woensdag 29 mei 2013

Goed gedaan, zuster Suffragette

Gewoonlijk denk ik er nooit zo over na, maar ooit - en nog niet eens zo heel lang geleden - mochten vrouwen niet stemmen. Actief vrouwenkiesrecht (het recht om te stemmen) is in Nederland vanaf 1922. Passief stemrecht (het recht om gekozen te worden) bestond voor vrouwen vanaf 1917. Het klinkt best wel lang geleden, maar 1922 betekent dat mijn Oma geboren is vóórdat vrouwenstemrecht bestond. En dat haar moeder, mijn overgrootmoeder, volwassen is geworden zonder stemrecht te hebben.

Zoals gezegd, normaal denk ik er eigenlijk nooit zo over na, maar soms kom je filmfragmenten tegen die je daarover aan het denken zetten. Laatst had ik de film "The Duchess" bijvoorbeeld in de DVD-speler. In die film zit een scène dat de hertog en en hertogin een diner houden voor politieke kopstukken. Als de hertogin haar mening over het politieke vraagstuk naar voren brengt, zegt haar man gegeneerd: "ach ja, vrouwen en politiek, wat kan ik zeggen?". En daar pal achteraan tegen zijn vrouw: "breek daar je mooie hoofdje maar niet over, laat politiek over aan de mannen.".

En toen kreeg ik weer eens een oorwurm. Je weet wel, zo'n liedje dat heel de tijd door je hoofd speelt en dat je niet kwijtraakt. Mijn oorwurm was "Well done, Sister Suffragette", uit de film Mary Poppins van Disney. De moeder in het gezin Banks is namelijk een fervent "suffragette", een voorvechtster voor vrouwenkiesrecht. Ze loopt door de film heen met een sjerp met "Votes for women" er op, roepend dat Mrs. Pankhurst weer eens in het gevang zit.

En daardoor moet ik nu heel de tijd aan de strijd om vrouwenkiesrecht denken. Want eigenlijk is het gewoon nog een heel leuk liedje ook.




maandag 20 mei 2013

Ongepast verkopen?

Een poosje geleden kwam ik in de facebooktijdlijn van een bevriende fotograaf de website werkaandemuur.nl tegen. Nieuwsgierig klikte ik verder, en dat bleek een site zijn waar je je foto's naar kunt uploaden om ze vervolgens te verkopen. Stiekem leek me dat voor mezelf ook wel wat. Stiekem vond ik meteen dat ik zelf ook wel een paar foto's in mijn archief had die mooi genoeg waren om te verkopen. 

Het welbekende stemmetje in mijn achterhoofd kwam meteen met een hele reeks ja-maars. Wat verbeeldde ik me eigenlijk wel niet, riep het stemmetje. Jouw foto's zijn natuurlijk nooit perfect en mooi genoeg om te verkopen! En, riep het stemmetje, dingen verkopen hoort niet. Het stemmetje vond dat ongepast. Ondanks die dingen en ondanks de ja-maars van het stemmetje, wou het idee niet weg gaan. Het had zich stevig in de woeste storm van mijn denken verankerd. 
Het drong tot me door dat het, of het nou een succes zou worden of niet, erg leerzaam zou zijn. En ook begon ik te beseffen dat de bezwaren van het stemmetje eigenlijk nergens om gingen: ik had tenslotte toch al eerder reportages in opdracht gedaan, en betaald ook nog. Dat was toch niet zo heel veel anders? En waarom zou dingen verkopen ongepast zijn? Ondanks dat het stemmetje dat heel fanatiek vond, sloeg dat nergens op.

"Waarom is het ongepast om je eigen werk te verkopen?", vroeg ik in gedachten aan het stemmetje. "Nou, gewoon!", riep het stemmetje. "Je hoort niet van de daken te schreeuwen dat je jezelf en je werk goed vind, en dat je trots bent op je werk en op jezelf. Stront voorop! En eigen roem stinkt!". En zo mopperde het stemmetje verder over bescheidenheid en deugd en zo. Eigenlijk had het stemmetje helemaal geen reden om dingen verkopen ongepast te vinden.

In gedachten plakte ik de mond van het stemmetje dicht met een flinke rol ducktape. 

Zo. 
Rust.

Kan ik tenminste even rustig nadenken over hoe ik dat ga aanpakken, foto's verkopen. Want natuurlijk ga ik het toch proberen. Ik vind het een eng idee, mijn werk verkopen en ik heb geen idee waar ik beginnen moet.

Maar vast en zeker zal het erg leerzaam zijn.

zaterdag 18 mei 2013

Koffie in de stad

Voor het eerst in heel veel weken was ik weer eens in de binnenstad. Dat komt omdat ik in de middag mee zou gaan met iets wat een fotowandeling heet. En die start bij de fotowinkel aan het begin van de Meeuwerderweg. Dus dacht ik 's ochtends bij mezelf: "als ik nou wat eerder ga, kan ik even lekker koffie drinken in de stad. Dat heb ik al zo lang niet meer gedaan".

Zo gedacht, zo gedaan. Een mooi lelijke maar erg handige en verstandige jas aangetrokken - want buiten en regenachtig - en op pad. Even was ik nog in paniek, want ik wou met de bus en waar was mijn ov-chipkaart ook alweer? Maar die zat nog gewoon waar hij hoort: in mijn portemonnee. 


Eenmaal in de stad kwam ik er achter dat het kermis is. Eigenlijk wist ik dat wel, maar ik was het vergeten. Dus toen ik de Grote Markt opwandelde, deed het stemmetje in mijn achterhoofd: "Oh ja! Dat is ja ook zo!" Het was nog vroeg, en stil. De kraampjes waren nog dicht en de Grote Boze MisselijkMaakMachines waren aan het proefdraaien. Kijken of alles nog pico bello functioneert. Even bleef ik kijken. 

Maar ik kwam niet voor de kermis, ik kwam voor koffie. 

Aan de andere kant van de Grote Markt zit de Drie Gezusters. Even stond ik nog in dubio: zou ik naar de gezusters of naar het goudkantoor? Toen ik bedacht dat je vanuit de gezusters mooi op de Grote Markt kon kijken, was de beslissing genomen. 

En even later zat ik te kijken naar een prachtig latte-art-vogeltje terwijl een pianospeelmeneer zachtjes musiceerde. Aangevuld met het zachte geroezemoes van klanten, had ik zomaar zin om even heerlijk dit stukje te schrijven.

dinsdag 14 mei 2013

In Mama's vensterbank

"Zeg, wat ben je aan het doen daar bij die vensterbank?"
"Oh, ik zag iets moois"
"Ja, jij ziet altijd wat!"
"..."

"Mag ik hem zien?"
"Wat zien?"
"Nou, de foto natuurlijk."
"Kijk dit is hem."
"Oh, die is inderdaad mooi."


Zo ging dat ongeveer, toen ik een foto wilde maken van Mama's mooiste orchidee. Hij heeft een echt felle knalkleur die ergens tussen paars en roze in zit maar toch meer roze dan paars is. Vaak verbaast het me dat ze planten en bloemen zo mooi uitbundig groeiend krijgt, bij mij sterven ze altijd. Maar mijn vensterbank is dan ook vrijwel de hele dag in de schaduw, en de hare krijgt zon. Dat maakt natuurlijk wel uit. En Mama heeft groene vingers, en ik niet. Dat helpt ook.

En het is waar wat ze zegt, ik zie inderdaad altijd wat. Mede daarom wandel ik altijd alleen, dan hoef ik me niet schuldig te voelen omdat ik medewandelaars ophoud met mijn foto-gedoe. Hoewel wandelen met mede-fotografen laatst wel weer helemaal tof was. Zij zagen ook overal wat, net als ik.

En helemaal sinds ik een poosje geleden een nieuwe telefoon heb gekocht, een iPhone, zie ik van alles en nog wat. In die ai-foon blijkt best wel een goede camera te zitten, voor moderne telefoonbegrippen dan. Een van de eerste dingen die ik deed toen ik het ding had, was de camera uitproberen. En op internet op zoek gaan naar camera-apps. Een aantal heb ik uitgeprobeerd, en in de praktijk blijk ik de apps Camera+ en ProCamera het vaakst te gebruiken. ProCamera is soms superhandig, die leest gewoon uit je camerarol en dan kun je dingen aanpassen als helderheid, contrast en verzadiging. En de hoeveelheden R, G en B in de foto. Maar daar ben ik nog mee aan het proberen want die heb ik nog niet zo lang. Eerst moet ik veel met ProCamera spelen om het te leren kennen. Experimenteren geblazen dus.

Leuk! Volop experimenteren! En de camera heb ik altijd bij me - want foon - en het kost ook verder niks, want geen fotorolletje kopen en laten ontwikkelen (wat een gedoe was dat, en dan had je een opschrijfboekje waar je de diafragma en sluitertijd in opschreef en als je dan je rolletje ontwikkeld terugkreeg moest je de juiste getalletjes weer bij de juiste foto zoeken, en nu gaat dat allemaal vanzelf met de exif-informatie in het plaatje).

En soms maak je dan een foto van een bloem die eigenlijk best wel het bekijken waard is.

donderdag 9 mei 2013

Enge mannen


Vroeger, als kind, was ik altijd bang voor enge mannen. Dat moest ook, want er liepen kinderlokkers in onze buurt rond. Dat waren enge mannen die mij snoep zouden geven om me mee te lokken en dan allemaal enge dingen met me zouden doen. Wat voor enge dingen, dat vertelden mijn ouders er niet bij, maar mijn overijverige kinderfantasie kon wel het een en ander bedenken. En omdat je natuurlijk niet wist welke mannen kinderlokkers waren en welke niet, mocht ik nooit snoep of zo aannemen van welke vreemde man dan ook. En dat deed ik dan ook niet. Ik wou niets met die ongedefinieerde enge dingen te maken hebben.

De angst zat er diep in. Zo diep, dat ik op een gegeven moment bijna niet meer alleen boven durfde te zijn. Als ik dan iets nodig had wat op mijn kamer lag, holde ik zo vlug mogelijk de trap op en mijn kamer in terwijl mijn fantasie een enge man produceerde die op de overloop op me stond te wachten. Gauw pakte ik dan waar ik voor kwam, smeet de slaapkamerdeur dicht en denderde de trap weer af. Terug naar het veilige en goed verlichte beneden, waar geen enge mannen waren.

Soms stond mijn enge fantasieman niet op de overloop, maar zweefde hij voor het raam. Met een ruk deed ik dan de gordijnen dicht, zodat ik hem niet hoefde te zien en hij mij niet kon zien. Het drong niet tot mijn kinderhersentjes door dat het extreem onwaarschijnlijk was. Hoe zou hij binnengekomen moeten zijn? Hoe zou hij bij mijn raam kunnen komen? Het raam was op de tweede verdieping van het pand, hij zou dan óf heel goed moeten kunnen klimmen óf moeten kunnen vliegen. Al besefte ik ergens diep van binnen wel dat het dom was, want ik durfde het nooit te vertellen.

Dat ik met kamerdeuren smeet en met veel lawaai trappen op en af denderde, dat vonden mijn ouders natuurlijk niet goed. Daarover kreeg ik dan ook steevast op mijn kop. Niet zoveel lawaai maken. Rustig aan. Niet zo met die deur smijten want het kan heus wel kapot. Loop nou eens een keer rustig en kalm die trap af.
Maar ik bleef denderen. En smijten. Mijn angst voor die vreemde mannen op de overloop en voor het raam was groter dan de angst voor kwade ouders. Tot we mijn slaapkamer naar de zolder verhuisden. Mama en ik ruimden de boel boven op en sleepten met ons twee alle meubels naar boven. En toen waren de enge mannen ineens weg. Gaandeweg maakten we van mijn zolderkamer mijn hoekje. Ik kreeg een oude zwartwit-tv, en een stoel met een klein salontafeltje. Er kwam zelfs een koelbox die als koelkast dienst deed. En als het mooi weer was, zat ik op het aan de kamer grenzende dakterras. Het werd mijn hoekje, mijn anker, en ik voelde me er veilig. 

De enge-mannen-angst werd in de loop der jaren minder en verdween tenslotte helemaal. Of bijna helemaal. Want tot op de dag van vandaag steekt het soms de kop weer op, op onverwachte momenten. Dan weet ik dat ik niets te vrezen heb van de mannen in mijn omgeving, en toch is het er ineens: die vreemde, irreële en ongefundeerde enge-mannen-angst.