Mama vertelde me laatst over toen zij kind was. Dat was in de jaren vijftig, voor de ontdekking van de Slochterse gasbel in 1959 en dus voor de aanleg van het gasnetwerk. Ze vertelde over een in mijn oren totaal andere wereld: een wereld zonder warm water uit de kraan, zonder wasmachine, zonder stofzuiger maar mét kolenkachel en bloemen op de ruiten 's winters omdat je geen kachel in je slaapkamer had.
De melkboer die elke dag kwam omdat veel mensen nog geen koelkast hadden en melk buiten de koelkast maar kort goed blijft.
De was bijvoorbeeld, werd altijd op maandag gedaan, en dat was een hele klus want alles moest met de hand gedaan worden. Met een wasbord, en een wringer. 's Ochtends vroeg werd een grote zinken teil gevuld met water, waarna Oma en Opa hem samen op het gasfornuis zetten om het water warm te maken. Vervolgens werd de hele rest van de dag besteed aan het wassen, schrobben, wringen en wat er dan ook maar nodig is om kleding schoon te krijgen zonder wasmachine. Vooral wringen was een gevaarlijk klusje: je moest goed uitkijken dat je je vingers er niet tussen kreeg.
"Je had doordeweekse kleren en zondagse kleren, en dat was het", zei ze.
Ook was er geen douche. Op zaterdagavond werd diezelfde grote zinken teil gevuld met koud water, aangevuld met keteltjes warm water totdat het aldus ontstane bad een aangename temperatuur had. Vervolgens moesten alle broers en zusjes in dat bad. Als je dus de pech had, dat je de laatste was, was het water inmiddels steenkoud. En natuurlijk waren er ook nog al je broers en zusjes in datzelfde bad geweest, zodat het water misschien niet zo heel schoon meer was als in het begin.
Doordeweek 's ochtends wasten ze zich zo goed en zo kwaad als het ging bij de gootsteen. Met koud water uiteraard, want geisers en CV-ketels waren er niet. Brrrr.
Weinig mensen hadden teevee. Ze vertelde hoe mensen even verderop in de straat een teevee hadden. Tegen betaling van één of twee cent of zo per persoon mochten ze dan op woensdagmiddag daar naar het kinderprogramma kijken op de televisie. Met zijn allen in een klein kamertje op de grond zittend voor een televisie met een scherm ter grootte van een postzegel, genietend van een glaasje water, of ranja als ze geluk hadden.
Wat zou iemand uit 1950 zeggen als je hem of haar met een tijdmachine hierheen zou kunnen halen?
Elk huis heeft een douche, en centrale verwarming, een megagrote flatscreen teevee en warm water uit de kraan. Supermarkten liggen bomvol met allerlei levensmiddelen, en niets is op de bon (ook na de tweede wereldoorlog waren veel dingen nog op de bon, volgens Wikipedia was koffie in 1952 het laatste dat werd vrijgegeven). Grote koelkasten zijn tot de nok toe gevuld met van alles en nog wat. Via internet bestellen we zonder blikken of blozen spullen van waar ook ter wereld en videobellen we via Skype met mensen in Australïe en Nieuw-Zeeland.
Wat een verschil met de cassettebandjes en brieven die mijn moeders familie uitwisselde met een oom die op Curacao woonde.
Mensen kunnen elke dag schone spullen aantrekken, en het vuile goed stop je in de wasmachine en die regelt 't verder dan wel. Misschien heb je wel een droger, zodat je niet eens was hoeft op te hangen. Laat staan met gevaar voor eigen vingers door de wringer moeten doen.
Het maakt dat een lekker warme douche nóg aangenamer wordt dan eerst. Wat een zalige luxe is dat ook eigenlijk!
Ik neem me voor om al die dingen niet meer zo vanzelfsprekend te vinden als eerst.