dinsdag 29 januari 2013

121876: Het is weer even net als vroeger


Een vervolgverhaal over een maatschappij waar de mensen geen namen, maar nummers hebben.

deel 4: het is weer even net als vroeger


Ruben nam plaats op een barkruk en vermaakte zich prima met het kijken naar de barmeid, die handig bier aan het tappen was. Hij draaide zich om naar Jan. 
“Zeg, hoe komen jullie daar eigenlijk aan? Aan bíer nota bene!”. 
“Nou, dat brouwen we zelf.”
“Goed zeg, ik wist niet dat dat kon”
“We hebben ooit wat boeken kunnen redden uit een bibliotheek voor die knurften van monitorders de boel in de hens staken. Daar zat een boek over bierbrouwen bij.”
Jan wenkte de barmeid. 
“Hé Jan”, zei ze vrolijk, “hoe is-tie?”
“Nou goed, Jetta. Kijk, dit is Ruben, een nieuweling.”. Hij wuifde naar opzij, waar Ruben zat.
“Nou, wat een knapperd zeg!”. Jetta keek goedkeurend naar Ruben.
“En wil Ruben ook wat drinken?”, vroeg ze schalks.
“Nou, een biertje graag. Als ik dat kan betalen, ik weet eigenlijk niet hoeveel d’r nog op mijn chip staat.”
Jetta schoot in de lach. “Jeetje jij bent écht nieuw hierzo, is het niet? Hier betalen we niet met chip, dan kunnen de monitorders ons direct traceren! De overheid mag niks van ons weten hoor je, dan komen we allemaal in de heropvoedingskampen terecht.”
“Maar hoe moet ik dan betalen?”
“Deze krijg je van mij”, zei Jetta en zette een groot glas gerstenat voor zijn neus. “Jan legt de rest wel uit.”

Ze hadden lang zitten praten. Jan had alles uitgelegd over de openingstijden, het bierbrouwen (wat Ruben heel erg interessant vond), de wederdiensten en waar je aan moest denken als je in de buurt van gedachtenstralers kwam. Ze deden niet aan geld, in plaats daarvan werd bijgehouden wat je gebruikt had en je betaalde met iets wat ze een wederdienst noemden. Het had wat tijd gekost voordat Ruben dat gesnapt had, maar uiteindelijk had hij door dat je niet betaalde met geld, maar met tijd en en met klusjes doen. In ruil voor gratis drinken moest je helpen met glazen halen, drinken inschenken, schoonmaken, afwassen, repareren en brouwen. En dat alles organiseren, natuurlijk. Ruben had zich direct opgegeven voor brouwen, hij wou dat graag leren! 

“En denk er aan, zolang je buiten bent, alleen maar denken aan de Grote Leider! Pas als je thuis de loodgordijnen dicht hebt, ben je weer vrij in je hoofd. Je hébt toch wel loodgordijnen thuis?”, zei Jetta ten afscheid. “Ja, dat gelukkig wel, ik moet er niet aan denken dat ze thuis ook nog in mijn hoofd kijken”, zei Ruben en zwaaide terug. 
Hij wandelde de steeg uit en rende naar de bushalte. Hij haalde de bus nog net. Kijkend naar de gedachtenstralers in de bus, dacht hij geconcentreerd aan zijn nummer, 121876, en aan de Grote Leider, zoals hem was uitgelegd. Krachtig onderdrukte hij alle verraderlijke gedachten. Eénmaal thuis deed hij gauw de gordijnen dicht, met een sombere blik op de gedachtenstraler die op zijn raam gericht stond. “Volgen ze me nou?”, flitste het door zijn hoofd. 
Gelukkig kwamen die dingen niet door de loodgordijnen heen. 

Op de bank hangend liet hij die avond nog even de revue passeren, en voelde zich vrolijker dan hij zich in jaren gevoeld had. Het was bijna net als vroeger geweest, voor de Grote Leider kwam. Hij voelde zich vrijer dan hij zich in jaren gevoeld had. Wat was het gezellig geweest, en wat een toeval dat die Dirk óók zoveel van vogels hield! Ruben had nou al zin om een keer met Dirk mee te gaan om vogels te kijken. 
Goedgemutst viel hij in slaap.

vrijdag 25 januari 2013

Mannen en koken

Mannen en koken, soms een goede combinatie en soms niet. Een paar van mijn mannelijke kennissen zijn zelfs erg goede koks waar ik met graagte ga eten, maar af en toe kom je er eentje tegen die zó precies in het stereotype past dat het meer op een cabaret-act dan op werkelijkheid lijkt. Zoals vanmiddag toen ik even online was:

"Oké, dit kan gewoonweg niet fout gaan!"
"Zeg, wat maak je eigenlijk?"
"Och kweenie, iets met kaas in de magnetron. Moet twee minuten volgens het pakje"
"Twee minuten op hoeveel watt?"
"Geen idee, gewoon twee minuten, wat maakt de rest nou uit?"

Twee minuten later

"Jakkes, het is allemaal gesmolten en de hele magnetron zit onder de kaas!"

Ach ja, alle begin is moeilijk. 

Ciao,
Ingrid.

donderdag 24 januari 2013

Knallende dingen


Het weekend voor kerst waren ze het eerst te horen. Zware doffe dreunen, die het glas in de ruiten deden trillen. “Vast illegaal spul”, dacht ik. Erg vervelend, want iedere keer schrik je je een ongeluk en zit je hart bovenin je keel. Vooral als je toch al niet houdt van plotseling-harde geluiden. 
Anderen zijn het duidelijk niet met mij eens; die vinden het wel “vet kicken”, of hoe dat tegenwoordig uitgedrukt wordt. Lekkere harde knallen, en spullen kapotmaken. Dat vinden ze leuk. Op internet vroeg ik een paar studentikoze kennissen wat ze leuk vonden aan vuurwerk. Antwoord: “to blow stuff up”. Spullen opblazen dus. Ik snap het nog steeds niet. 

Gelukkig is het maar eens in het jaar. Daar kan ik mee leven. Als het echt maar een dag in het jaar zou zijn. Maar dat is het niet, want het begint al voor kerst. En dan gaat het geknal zo door tot oudjaarsavond. Je wordt er knettergek van, op de gekste momenten vlieg je van schrik tegen het plafond omdat ze weer ergens zo’n zware strijker of het ook heten mag hebben afgestoken. 
Om middernacht komt het tot een hoogtepunt, als heel Nederland in goede oud-chinese traditie naar buiten gaat om met luide knallen en plotselinge lichtflitsen de slechte geesten van het oude jaar weg te jagen. Buiten galmt en dondert het, en het bekende kleine stemmetje in mijn achterhoofd vraagt zich af of het zo klinkt als er oorlog is. 

Ik ben blij dat ik thuis zit en nergens heen hoef. Ik kijk wel vuurwerk op televisie met het geluid zacht.

En dan komt het moment dat iedereen alles “verknalt” heeft.
O zoete, heerlijke rust. 
Fantastische, zalige rust, die na meer dan een week volledige afwezigheid weer terug is. 
Ik ben weer een gelukkig mens.

Ciao,
Ingrid

woensdag 16 januari 2013

121876: Een echte ouderwetse kroeg

Een vervolgverhaal over een maatschappij waar de mensen geen namen, maar nummers hebben.
deel 3: Een echte ouderwetse kroeg!
121876 was met de bus naar het centrum van de stad gegaan. Eigenlijk kwam hij hier nooit meer. Vroeger gingen ze nog wel eens winkelen, maar sinds je de overstraalpads had, werd alles wat je nodig gehad gewoon van de webshop naar je toe gestraald. Slenterend door de oude straten zag hij dat het er nogal troosteloos uitzag allemaal. De meeste winkels waren weg. Elke etalage was een zwart gat van leegte. Een langgerekte piep klonk boven hem. Hij keek op en zag een gedachtenstraler. Hij zuchtte. Nou ja, in een winkelstraat aan winkels denken was in elk geval logisch, daar konden ze hem toch niet op pakken.
Een eindje verderop begon een ouder en gehavender deel van de stad. Dit stuk was nog zoals het vroeger was, zag hij, nog niet herbouwd. En hier zaten zelfs nog wat echte winkels. Hij bleef een poosje staan voor de etalage van een antiekzaak, kijkend naar iets vaag bekends. Dat had hij eerder gezien, maar wat was dat toch?

“Een mooi stukje antiek is dat, niet?”,  klonk onverwachts een stem naast hem. Hij keek om en zag een grijsharige man staan in een donkerbruine regenjas, leunend op een wandelstok. Op de één of andere manier wekte hij een sympathieke indruk.
“Ja, ik probeer me te herinneren waar dat ook alweer voor was”, antwoordde 121876.
“Da’s een biertap”
“Een biertap?”
“Wel eens gehoord van een kroeg?”
Ineens begon het 121876 te dagen. Er kwam een onderdrukte herinnering boven drijven van een lange donkerbruine hoge tafel met daarachter zo’n glimmend geval. Er werd een glas onder gehouden, de hendel werd overgehaald en toen stroomde er vloeistof uit de kraan. “Een biertje, en doe de kleine jongen maar een ranja!”, hoorde hij zijn vaders stem zeggen. 
Toen wist hij weer dat dat een bar was, en dat er bier getapt werd. 

“Ja, ik weet het weer.  Mijn vader ging vroeger vaak naar de kroeg, en ik mocht als kleine jongen soms mee”, zei 121876.
“Een machtig mooie tijd was dat”, zei zijn metgezel.
“Ik zou best wel eens weer in een kroeg willen kijken. Jammer dat ze niet meer bestaan.”
Zijn metgezel wierp een blik op hem. Lang was het stil, de vreemdeling dacht duidelijk diep na. Ineens vroeg hij zachtjes: “Mag ik je wat laten zien? Maar je mag het niet verder vertellen. En je mag er al helemaal niet aan denken bij een gedachtenstraler!”. Overrompeld stemde 121876 toe. 
“Oké dan”, zei zijn metgezel, “je moet goed opletten want de volgende keer moet je het alleen kunnen vinden”. 121876 werd door een reeks straatjes geloodst die steeds smaller werden. Uiteindelijk kwamen ze bij een grijze kelderdeur. Door de afbladderende verf was te zien dat het ding ooit donkerrood geweest was. “Je moet één keer lang en twee keer kort bellen. Anders doen ze niet open”, zei zijn metgezel. 

De deur ging open, schielijk stapten ze naar binnen en meteen sloeg de deur weer dicht. Een in het groen geklede vrouw ging hen voor door de hal en door nog een deur. “Verboden voor gedachtenstralers”, stond er op de deur. Uiteindelijk kwamen ze uit in een grote ruimte. Verbaasd keek 121876 om zich heen. Er stonden tafeltjes waar mensen aan zaten en aan de ene lange kant was een bar. Een vrolijk rumoer vulde de ruimte. Hij keek nog eens rond. Een échte bar, met échte ouderwetse barkrukken ervoor. Zijn metgezel draaide zich om en stak zijn hand uit. “Ik ben Jan Pietersen”, zei hij. 

“Een náám? Maar die zijn verboden, die bestaan niet meer!”, riep 121876 verbaasd uit. 
“Hier niet. Hier hebben we gewoon namen, naar de hel met die stomme nummers, die stomme gedachtestralers en die stomme grote leider!”, foeterde Jan. 
“En hoe heet jij? Je ziet er oud genoeg uit om nog een naam gekregen te hebben toen je geboren werd”. 
121876 stond even met zijn mond vol tanden. Een onderdrukte herinnering kwam bovendrijven, van een vrouw die zich omdraaide en tegen hem zei: “Hé Ruben van Oostergast, hoe is het?”. Een gelukzalig gevoel spoelde door 121876 heen toen hij besefte dat hij zich net zijn eigen naam herinnerd had. Hij had een náám!
121876 greep Jan zijn uitgestoken hand en zei: “Ik ben Ruben. Ruben van Oostergast.” 

vrijdag 11 januari 2013

121876 meldt zich

Een vervolgverhaal over een maatschappij waar de mensen geen namen maar nummers hebben. 
deel 1 - deel 3 - deel 4 - deel 5 - deel 6 - deel 7 - deel 8

deel 2 - 121876 meldt zich

“Binnen”, snerpte de stem van de districtschef.
121876 wist dat hij de gedachtenstraler in de aanslag zou hebben. Hij concentreerde zich uit alle macht op het gezicht van de districtschef, dan zou die vermaledijde gedachtenstraler tenminste geen verboden gedachten registreren. Gelukkig registreerden die dingen alleen wat je nú dacht. 
Hij opende de deur en stapte naar binnen. Inderdaad had de districtschef een gedachtenstraler in de aanslag, hij hoorde de typische langgerekte piep. 
“Bang voor de districtschef, hè?”, vroeg de districtschef met een grimmige grijns terwijl hij op het schermpje van de gedachtenstraler keek.
“Goed zo, jongen! Dat doe je dus in elk geval wel goed.” 

“Luister 121876”, begon de chef, ”de monitorders hebben klachten over je privé-leven. Je zit maar al thuis te kniezen. Dat hoort niet. Alle mensen in G….-land horen verdorie gelukkig te zijn! Pas dan is het regime van de Grote Leider een succes! “. Er klonk nu duidelijk angst door in de stem van de districtschef. “Eigen schuld, dikke bult”, dacht 121876. De chef was verantwoordelijk voor zijn onderdanen, als 121876 zich niet aanpaste kreeg de chef ook straf. Alleen daarom al had 121876 zin om tegen hem in te gaan. Hij wou de chef wel eens in de gevreesde martelstoel zien. Dat hij zelf ook helse pijn moest lijden in die stoel, had hij er graag voor over.

De stem van de chef drong weer tot hem door: ”...dus je moet er meer uitgaan, en zorgen dat je gelukkig bent. En als je dat niet lukt, doe je maar alsof. Want als je binnen drie weken niks veranderd hebt, zullen de monitorders een heropvoedingsplan opstellen voor de hele afdeling hier. En nu terug naar je plek!” Dat laatste zinnetje werd hem venijnig toegebeten. 
Langzaam en geschokt liep 121876 terug naar zijn bureau. De monitorders bemoeiden zich ermee! De hele afdeling zou gestraft worden! Tersluiks keek hij door de zaal, waar zijn collega’s naarstig aan het werk waren. Hij wou niet dat die allemaal in De Stoel terechtkwamen. Daar vond hij ze veel te aardig voor.
Het padje op zijn bureau piepte twee keer, en straalde toen een koffie-rantsoen op. “Hè lekker, koffie!”, dacht 121876 bij zichzelf. Terwijl hij aan het werk ging, draaiden zijn gedachten nog eens een rondje rond het gesprek van daarstraks. Hij ging inderdaad weinig uit, nu de straten vergeven waren van gedachtenstralers. Hij haatte die dingen. Zelfs in je eigen hoofd was je niet vrij. Maar nu de hele afdeling zou moeten boeten, moest hij toch maar gaan de komende tijd, al wist hij nog niet waarheen.

woensdag 9 januari 2013

Hij was nummer 121876

Een vervolgverhaal over een maatschappij waar de mensen geen namen maar nummers hebben. 
deel 2 - deel 3 - deel 4 - deel 5 - deel 6 - deel 7 - deel 8

deel 1 - Aan het werk
Aan het ontbijt zittend, dronk hij met een diepe zucht het laatste restje sinaasappelsap op. Hij keek op de klok en zag dat het tijd was om te gaan. Even dwaalden zijn gedachten af naar vroeger, toen hij nog een naam gehad had. Nu was hij nummer 121876. Hij wist niet eens meer hoe hij ooit geheten had.
Zoals elke ochtend had hij ook vandaag niet heel veel zin, maar wat voor keus had hij? Even later was hij onderweg naar de bushalte. In ieder geval zorgde de Grote Leider voor een fatsoenlijke busdienst, bedacht hij cynisch.

Hij vond zijn bureau, zette de computer aan en toog aan het werk. Langzaam liep de zaal vol met collega’s. Verlangend keek hij op de klok, pas over tien minuten kwam het volgende koffie-rantsoen. Vroeger kon hij zelf koffie halen wanneer hij wilde, en had hij zijn eigen cubicle, waar hij foto’s van zijn gezin had staan. Nu was het één grote zaal, met achterin de hoek een verdwaalde plant die er nogal troosteloos uitzag. Foto's van je gezin mochten niet. Die hele zaal was één grote grijze troosteloze bende. Op een kleine verhoging zat de opzichter die met een donkere blik streng de zaal in keek. Gauw richtte hij zijn aandacht weer op het scherm voor hem. De aandacht van de opzichter trekken liep onveranderlijk uit op ellende.

“Attentie! 121876!”, snerpte het ineens uit de luidsprekers. Geschrokken keek hij op. Dat was zijn nummer! Hij stond op en salueerde naar de beveiligingscamera. “Melden!” werd hem toegesnauwd. Toen was het weer stil, op het dreigende tandengeknars van de opzichter na. Met lood in de schoenen liep 121876 naar voren, langs de opzichter naar het luxueuze kantoor van de districtschef.  

Hij wierp een blik naar buiten en zag een vogel voor het raam langsvliegen. Was hij maar die vogel, dacht hij verlangend. Toen klopte hij op de deur. 

maandag 7 januari 2013

Wandelend weerbaar

"Kom", dacht ik laatst, "laat ik eens naar de stad wandelen". Dat had ik sinds mijn overspannenheid niet meer gedaan. Het was droog en het zou droog blijven, dus die dag was een mooie dag om weer met naar-de-stad-lopen te beginnen, zo dacht ik. Het was boven nul, dus ik kon lekker zittende cowboylaarzen aantrekken in plaats van de lelijke verstandige sneeuwlaarzen. Jas aan, sleutels mee, en ik kon op pad.

Het eerste stuk van de wandeling leidt door mijn wijk en dan een stukje over de brug over de ringweg en het fietspad richting de draaibrug. Daarna loop je gewoon de weg af, de hoek om en weer de weg af en dan ben je er. "Immer gerade aus und links um die Ecke", noemde een kennis van mij dat vroeger altijd. Het gebeurde op het eerste stuk.

Er kwam een meneer naast me lopen. Ik had mijn hoortoestelletjes niet in, en kon dus maar moeilijk verstaan wat hij zei. Eerlijk gezegd deed ik er ook niet veel moeite voor, want hij had iets griezeligs. Ik ving de woorden "hoer" en "lekkere slet" op, en iets over wat drinken bij hem thuis. Dit was niet goed. Dit was helemáál niet goed. "Waarom komen ze ook altijd achter míj aan!", dacht ik kwaad bij mezelf. Paniekerig probeerde ik te bedenken wat we op weerbaarheidscursus geleerd hadden over een situatie als deze. Rustig en diep ademhalen. Gronden. Rechtop staan. Zelfvertrouwen uitstralen. Denk aan het plankje dat je doorgeslagen hebt. Dat je sterker bent dat je denkt. Duidelijk zeggen wat je niet en wel wilt en waarom. Van je af slaan als het moet. 
Voordat ik iets kon doen, hoorde ik een vrouwenstem achter me roepen:"hey hallo!". Een onbekende vrouw kwam naar me toe, omhelsde me omstandig en riep iets over "zo lang niet gezien". De hond die ze bij zich had gromde naar de lastigvallende man, die ik geen meneer meer wil noemen en die zich inmiddels had omgedraaid en vlot wegliep. 

We liepen samen een stukje op terwijl de zwart-wit gevlekte hond om ons heen dartelde. "Sorry hoor", zei ze, "maar ik stond naar buiten te kijken en zag wat er gebeurde. Ik heb mijn jas gepakt en de hond geroepen en ben naar buiten gerend". Ik wist even niet wat ik zeggen moest, helemaal overdonderd wist ik uiteindelijk een zacht "bedankt" er uit te wringen. Ik wist weer waarom ik ooit gestopt ben met naar de stad lopen. 
"Nou, hier moet ik naar rechts", zei de onbekende mevrouw. Ik omhelsde haar, nu echt, en bedankte haar dat ze gedaan had wat ze gedaan had. "Geen probleem", zei ze,"zolang je maar wel belooft dat je, als je het ooit tegenkomt, voor een ander doet wat ik net voor jou heb gedaan. Mensen moeten lief en vriendelijk voor elkaar zijn." Ze zwaaide ten afscheid. "Fijne feestdagen!", riep ze nog.

Terwijl ik verder liep zakte mijn hart, die bovenin mijn keel zat, langzaam terug naar zijn normale plek in mijn borstkas. Brrrr. Het vaste voornemen om voor een ander te doen wat die volkomen onbekende vrouw voor mij gedaan had, verankerde zich met iedere stap steviger in mijn denken. 

Naastenliefde is iets heel moois.

Ciao,
Ingrid.