geweest. Naar iets wat “World sessions” heette. Dat is een serie voorstellingen met muziek van over de hele wereld. De vorige keer dat we daarheen gingen, hadden ze een spaanse groep (Calima) en dat was erg mooie muziek. Vandeweek hadden ze een artieste op het programma staan die Aline Frazao heette en die, zo bleek die avond, mooi kan zingen.

De voorstelling begon met een introductiefilmpje, waarin ze vertelde dat ze uit Angola in Afrika kwam. Ze vertelde onder andere ook in dat filmpje dat ze naar Lissabon verhuisde om te gaan studeren. Toen ze uitlegde dat ze heel erg moest wennen aan de kou en de seizoenen, was ik best wel verrast. Als je uit een heel warm land komt, is dat natuurlijk eigenlijk best logisch, maar daar had ik zo gauw niet over nagedacht; bij de gedachte aan mediterrane landen (waar ik Portugal stiekem ook toe reken ook al ligt dat niet aan de Middellandse Zee maar aan de Atlantische Oceaan) denk ik als Noord-Europeaan toch het eerst aan warmte. Of in elk geval warmer dan hier. Maar zij moest heel erg wennen: je hebt ineens vier seizoenen, en temperaturen onder de vijftien graden celcius boven nul. 

Zo blijkt maar weer dat alles een kwestie is van perspectief. 

Vanochtend stond ik op en zag ik dat de sneeuw die al een paar dagen viel eindelijk is blijven liggen. Direct moest ik weer aan die Angolese dame denken, en ik vroeg me af wat zij van die kou en die sneeuw zou vinden. Zou ze al vaak sneeuw gezien hebben? 

Later in de ochtend sta ik tijdens een RSI-rustpauze uit het raam te kijken hoe het buiten langzaam licht wordt. En even denk ik er weer aan, en probeer ik het me voor te stellen. Hoe zou iemand uit een warm land tegen sneeuw aankijken?

Ciao,
Ingrid.

zondag 25 november 2012

Strandelijke nachtmerrie


Aan het strand was het. Het was erg mooi weer, hoogzomer, met een intens blauwe zee en lucht en het zachtste, geelste strandzand dat je je voorstellen kunt. Iedereen genoot van strand en zee, mensen kletsten en lachten. Kinderen speelden volop. Op een rustig plekje strand zat ik naast de picknickmand en keek naar heel het gebeuren. Zo vrolijk!

Ineens was er iets veranderd. Mensen kletsten en lachten niet, en kinderen speelden niet. Iedereen groepte samen in de verte, er werd geroepen om 1-1-2. Ik rende er naartoe, want wie weet kon ik als EHBO’er wat doen. Er lag een ouderwetse fiat 500 in het water, hij had een hele vieze snottebelgele kleur en hij stak ongeveer half boven water uit. Er dreven twee dode mensen in. Verbaasd vroeg ik me af hoe dat zo gekomen was zonder dat iemand dat merkte. Op het water om de auto dreven mooie regenbogen, waar kinderen opgetogen mee speelden. Ik realiseerde me dat dat betekende dat de auto brandstof lekte. Ik zei dat tegen de mensen die rookten. 
Ze lachten me uit, wuifden mijn zorgen weg. Ik moest niet zo domme muppet zijn, het zou allemaal wel meevallen. En ze stonden in het water immers. Water brandde niet, dat wist iedereen. Ik probeerde het nog eens uit te leggen, werd uitgelachen, uitgescholden en weggejaagd. Langzaam, met hangende schouders, slofte ik terug naar mijn picknickmand in de verte. 

Achter mijn rug hoorde ik ineens gegil, gegil waaruit angst en pijn sprak. Ik keek om en zag een hoge vlammenzuil waar eerst de grote groep mensen was geweest. Mijn vingers vonden mijn telefoon en wisten 112 te bellen.

Ineens werd ik wakker. Ik keek rond en zag dat ik in mijn eigen bed lag, in de stoffelijke omhelzing van een volledig losgewoeld hoeslaken. Langzaam begon het tot me door te dringen dat ik een nachtmerrie gehad had. Door het kiertje in de gordijnen zag ik de schemering. “Het was maar een droom”, zei ik tegen mezelf. 

Ciao,
Ingrid.

zaterdag 17 november 2012

Sinterklaas intocht

Voor veel kinderen is vandaag een grote dag. Want vandaag komt Sinterklaas aan in het land. Bij ons in de Stad is de intocht vanmiddag gepland. Eigenlijk weet ik helemaal niet hoe laat, maar meestal zo tussen twee en drie is de optocht. En die wil ik graag zien. Even mezelf weer een klein meisje voelen, en Sinterklaas en alle Pieten en alles zien.

Als ik in de Stad kom, kun je aan de mensen al precies zien waar de route van de intocht langs loopt. Als ik eindelijk maar toch een wat rustiger stukje weg tegenkom, blijf ik daar staan. Het duurt nu niet lang meer voor de stoet langskomt, want de auto's en bussen worden al omgeleid door de verkeersregelaars. Mensen gaan steeds verder naar voren staan, totdat ze ze ongeveer midden op de weg staan. Twee motoragenten rijden langs. Tsjing-boem! Klinkt het in de verte.

Hoopvol en reikhalzend sta ik op tenen over de mensen heen te kijken. Er komt inderdaad een drumband aan, het is Avanti, aan de uniformen te zien. Ze spelen vrolijke liedjes terwijl ze over de hele breedte van de weg stug rechtdoor marcheren. De mensen die in hun weg staan, stuiven gauw aan de kant. Een paar kinderen zingen luidkeels "zie ginds komt de stoomboot". Zachtjes zing ik met ze mee, terwijl ik me voorneem om op internet even naar de bijbehorende akkoorden te zoeken, zodat ik hem op mijn gitaar kan meespelen.
Eerst komen er een heleboel Pieten en verder ondersteunend personeel voorbij. Snoep-uitdeel-Pieten, schoorsteenveeg-Pieten, brandweerauto-Pieten, eenwielfietsrij-Pieten. Een heleboel arresleeën komen langs, zwaar beladen met pakjes. De belletjes die de paarden dragen klinken vrolijk. Even verderop beginnen kinderen uitbundig te juichen, en een rode mijter steekt boven alles uit.

"Daar is hij, daar is hij, daar is hij!!!", roept het kleine kinderstemmetje in mijn hoofd. Sinterklaas rijdt langs op zijn witte paard, en we zwaaien en roepen en juichen allemaal. Hij kijkt vrolijk en vriendelijk en wuift naar alle kinderen langs de route. Nog lang kijk ik hem na, zie de rode mijter langzaam verder trekken over de zee van mensen heen.

Misschien zet ik stiekem wel mijn schoen vanavond.
Je weet immers maar nooit.

Ciao,
Ingrid.

zaterdag 10 november 2012

Vrolijk kletsen

Zoals zo vaak ga ik even fluks met de bus naar de stad. Ondanks dat het nog maar het twaalf uur is, is het toch al wel druk. In de bus is een van de weinig plekjes nog vrij aan de rechterkant van het gangpad. Er zit alleen een jongedame van een jaar of zeven. Ze kletst vrolijk tegen een meneer die aan de linkerkant van het gangpad bij een wandelwagentje zit. Ze zegt Papa tegen hem.
Ik vraag haar of ik er bij mag komen zitten. Schuchter kijkt ze een keertje naar me en knikt dan. Gauw gaat ze naar buiten kijken als ik plaatsneem. Haar aanval van verlegenheid duurt niet lang, want even later begint ze vrolijk tegen me te kletsen. "De weg gaat heel snel", zegt ze. Als we bij een bushalte staan om mensen in te laten stappen, zegt ze: "kijk, nu staat de weg stil". Ik glimlach, knik en zeg: "ja en als de bus strakjes wegrijdt, gaat de weg weer heel snel.".
Even later op de busbaan stopt de bus weer bij een halte. "Waarom stoppen we?", vraagt het meisje naast me."omdat er iemand met de bus mee wil", antwoord ik terwijl de bus wegrijdt. "En zometeen moeten we stoppen omdat er iemand uit moet. Het rode lampje brandt". Ik wijs naar de rood brandende stoplamp voorin de bus. Terwijl het kind haar aandacht verdeelt tussen buiten en binnen de bus, en onderwijl vrolijk doorkletst over alles wat ze ziet, verbaas ik mij.
Dat ze dat zomaar doet, en durft. Zo praten tegen een wildvreemde. En dat haar vader dat zomaar goed vindt. Eigenlijk vind ik dat wel leuk. Vrolijk klets ik terug tegen de jongedame, zoals zij tegen mij kletst. Heel mijn leven heb ik gedacht dat ik totaal niet met kinderen kon omgaan. Misschien had ik wel helemaal ongelijk, al die tijd.

Ciao
Ingrid.

zaterdag 3 november 2012

Sint Maarten, Sint Maarten, de koeien hebben staarten

Zaterdagochtend. Op tijd ben ik al in "Staaaad" want vandaag kan ik mijn nieuwe bril ophalen. Als ik van de brillenmeneer naar het goudkantoor loop, omdat ik koffie wil, kom ik op het Waagplein twee meneren tegen die gekleed zijn in jacquet, met een echte "hoge zije" op het hoofd. Ze hebben vlaggenstokken bij zich, en een bundeltje groen-witte stof onder de arm. Ze zetten hun fiets neer op het Waagplein en staan, aan de gebaren te oordelen, te discussiëren over de indeling van het plein.

Ik besluit daarom om aan de Waagplein-kant aan het raam te gaan zitten in het goudkantoor. Want ik ben nu toch wel nieuwsgierig naar wat er gaat gebeuren straks! Een ogenblikje later zie ik twee paarden de hoek om komen. Ze trekken een ouderwetse boerenwagen, geel met rood, en een meneer op de bok in boerenkiel met klompen. De wagen is geladen met suikerbieten. Ineens valt het kwartje in mijn hoofd: ze gaan natuurlijk vanmiddag suikerbietlampionnen maken.
Als mijn koffie op is, vraagt de meneer van het goudkantoor of ik nog een kopje wil. Ik zeg ja, want dan kan ik blijven zitten kijken. Inmiddels staat er een haag van ouders om de wagen heen, en de kinderen klauteren er op en spelen met elkaar en bekijken verbaasd de suikerbieten. De meneren van de paarden leggen zorgzaam dekens over de ruggen van beide dieren. Beide paarden krijgen een liefdevol klopje op de nek. Een moeder komt naderbij, ze heeft een kind op de arm. Het kleine kinderhandje aait de paarden voorzichtig over de neus. Het is zo lief om te zien, ik word er helemaal vrolijk van. Even later aaien meer mensen de paarden over de neus. Nu durven ze dat ineens, kennelijk.

Aan de wagen worden posters opgehangen met de tekst "Het zal jou biet zijn" en "Sint Martinus". En er zijn nu vlaggen van de koninklijke vereeniging van volksvermaken. Een meneer in boerenkiel staat zo te zien aan een mevrouw uit te leggen hoe de lampionnen er uit komen te zien. Hij houdt een biet omhoog en tekent er met zijn vinger ogen en een mond op.
Het is dus inderdaad tijd voor het traditionele suikerbietlampionnenmaken.

Ciao,
Ingrid

zondag 28 oktober 2012

Slalalalala

Laatst hadden vrienden mij uitgenodigd voor het avondeten. Een van de gerechten die geserveerd werd, was sla. Een grote kom met blaadjes sla en halve eieren er in. Het zag er vrolijk en aantrekkelijk uit, met die geel-witte eieren tussen het groen. Toch riep een lelijk stemmetje achterin mijn hoofd:"konijnevoer!". Gauw legde ik dat stemmetje het zwijgen op door een flinke schep sla op mijn bord te leggen. Met een ei.

Toen ik begon te eten, stelde ik vast dat het eigenlijk best prima smaakte. Stiekem was ik daar wel verbaasd over. Het lelijke stemmetje in mijn achterhoofd riep:"ja maar dat kan niet lekker zijn, dat is konijnevoer!". "Houd toch je mond", dacht ik tegen het stemmetje. "Het smaakt hartstikke lekker en daarmee basta". Het stemmetje deed "grmbl" en daarna niks. Ik nam nog wat van de hartige taart, en ook nog een tweede portie van de sla. Want dat was best lekker. Konijnevoer of niet.

Bij de Albert Hein hebben ze ook veel maaltijdsalades. Die moet ik toch maar eens allemaal gaan proberen!

Ciao,
Ingrid.

maandag 15 oktober 2012

Vanaf de kant


Gisteren was het weer zover: de vier mijl van Groningen. Of, zoals we in Groningen kortweg zeggen: de vier mijl. Dat “van Groningen” weten we ja wel. Via-via had ik al gehoord dat er een aantal collega’s en kennissen mee zouden lopen, dus ik was van plan om zondagmiddag langs de lijn te gaan staan om ze aan te moedigen. Zo gezegd, zo gedaan. In warme kleren en een warme jas - want fris en stilstaan - toog ik zondag aan het eind van de ochtend richting viermijlroute. De wedstrijdlopers zouden om half twee van start gaan.

De hele route was al afgezet met dranghekken, maar er waren hier en daar oversteekplaatsen gemaakt, waar veel mensen gebruik van maakten. Vlakbij het news café stonden wat metalen dingen te staan die op steel drums leken. Er naast een joekel van een camera, waarschijnlijk van RTV Noord. Ik had op internet al gelezen dat die de vier mijl live op teevee en internet zouden doen. “Cross-multimediale uitzending”, kraaide een advertentie trots. Ik liep de Heerestraat in en maakte van een oversteekplaats gebruik. Dan stond ik straks alvast aan de goede kant, als ik na afloop op het hoofdstation de bus naar huis zou willen pakken. Van de vorige edities wist ik nog dat dat handig is; anders moet je omlopen via de Westerhaven. En als je drie tot vier uur gestaan hebt, is dat best wel een aardig eindje. 

Ik koos zorgvuldig positie op een stukje in de herestraat dat een laag luidsprekergehalte had, en maakte me op voor een poosje wachten. Het was nog maar kwart over één, en om half twee zouden de westrijdlopers starten. Dat betekende dat het nog minstens een half uur zou duren voordat er iets langs zou rennen. Af en toe kwam er een politiemotor langs, onderweg naar de finish, of een motor met een sticker “organisatie 4 mijl” er op. Tegen half twee kwamen er een paar vrachtwagens langs, ook onderweg naar de finish. Het kleine stemmetje in mijn achterhoofd vond meteen weer dat ik vrachtwagenchauffeur moest worden. 

En toen eventjes helemaal niks. Langs de kant was het rustig; stil zelfs. Iedereen keek reikhalzend uit naar de renners. We stonden allemaal klapklaar.

Toen kwam er in de verte een auto aan die langzaam reed, met rennende mensen er achter. Oei, dat was vast de kopgroep! We begonnen allemaal te klappen toen ze langs renden. En we bleven klappen. Eerst voor alle wedstrijdrenners, maar al gauw maakten de gele nummers plaats voor oranje en groene nummers van de bedrijvenloop. Terwijl ik klapte voor al die onbekende mensen die het toch maar mooi gedaan hadden, keek ik geïnteresseerd naar alle logo’s op de t-shirts. 
De eerste bedrijvenlooprenners liepen in een shirt waar PostNL op stond. Ook zag ik knalblauwe shirts met heel groot het VCD-logo er op, bescheiden witte shirts met Gemeente Haren er op, het waterschap noorderzijlvest liep mee, de McDonalds, Flora Holland, de RUG, verscheidene afdelingen van het UMCG en het Martini, knalrode shirts van Sogeti, blauwe shirts van MUG en de buschauffeurs van QBuzz liepen mee. Ik zag shirts met PWC en Kema er op, met Eyewish, Philips, Dienst Regelingen, DUO, GasTerra, Unigarant, de Jumbo, de dokterpost, ambulancezorg. En nog steeds geen shirtjes van Ordina. 
Verder ging het, met shirtjes met IKEA, NS, Heineken, Hooghoudt fabriek, MVGM en TKP. Te veel om op te noemen. Ik zag Meneer M. van de vierde verdieping langsrennen met een mooie lange pas. Mijn huisarts rende langs, in een knalgeel shirt van de dokterspost. De mensen van het Hooghoudt café aan de Grote Markt liepen in hun obersuniform. De KPN, de Gasunie, Menzis, Alfacollege, Noorderpoortcollege, Hanzehogeschool, het Praedinius, een paar advocatenbureaus. En zelfs een paar shirtjes met “Gemeente Wassenaar” er op. Het leek wel of heel Nederland mee deed.

Om half drie zag ik eindelijk de eerste Ordinees langsrennen. In een oranje shirt. “Ha, dus ik moet op oranje shirts letten”, dacht ik bij mezelf. Er waren maar drie of vier bedrijven die ook in oranje shirts liepen, dus dat was makkelijk. Even later kwam collega Frits K. langs, die mij hoorde, omkeek, me herkende en zwaaide. Bij elk oranje ordinashirtje klapte ik en moedigde ik aan. De renners waren zo geconcentreerd dat ze het helemaal niet doorhadden. Collega Frits K. was en bleef de enige die me gezien heeft. 

Langzaam maakten de bedrijvenloopnummers plaats voor de blauwe nummers van de recreatieloop. Mijn rug en mijn voeten begonnen me te vertellen dat ze het eigenlijk wel helemaal prima vonden. Mijn handen vonden het na al dat klappen ook wel prima eigenlijk. Tijd om de bushalte op te zoeken dus. 

Ik vind het heel knap, zes kilometer hardlopen! 

Ciao,
Ingrid.

zaterdag 6 oktober 2012

Wurmers

Drie weken heeft mijn moeder in het ziekenhuis gelegen. Drie weken lang ging ik elke dag na mijn werk naar het ziekenhuis bij haar op bezoek. Al snel had ik door dat het meestal best wel druk was in de parkeergarage, dus reed ik meestal gelijk door naar de min-derde verdieping. Daar was eigenlijk altijd wel plek zat. En omdat ik te lui ben c.q. te weinig conditie heb om drie trappen op te sjouwen met een zware laptoptasrolkoffer, heb ik vaak in de lift gestaan. Gemak dient de mens, immers.

Meestal kwam ik aan tegen een uur of vier. Dat was een tijdstip waarop veel mensen weg gingen, want er reden dan altijd meer auto's de garage uit, dan in. En als ik dan met de lift op de begane grond aankwam, stond er een hele rij te wachten voor de lift. En elke dag ging het uitstappen uit de lift hetzelfde. Elke dag waren er dezelfde kleine ergernissen:

Als de liftdeuren open gingen, kwam ik naar voren om de lift uit te stappen, met mijn tasrolkoffertje achter me aan rollend. Steevast stoven de wachtenden dan al naar voren om zich de lift in te wringen, zonder eerst te wachten tot ik uit de lift gegaan was. En als ik mezelf dan de lift uit probeerde te wurmen langs hen heen, kreeg ik vaak vuile blikken. En soms kreeg ik als cadeautje dan ook nog blauwe plekken op mijn voeten en scheenbenen. Weer een moeder/vader met wandelwagentje dat doodsbang was dat de lift zonder hen vertrok. Best wel irritant, als je dat elke dag gebeurt.

Het deed me denken aan jaren geleden. Ik was toen een week in Londen geweest, waar instappers netjes wachtten totdat uitstappers uit de lift, trein, metro, bus of wat dan ook gestapt waren. Toen ik na die week weer in Nederland terug was, ontdekte ik dat ik in een land woon van onbeschofte en ongeduldige zichzelf-erlangs-wurmers.

Net als toen neem ik mezelf voor om altijd eerst netjes te wachten totdat de uitstappers uitgestapt zijn. En als het kan, zo te gaan staan wachten dat instappende wurmers achter me staan. Zodat zij ook netjes moeten wachten totdat de uitstappers uitgestapt zijn.

Ciao,
Ingrid.

zaterdag 29 september 2012

Het leek wel een achtbaan

Sinds een paar weken ligt mijn moeder in het ziekenhuis. Ze had chemotherapie gehad, en was daardoor extra vatbaar voor virussen en zo. Toen ze een paar weken geleden ongeveer negenendertigeneenhalve graad koorts had, vond het ziekenhuis dat ze maar beter kon blijven. En ik geef ze volkomen gelijk, ook al dacht Mama er anders over (het is maar koorts hoor, zei ze).
Het herstel van Mama ging met ups en downs. Het leek wel een achtbaan. Gelukkig heb ik een hele fijne, warme familie, en een paar hele fijne goede vrienden om me heen. In nood leert men zijn vrienden kennen, zeggen ze, en het is zo.
De koorts was na een dag of vier weg - up - maar toen bleek ze vocht vast te houden - down. Ze zou er medicijnen voor krijgen - up - maar die sloegen niet aan - down. Dus moest ze gedialyseerd worden om alle vocht uit haar weefsel te halen en haar bloed te zuiveren van afvalstoffen. Alles zou goed komen - up. En toen leek het de goede kant op te gaan. Binnen een paar dagen was ze door de dialyse zes kilo lichter. Mijn familie en ik waren daar erg blij mee. Wel viel het ons op dat ze hele zware koortsuitslag had, en soms ook een beetje snufferig was. Alsof ze verkouden was, of zou worden.

Op een zondag kwam ik in het ziekenhuis bij haar op bezoek. Ze had een zuurstoffles aan haar bed hangen en een kapje op. Dat was toch wel een down. Het bleek dat ze benauwd was geweest die nacht. Heel erg benauwd. Ze was ook wat vaag, er niet helemaal bij, maar ja als je zo benauwd bent dat je extra zuurstof nodig hebt, lijkt dat ook wel logisch. Maandag zou ze naar de KNO-arts die haar benauwdheid zou behandelen. Toch weer een kleine up. Het zou vast wel weer helemaal goed komen.
Maandagochtend werd ik naar het ziekenhuis geroepen. Mama was helemaal in de war, en ook wel in paniek. Samen met een tante ging ik naar het ziekenhuis om te kijken wat er precies aan de hand was. Dat was een hele flinke down. We zijn de hele dag in het ziekenhuis geweest. Mama zo er aan toe te zien, dat brak mijn hart in wel tien miljoen stukjes. En de harten van mijn familie ook. Gedurende de week ging het langzaamaan beter met haar. Samen klauteren we uit het dal van die diepe down terug naar een up.

Gisteren vertelde Mama dat de dokters er naartoe willen werken dat ze volgende week woensdag of zo naar huis mag. Alle stukjes van mijn maandag gebroken hart zijn weer aan elkaar gegroeid tot één liefhebbend geheel. Het kopje koffie terwijl de zon door de ramen gluurt smaakt vandaag extra lekker.

Na die achtbaan van vandeweek is het heerlijk om te genieten van de simpele dingen. De zon die schijnt, een lekker kopje koffie. Even rustig op de bank zitten niksen. Toch al kostbare momenten, die nu extra kostbaar zijn.

Het zijn toch echt wel de kleine dingen die het hem doen.

Ciao,
Ingrid.

donderdag 20 september 2012

Regenbogen en kabouters


Nu het weer herfst wordt en het dus weer regelmatig regent, kom je weer regelmatig regenbogen tegen. Ondanks dat ik weet hoe zo’n regenboog ontstaat (zie wikipedia), of eigenlijk meer dankzij dat ik weet hoe zo’n ding ontstaat - geweldig toch! - , vind ik het een wonder van de natuur. Helemaal als je ook de bijboog ziet. 

Vandeweek was ik onderweg naar het ziekenhuis toen ik even verderop een werkelijk prachtige regenboog zag. Ik zette mijn auto op een parkeerhaventje bij Kardinge en ben even uitgestapt om de boog te bewonderen. Hij was heel helder, en je kon de hele boog zien. Ik kreeg het gevoel alsof ik hem aan kon raken. En de bijboog, de tweede boog, was ook te zien. Redelijk helder zelfs. Een eindje verderop eindigden de twee bogen in een weiland. Eventjes werd ik er helemaal stil van. 

En eventjes geloofde ik heel vast in elfjes en kabouters. Ook al was er geen pot met goud aan het eind van de regenboog te vinden :)

Ciao,
Ingrid.

maandag 17 september 2012

Zon en regen


Veel mensen houden van zonneschijn. Daar worden ze vrolijk van, iedereen is dan buiten en mensen gaan overal heen met bijna niks aan want het is warm. En als het te warm is,  wat het gauw is in de zomer, kunnen ze lekker klagen over de hitte. Mensen klagen graag. Meestal hou ik ook wel van zonneschijn. Lekker op een terrasje zitten, als het wat koeler is in de zon en als het wat warmer is in de schaduw. Maar vaak is het me gauw te warm en dan vlucht ik naar de koelte van het huis of, als ik in de stad ben, naar de koelte van de airgeconditioneerde bioscoop. 

En dan op een gegeven moment is de zomer voorbij en begin iedereen te jammeren en te klagen over die rottige regen. Wat de fietsers betreft kan ik me er wel wat bij voorstellen. Ik heb vaak genoeg met een natte spijkerbroek in de schoolbanken gezeten om te weten dat dat echt niet prettig voelt. En wat auto's betreft weet ik dat sommige mensen moeite hebben met de ruitenwissers. Een dansleraar van mij had vroeger altijd moeite met het onderscheiden van de witte strepen op een nat wegdek 's avonds. Dus ja, regen heeft zo zijn nadelen.

Maar regen heeft ook zijn voordelen. Soms ga ik expres lopen als het regent. Een goede jas aan, capuchon of plu, en dan luisteren naar het getik van de regen op de paraplu. Of zonder paraplu en gewoon nat worden. Het is tenslotte niets wat een handdoek niet oplost. Maar wat ik ook wel fijn vind, vooral tijdens een harde bui, is om in de auto te zitten. En dan luisteren naar het tikken van de regen op het dak. Soms als ik thuis ben, en ik zie dat het hard gaat regenen op de buienradar, ga ik gauw in de auto zitten. Alleen maar om dat tikken te kunnen horen. 

Zo heerlijk rustgevend is dat.

Ciao,
Ingrid.

donderdag 13 september 2012

Nikserig liftgesprekje


Ik stond te wachten op de lift, omdat ik van de parkeergarage naar boven het ziekenhuis in wou. Er kwam een lift aan, waar een meneer in stond. Ik keek niet of de lift naar boven of beneden ging, maar stapte gewoon in.

"ik ga eerst nog naar beneden hoor" zei de liftmeneer.
"o, dat geeft niet", antwoordde ik.
"heb je toch een stukkie extra".
"Ja", zei ik, "een rondje van de zaak".

En toen waren we op de min-derde verdieping en moest hij uitstappen.
Als ik nou heel hip en modern koptelefoontjes opgehad had, met muziek er op, had ik dit kleine nietserige liftgesprekje zomaar gemist.

Ciao,
Ingrid

dinsdag 11 september 2012

Schrijfcafé


Een poosje geleden zag mijn moeder in de krant een stukje over iets wat schrijfcafé werd genoemd. Echt veel details gaf het stukje niet, maar er stond wel een website bij, www.schrijfplek.nl geheten. Daar stond al iets meer. Het was kennelijk bedoeld voor iedereen die schrijft. En voor iedereen die wil gaan schrijven. Ook als je denkt dat je dat niet kunt.

Zondagochtend was het zover: de eerste schrijfcafé. In het Feithhuis in de Sint Jansstraat. Ik was er op tijd, want met de volgende bus zou ik tien minuten te laat zijn geweest. Het Feithhuis was nog dicht. Ik pakte mijn telefoon en kwam er achter dat het etablissement om half elf open ging. Ik ging op een muurtje bij de Martinikerk zitten wachten. Lekker in de zon. Gaandeweg verzamelden zich meer mensen. Als ze allemaal voor het schrijfcafé kwamen, zouden we best met een leuk groepje zijn. 
Toen het Feithhuis éénmaal open was, dromde iedereen naar binnen. We moesten met minimaal drie mensen aan een tafeltje gaan zitten. Toen iedereen een plekje had, begonnen we direct. De eerste regel waar we ons aan moesten houden, was dat we niet mochten oordelen. Enkel luisteren. En we mochten ook niet oordelen over onszelf. Zelfs niet stiekem. Als je over jezelf wou oordelen, deed je dat maar nadat het was afgelopen. En toen begonnen we meteen. Met één woord, en daarna vijf regels schrijven. Precies vijf. En daarna drie minuten schrijven, en woorden onderstrepen en daar dan weer over schrijven. De juf noemde het associatief schrijven. De verhalen die we aan elkaar voorlazen, waren ontzettend leuk om naar te luisteren. En fascinerend. We begonnen allemaal met ongeveer hetzelfde en toch kwamen er zulke verschillende verhalen uit. En zo moeilijk was het niet eens om zo te schrijven. Ook de mensen die schrijven moeilijk vonden, vonden het zo helemaal niet zo moeilijk. Nou ja, omdat je niet mag oordelen, ook niet over jezelf, wordt de drempel natuurlijk wel veel lager. 

De volgende keer ga ik weer. En ik ga ook die manier van schrijven voor mezelf proberen. Wie weet wat er allemaal uit komt!

Ciao,
Ingrid.

maandag 10 september 2012

Als je allleen over straat loopt: over Femme de la Rue


Dit stukje had ik al een poos in de pen staan. Lang heb ik getwijfeld of ik het op mijn blog zetten moest. Uiteindelijk doe ik het toch maar. Want niet publiceren is struisvogelpolitiek. En struisvogelpolitiek lost meestal niet zoveel op. 



Een poosje geleden heeft een Vlaamse cineaste voor haar eindwerk een reportage/documentaire gemaakt over wat zij op straat vlakbij haar huis beleeft. Meer specifiek, over wat zij allemaal te horen krijgt. Elke dag weer. De documentaire heet "femme de la rue" en is http://www.humo.be/actua/147624/bekijk-femme-de-la-rue-de-documentaire-video <-- daar te vinden. Een poosje na het in premiere gaan van deze documentaire heeft nrcnext er een stukje aan gewijd. Toen ik het stukje van nrcnext las, waren er al meer dan vijfhonderd reacties binnengekomen. Veel ervan met akelig bekend klinkende verhalen.

Als je over praat met mannelijke kennissen, wordt het meestal weggelachen of weggehoond. Je krijgt te horen dat je er niet zo zwaar aan moet tillen, dat het onschuldig bedoeld is, en het is maar plagen en je bent zelf toch ook jong geweest. Ik leerde dat het geen zin had om er over te praten want het werd steevast gebagatelliseerd. Ik overdreef, het viel allemaal heus wel mee. Ik moest me niet zo aanstellen.

Op een gegeven moment leer je er mee leven, negeren en gauw doorlopen wordt een pavlov-reactie. Kennelijk is dat soort gedrag van mannen normaal of zo. Ze doen immers allemaal alsof het normaal is. Totdat je een documentaire ziet van een jonge Brusselse cineaste, die er voor koos om dat niet normaal te vinden. Dan ga je nadenken en besef je weer dat dat inderdaad niet normaal is. 
En je realiseert je, dat het gevolg is, dat ook echt oprecht complimenteus bedoelde onschuldige opmerkingen gewantrouwd worden. Dat je door je aangekweekte wantrouwen onschuldige, het wel goed bedoelende, mannen laat lijden onder de fouten van een kwaadwillende minderheid.

Dat je niet meer in durft te gaan op een onschuldige uitnodiging om ergens koffie te gaan drinken of een terrasje te pakken. Dat je nekharen recht overeind gaan staan als je een uitnodiging krijgt voor een jam-sessie.

Ik heb besloten om er schijt aan te hebben (nou ja, voorzover dat niet ál te onverstandig is dan). Nederland is een vrij land, en ik heb het recht om te dragen wat ik wil en te lopen waar en wanneer ik wil. Dat moeten wij vrouwen ons niet zomaar af laten pakken omdat een stelletje minderwaardige klunzen dom doen op straat. En ik ga weer bewust nadenken over wie ik wel en niet vertrouw. Mezelf die wantrouwende pavlov-reactie afleren. De meeste mannen bedoelen het wél goed en zijn wél te vertrouwen. En misschien, als de idioten dan weer vuile hoer naar me roepen, vind ik wel de moed om me om te draaien en terug te roepen: "ja dat zou je wel willen hè?" 

Misschien.

Die documentaire is een goed idee.
Nu zien mensen tenminste wat er echt gebeurt. We overdrijven niet. We zijn geen drama queens. We stellen ons niet aan. Dit gebeurt dagelijks in vele steden. Ik ben hierin niet alleen. Het ligt niet aan mij. Ik ben een mens, geen eigendom, en ik hoef niet met mij te laten sollen omdat anderen misschien vinden dat dat “hoort” of dat vrouwen minder zijn of wat dan ook. 

Ik  hoop dat er nu in ieder geval serieus over gepraat kan worden. Want je kunt pas een oplossing voor een probleem bedenken als je erkent dat het probleem bestaat.

En @Sofie Peeters: Meid, ik bewonder je! Zet hem op!

Ciao,
Ingrid  

woensdag 5 september 2012

Gedachtenlezende kok

Een weekje vakantie heb ik. Grootse plannen heb ik niet, gewoon een beetje thuis zijn, relaxen, misschien een keertje een dagkaart kopen voor de trein of zo. En verder gewoon een weekje leuke dingen doen. Toen mijn collega's vroegen waar ik heen ging, zei ik dat ik naar Tuinesië ging. En toen iemand vroeg waar dat lag, zei ik:"ten westen van balkonaria".

Dinsdag had ik ineens zin om in de stad te gaan eten. En ik dacht "ach waarom doe ik dat niet gewoon, al is het een doordeweekse dag? Ik heb ja vakantie!". Na wat twijfelen viel de keuze op het goudkantoor om er een echt uit-eten-ding van te maken. Het maandmenu was in Groninger mosterd gemarineerde biefstuk. Dat leek me wel wat, dus met een simpel voorgerecht er bij was ik helemaal verkocht. Ergens stond dat maaltijden geserveerd werden met onder andere frietjes.
Terwijl ik mijn voorgerecht op zat te peuzelen, zat ik dromerig te denken aan de tijd dat ik nog in Boxmeer gedetacheerd was. Ze stopten me toen meestal in hotel "Het wapen van Boxmeer" en daar was ik dik tevreden mee omdat dat hotel wijd en zijd bekend stond om zijn gastronomische geneugten. Een van die geneugten was een fijne portie gegratineerde aardappeltjes. Dat had ik sindsdien niet meer gehad en terwijl ik in het Goudkantoor mijn voorgerecht zat te eten, had ik ineens zo'n zin in gegratineerde aardappeltjes!

Toen het hoofdgerecht kwam, wist ik zeker dat bij het goudkantoor een gedachtenlezende kok werkt: er zat een portie gegratineerde aardappelen bij de biefstuk.

Ciao,
Ingrid.

maandag 3 september 2012

Oortjes, oortjes en oortjes

Zondagochtend vroeg. Nou ja, vroeg. Een uur of elf, dus eigenlijk laat. Maar vroeg voor de café's. Als je op dat moment in de stad bent, zijn alle café's net open en zijn overal mensen bezig met het neerzetten van tafels en stoelen voor het terras. Ik ga op een terrasje zitten dat ongeveer half af is. Een meneer is bezig de andere helft van het terras af te maken en even verderop is een meneer van de concurrent bezig met precies hetzelfde. Het valt me op dat ze allebei muziek-oortjes in hebben (en dat ze elkaar geen blik waardig gunnen).

Ook in de bus en de trein valt me dat vaak op. Iedereen heeft wel een of andere vorm van koptelefoon op. En dan zitten ze op een bankje met de ogen aan de telefoon vastgeplakt, te sms-sen of te whatsappen of iets dergelijks. Helemaal teruggetrokken in hun eigen wereldje, en zo min mogelijk te maken willen hebben met de mensen om hen heen. Dat vind ik erg jammer. En de mensen (mannen :) meestal) die wel kijken, kijken in eerste instantie naar mijn boezem. Dus daar krijg ik ook maar moeilijk oogcontact mee (hoewel ik dan stiekem wel denk dat ze wel in zijn voor een andersoortig contact dan oogcontact, maar dat wil ik dan weer niet...).

Soms wil ik ook wel eens koptelefoontjes over de oren dragen. Op die momenten dat je in de stad of zo loopt en iemand nare dingen naar je roept. Zo van die "Femme de la Rue"-achtige dingen (zelf googlen). Maar koptelefoontjes sluiten je toch wel erg af van de wereld, dus doe ik het toch niet. Want je hoort ook aardige mensen niet meer. Je weet wel, die mensen die goedemiddag zeggen bij de bushalte, en als je dag terugzegt beginnen ze misschien wel een gezellig kletspraatje over het weer of zo. Die in de bus naast je komen zitten en waarmee je op de een of andere manier heel de rit gezellig zit te kletsen over niks. En dan ben je bij de halte waar je er uit moet en denk je: "goh wat jammer dat ik er uit moet".

Vroeger droeg ik ook vaak een koptelefoontje, en zat het "grote en vooral boze buitenwereld"-idee stevig in mijn hoofd. Groot gebracht met vermaningen om nooit met vreemde mannen mee te gaan (want er liepen kinderlokkers rond in onze buurt - nu zouden dat pedofiele mensen heten denk ik) zat het wantrouwen sterk verankerd. Nu draag ik nooit meer een koptelefoontje en draag ik altijd mijn hoortoestelletjes. Want op de keper beschouwd zijn de meeste mensen eigenlijk best wel aardig. Af en toe kom je iemand tegen die niet aardig is, nou ja, dat is dan pech. Maar de meeste mensen zijn best wel oké.

Weg met de koptelefoons en leve de hoortoestelletjes!

Ciao,
Ingrid.