vrijdag 29 juli 2016

Bestemming: Groen, deel 1 van 7

deel 1 | deel 2 | deel 3 | deel 4 | deel 5 | deel 6 | deel 7

Buiten is het donker. Het enige licht komt zoals gewoonlijk van de lavastromen. "Op deze planeet schijnt de zon ook nóóit", denk ik mismoedig bij mezelf. Ik stap uit bed en kijk uit het raam. De aarde rommelt en de vurige gloed van lava is duidelijk zichtbaar even verderop. Het wordt weerkaatst tegen de donkere bordeauxrode wolken. Even sta ik te kijken naar de lavarivier. De lava staat hoog vandaag. Kennelijk is de vulkaan is weer eens bezig. Vandaar dat 't zo naar zwavel stinkt en de aarde meer rommelt dan anders. Ik kleed me aan terwijl ik een fijne douche mis. Maar water verspillen aan schoon blijven kan hier nou éénmaal niet. We zijn allang blij dat we überhaupt voldoende hebben om te drinken.

In de loop van de dag zwerf ik doelloos door het huis. Van kelder naar zolder en weer terug sjouw ik rusteloos heen en weer, als een tijger in zijn kooi. Door de vulkaanuitbarsting is het buiten niet te harden zonder hittepak, en de mijne is in reparatie. Ik zit dus vast in dit huis, mijn huis is mijn gevangenis. Ik verveel me, word steeds kwader, schreeuw machteloos tegen de kale onpersoonlijke muren. Waarom ben ik hier neergepoot? Van alle planeten in de Melkweg moest ik hier te werk gesteld worden! Waarom? De uitbarsting duurt nu al de hele dag, zo lang duurt 't anders nooit. Kunnen de rivieren die grote hoeveelheid lava wel verwerken? Wat als ze buiten hun oevers treden?

Ik word bang.

De laatste keer dat ze buiten hun oevers traden, was vijfendertig jaar geleden. Toen moest iedereen hals over kop geëvacueerd worden, en dat deed het bedrijf toentertijd alleen maar omdat de nieuwskanalen met vette koppen zouden berichten over een bedrijf dat zijn eigen werknemers moedwillig liet stikken. Dat was voor mijn tijd, maar ik heb genoeg archieven gezien en genoeg verhalen van oudere collega's gehoord om me goed te kunnen voorstellen hoe dat was.

Ik sta alweer naar buiten te kijken naar de lavarivier. Ik heb toch niets beters te doen en in die leegte is het makkelijk om naar buiten kijkend te staan piekeren. Waarom ben ik ooit hier gaan werken? Het leek zo gunstig toen ik in dienst kwam: gevarieerd werk, mooie beeldhouwwerken maken op mooie plekken. Maar in plaats daarvan zit ik vast in deze hel omdat die verdomde lavakunst nu helemaal hip is.

Misschien had mijn vader gelijk, en had ik een vák moeten leren. Maar is beeldhouwer dan geen vak?

Ik weet niet wat ik moet, maar ik besef dat ik wat moet, want hier word ik gék. Ik wil zon, en licht, en lucht, en loeiende koeien in groene weiden en klaterende fonteinen en kunnen douchen en mijn kleren kunnen wassen.

Ik wil hier weg!

woensdag 20 juli 2016

Het kleine blauwe locomotiefje

Als ik vroeger aan Oma vroeg hoe het was, zei ze vaak laconiek: "Och, we gaan gewoon door met ademhalen." Toen ik nog twee paardestaartjes had, vond ik dat eerst heel gewoon (want dat zei ze vaak), maar later begon ik er over na te denken en het vreemd te vinden (want zij was de enige die ik kende die dat zei). En nog weer later vind ik het een erg leuke manier om te zeggen dat je gewoon doorgaat, of [start Barry Stevens accent] "vooral doorgaat" [eind Barry Stevens accent], oftewel gewoon volhoudt, of misschien zelfs wel koppig volhoudt. Doorzettingsvermogen dus, in functioneringsgesprekkenwaarweincompetentiesmoetenpratentaal.

Een poosje geleden kreeg ik een amerikaans kinderverhaaltje onder ogen dat me weer hieraan deed denken. Het ging over een klein blauw locomotiefje (leuk, treintjes!) dat een hele zware trein over een hele hoge berg heen moest sleuren. Verschillende grotere en sterkere locomotieven hadden al geweigerd, want de berg was te hoog en de trein was te zwaar. Desondanks liet het kleine blauwe locomotiefje zich daar niet door ontmoedigen en begon vol goede moed aan de taak. "Ik wil het wel proberen", zei het kleine blauwe locomotiefje.

Eenmaal op de berg hard aan het werk zei ze steeds bij zichzelf "Ik kan het wel". Als je dat steeds als een mantra bij jezelf herhaalt, lijkt het ook wel op een voortpuffende trein: ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel. Je kunt er zo "kedeng kedeng" tussen poten als je ikkanhetweltrein over een raillas (heet dat zo?) of wissel heen dendert.

In Dombo zit dat locomotiefje ook (die referentie snap ik dus ook nu pas)  , daar moet het een zware circustrein over de bergen sleuren, en zegt het bergop: "ik kan het wel ik kan het wel ik kan het wel ik kan het wel” en daarna, bergaf, zegt het opgetogen “ik wist het wel ik wist het wel ik wist het wel WOEHOE!” En die woehoe is de stoomfluit, want het is in Dombo een stoomloc - de film komt tenslotte uit 1941.


En nou moet ik daar steeds aan denken als het akelige pester-stemmetje (pesteiland in binnenstebuitentaal) in mijn achterhoofd zegt: "nee dat kan je niet want je bent stom". Dan hou ik koppig vol en denk ik aan Oma, die gewoon doorging met ademhalen en zich niet zomaar liet kisten.

En aan het kleine blauwe locomotiefje dat dacht dat ze het lekker wél kon. En het ook deed ook, want die trein kwam natuurlijk wel aan op de bestemming.

vrijdag 15 juli 2016

Even Stad in

Even Stad in is voor veel Groningers en Ommelanders normaal. Dat was het voor mij eigenlijk ook. Je springt op de bus, laat het incheckdingetje braaf "piep" zeggen en laat je richting Grote Markt rijden. Even lekker door de Herestraat sjokken. Even neuzen bij de V&D, de Hema en de Miss Etam. Even door de Folkingestraat lopen. Ergens gezellig koffie gaan drinken.

Zulke dingen.

Maar van de lente moest ik geopereerd worden aan een hernia, en daarna had en heb ik natuurlijk veel tijd nodig om te herstellen. Zo ben ik vanochtend voor het eerst sinds de operatie weer in de stad geweest, en dat vond ik een heel avontuur en ook best wel eng en spannend.

Maar ik vond het dan misschien wel wat eng, ik deed het lekker toch.

Eerst heb ik mijn brace om gedaan, want zo'n avontuur onderneem ik toch het liefst met wat stabiliteit. En ik nam mijn stok mee, zodat andere mensen meteen zouden zien dat ik momenteel minder vlot ben dan de meeste mensen (en ik wat extra zekerheid zou hebben als ik moe zou worden). Dat scheelt weer ergernis. En toen, met de bus naar de stad.

In de stad voelde het heerlijk vertrouwd, en ik vond het erg leuk om weer in de stad rond te kunnen lopen. Ik had Stad toch wel gemist, ontdekte ik. 
Maar hoe vertrouwd het ook was, er waren toch wel dissonanten: V&D was natuurlijk weg zodat ik geen koffie meer kon drinken op de vierde verdieping. Dat moest ik dan maar doen in het Newscafé, dacht ik bij mezelf. In de Herestraat zag ik dat er daar ook behoorlijk wat lege etalages waren, de meesten gelukkig wel met een hoopvol "Verhuurd" op het raam. Waar vroeger de Miss Etam en de Promiss zaten, werd gebouwd en het schoot me te binnen dat ik gelezen had dat er vijftig Promiss winkels weer terug zouden komen, helaas zonder grotematencollectie. En de Bijenkorf was weg. Daar kwam ik zelden, dus dat miste ik niet echt. Maar het is wel weer zo'n lelijke holle kies er bij in de straat.

Die faillissementen van de laatste tijd hebben wel hun sporen achter gelaten, dat was wel duidelijk te zien. Maar ja, we moeten zo nodig met ons allen naar de Action en de Primark en naar webwinkels in plaats van naar andere winkels. En dan is het logisch dat die andere winkels kapot gaan op den duur.

Ondanks die lelijke holle kiezen in het straatbeeld, was het toch leuk om in de stad te zijn. Ik merkte duidelijk dat ik weinig meer gewend ben, want ik was best wel gauw overprikkeld door alle toch min of meer nieuwe indrukken. Maar fijn was het wel om in de stad te zijn, en ik ontdekte dat ik Stad toch wel gemist had.

Ik ben blij met mijn brace, en ga binnenkort gauw weer even in de stad koffiedrinken. In de tussentijd ga ik gewoon door met oefenen, zodat ik in de (hopelijk nabije) toekomst geen brace meer nodig heb. Maar ondertussen is het toch wel fijn dat ik 'm heb.

dinsdag 5 juli 2016

Koe-wie en toe-wie

Omdat ik veel lees, komt een groot deel van mijn woordenschat uit boeken. En gok ik met sommige woorden maar wat op de uitspraak, want die weet je niet als je een woord alleen maar leest en nooit hoort. Soms klopt het wat ik gok, soms kom ik er later achter dat het niet klopte. Gelukkig heb je tegenwoordig internet waar je dat op kunt zoeken, maar vroeger wist je het gewoon niet en moest je gokken. En dat deed ik met veel woorden, want ik las en lees veel en graag.

Ingenieur is zo'n woord: ik heb altijd de neiging om in-ge-ni-eur te zeggen, dus met een harde g en precies zoals je het schrijft. Vaak is er dan wel iemand in de buurt die mij corrigeert of corrizjeert (ook zo'n woord) en roept dat ik het uit moet spreken als "inzjenjeur".

Dat fenomeen, daar loop ik soms ook tegenaan in mijn werk. Kennelijk is het voor mij onbewust zo'n gewoonte geworden om woorden uit spreken zoals ik ze lees, dat ik er niet meer mee op kan houden. Een zo'n woord is "gui". Gui is eigenlijk geen woord maar een acroniem: een als woord uitspreekbare afkorting. Het betekent "graphical user interface", oftewel grafische gebruikers interface. Dat stukje van je app dat je ziet, het spreekwoordelijke topje van de ijsberg van de app die je aan het gebruiken bent.

Omdat je het zo schrijft, heb ik gewoonte om gui te zeggen. Zeg maar zo'n bolletje waar je van gaat huilen als je 'm snijdt, met een g er aan de voorkant vastgeplakt. Ik ben daarmee wel in de minderheid, schijnt het: veel van mijn collega's spreken het uit op z'n engels (het komt eigenlijk ook uit het engels, nietwaar?) en zeggen koe-wie met een zachte k. Ik moet altijd twee keer nadenken als ik dat hoor voordat ik besef dat ze gui bedoelen. Ietwat vervelend, maar je went er aan en past je zo goed mogelijk aan.

Toch loop ik op een onverwachte plek weer tegen datzelfde ui/oe-wie-dilemma aan: in de reclames voor dat reisbureau TUI.

"Toe aan tui", zegt de slogan op het scherm.
"Toe aan toe-wie", zegt de voice-over.
"Toe aan tui", denk ik bij mezelf.

Ik ben benieuwd hoe snel ik mezelf zover krijg dat ik braaf koe-wie en toe-wie ga zeggen, zoals het schijnbaar hoort.

Misschien blijf ik wel een stiekeme rebel door lekker koppig gui en tui te blijven zeggen.
Kan het mij schelen.