Download het eBook: http://rubenseschone.nl/ebooks.php
Een paar maanden later zaten de drie wetenschappers elkaar aan te kijken boven een kop warme chocolade, terwijl ze het hadden over de uitnodigingen die ze hadden ontvangen van de Kerstman.
Het werk van de drie wetenschappers was erg goed opgeschoten, en dankzij hen en de mensen van Silmana was een week terug in de senaat een serie wetten goedgekeurd die de inwoners van Kerstania erkenden als mensen, waardoor de handel in sterrendiamanten nu echt goed aangepakt kon gaan worden. Professor Fonda was opgewonden: hij was uitgenodigd om het vertrek van de Kerstman bij te wonen, op kerstavond, als hij naar de aarde vertrok om cadeautjes te bezorgen bij alle kinderen. Kodiko en Latoko gingen mee; toen bleek wat sterrendiamanten werkelijk waren, wilde Kodiko er geen sikkepit meer mee te maken hebben en betaalde zelfs mee aan het onderzoek van de professor. Dat zijn naam daarmee mede verbonden was aan de wetenschappelijke onderzoeken en aan de "ontdekking" van Kerstania, had natuurlijk wel veel geholpen. Kodiko had altijd al iets groots op zijn naam willen schrijven.
Dat was toch nog wel onverwacht geweest, peinsde de professor. Hij had eigenlijk niet verwacht dat Kodiko nog iets van een geweten zou hebben, maar kennelijk werkte het toch nog, en stukken beter dan hij en Latoko hadden verwacht. De relatie tussen die twee was sowieso veranderd sinds hun laatste bezoek aan Kerstania: Kodiko behandelde Latoko nu als weer als een geliefde echtgenote. Ergens waren die twee helemaal opnieuw verliefd op elkaar geworden. En dat maakte de professor gelukkig, want zij was toch altijd een beetje de dochter geweest die hij nooit gehad had.
Hij stapte door de sterrenpoort en liep aan de andere kant gauw de trap af om plaats te maken voor zijn reisgenoten. Vrolijk groette hij het gezelschap van de van Vlieten, die even daarvoor overgestoken waren. De oude van Vliet stond te ginnegappen als een jochie van tien, en de professor voelde zich zelf ook weer een klein jochie. Uitgenodigd worden om de Kerstman vanaf de eretribune uit te zwaaien was toch niet niks!
Mirana kwam hen begroeten: "Goedemorgen dames en heren! Zoals u waarschijnlijk wel kunt begrijpen, kan de slee u niet komen ophalen, maar u kunt oversteken naar het hoofdkwartier via een kerstportaal." Vrolijk keuvelend liepen ze achter Mirana aan naar het grote plein, waar een grote magische poort stond waar een hele rij elfen, kabouters, kerstbomen, kerststerren, rendieren en andere wezens vrolijk keuvelend voor stond te wachten. Er waren er velen die de Kerstman wilden uitzwaaien. Ze sloten netjes aan in de rij en een half uurtje later liepen ze in het licht van het noorderlicht naar de eretribunes.
Het was nog ochtend, maar omdat de aarde verdeeld was in tijdzones en de kerstman overal in de kerstnacht langs moest, moest hij nu al vertrekken. Hij zou morgenmiddag weer terug komen. Aan het einde van de startbaan gingen de grote deuren van de hangar open, en onder luid gejuich verschenen de rendieren, die een prachtig opgepoetste slee voorttrokken. De rendieren moesten hard werken, want de zak met pakjes was groot en zwaar. De belletjes aan de slee en het tuig van de rendieren glommen en tinkelden. Alles was precies zoals de kerstverhalen je altijd vertelden.
Latoko keek er naar en zong in zichzelf het oude liedje dat haar moeder altijd voor haar zong: "je kent Dasher en Dancer en Prancer en Vixen. Comet en Cupid en Donner en Blitzen. Maar herinner je je wel het beroemdste rendier van al?". En daar liepen ze gewoon alle negen, zwoegend op gewicht van de slee met pakjes. Het was bijna niet te geloven dat dit allemaal echt gebeurde, en ze was trots dat zij degene was die het balletje aan het rollen had gebracht door haar bezoek aan de professor al die maanden geleden. Verliefd keken Kodiko en zij elkaar aan en ze was weer ontzettend trots op haar man dat hij zo voortvarend de sterrendiamanthandel bestreden had. Hij bleek uiteindelijk toch een goed mens te zijn en ze was erg blij dat de ongewone omstandigheden dat goede mens uiteindelijk boven water getoverd hadden.
Toen even later de Kerstman verscheen, stond ze op en juichte ze uit volle borst mee met alle anderen. Hij zwaaide en lachte, klom in de slee en liet voor de show de zweep in de lucht knallen. Beledigd schudden de rendieren hun hoofden, waarna ze braaf aantrokken en de zware slee onder oorverdovend gejuich de lucht in sleepten. Na nog een rondje boven het vliegveld verscheen er een magisch portaal in de lucht, waardoor de arrenslee verdween, onderweg naar al die huizen met kinderen die gespannen wachtten op het tinkelen van belletjes en het getrappel van rendierhoeven op het dak.
Terwijl de poort sloot, hoorden de zware stem van de Kerstman lachen en roepen: "HO HO HO! Vrolijk kerstfeest! "
Een Rubense Schone geeft haar meningen, gedachten en gevoelens over alles wat het leven haar brengt. De proza wordt hier gepubliceerd, gedichten worden verzameld op ingridsgedichten.blogspot.com.
Ik publiceer onregelmatig, dus abonneren op rss of e-mail is handig.
vrijdag 23 december 2016
vrijdag 16 december 2016
Behoud van de sterrendiamanten, deel 8 van 9
Het was hem echt, de Kerstman. Professor Fonda en beide van Vlieten zaten een moment stil te staren. Na alles wat ze gezien hadden zou het geen verrassing meer mogen zijn, maar dat de Kerstman echt bestond na jaren geloofd te hebben dat hij niet bestond, was toch wel iets waar ze alle drie even stil van waren.
Achter de Kerstman dribbelde een vrouw de kamer in die kennelijk zijn vrouw was.
"Oh goed zo", zei ze, "jullie hebben al ingeschonken! "
"Jij ook een kopje, lieverd?", voegde ze er tegen haar man aan toe terwijl ze twee kopjes chocolademelk inschonk. Met een zucht plofte de Kerstman neer in een luie stoel en nam glimlachend het kopje aan van zijn vrouw.
"Mijn excuses dat ik jullie niet zelf kon ophalen, maar het is hier nogal hectisch momenteel: één van onze servers is gecrasht waardoor we nu bijna een kwart van de lijsten met lieve en stoute kinderen kwijt zijn. Onze IT-elfen zijn bezig een back-up van vannacht terug te zetten, dus het komt wel goed, maar het tijdverlies is een probleem want we liepen al achter. En kerst kun je niet even een paar weken verschuiven. De kinderen op aarde rekenen op ons."
"Geen probleem, geen probleem", zei de oude van Vliet, "we vinden het al een hele eer dat we überhaupt mogen komen. En eerlijk gezegd vind ik dit kijkje in de keuken van de hele kerstorganisatie bijzonder interessant. Na alle magie die we hier tot dusver gezien hebben, had ik verwacht dat jullie meer met magie en minder met computers zouden doen."
"Vroeger ging ook alles met magie", antwoordde de Kerstman, "maar computers zijn soms gewoon handiger, vooral als het gaat om die eindeloze lijsten bijhouden. Voor die saaie klus zijn maar weinig elfen te porren, maar met computers gaat alles doorgaans prima. Behalve nu eventjes, dan."
"Nu dan, ter zake. Straks krijgen jullie een uitgebreide rondleiding door de stad en de speelgoedfabrieken, maar eerst zal ik de algemene situatie uit de doeken doen". De Kerstman ging er goed voor zitten en begon. "Een paar maanden geleden is die sterrenpoort geopend om het verkeer van en naar aarde makkelijker te maken. Lieden van jullie georganiseerde misdaad maken daar misbruik van om mijn elfen te ontvoeren. Omdat de natuurwetten op aarde anders werken dan hier op Kerstania, zitten mijn elfen bij jullie vast in hun kristallijne vorm: de sterrendiamant. Sterrendiamanten worden volop verhandeld bij jullie. Dat kan natuurlijk niet want elfen hebben ook gewoon rechten, en gelukkig vonden de autoriteiten aan jullie kant van de poort hetzelfde. Daar hebben wij Silmana en zijn team van undercover agenten aan te danken. Als we het voor elkaar kunnen krijgen dat alle sterrendiamanten terug naar Kerstania komen, hebben de elfen hun magie weer terug en daarmee onder andere ook hun vormvrijheid."
"Maar dan moet uiteraard wel de uitstroom gestopt worden", merkte professor Fonda op.
"Precies, precies", antwoordde de Kerstman. "Momenteel zijn we samen met Silmana bezig om een systeem op te zetten waarmee we de misdadigers hetzij hier gevangen kunnen houden, hetzij terug kunnen sturen naar de aarde om daar berecht te worden. Aangezien jullie maar één vorm hebben, en geen magie, hebben onze gebruikelijke straffen geen effect bij jullie, en moeten we iets opzetten wat meer bij jullie past."
"Berechting bij ons kan een probleem vormen", zei Silmana, "want er worden hier weliswaar de nodige morele wetten in onze ogen overduidelijk geschonden, maar al onze juridische wetten zijn uitsluitend van toepassing op mensen. Een elf verhandelen is net zo legaal als het verkopen van een koe of een paard. We zullen dus moeten bewijzen dat de wezens hier op hetzelfde niveau zitten als mensen qua bewustzijn, cultuur, organisatievermogen en dergelijke. Dan kunnen ze erkenning krijgen als mens en wordt heel de zaak anders."
"Er zijn zeer beslist een aantal aanwijzingen waar we zonder meer mee aan de slag kunnen", zei professor Fonda overtuigd, "in de aankomsthal bijvoorbeeld, zag ik een serie balies met baliemedewerkers, mensen of althans wezens die formulieren invulden. Allemaal zaken die zonder meer wijzen op een samenleving met een voldoende hoge organisatiegraad om een uitgebreide bureaucratie mogelijk te maken. Daarmee kan ik zonder meer aan de slag. "
"Uitstekend", bromde de Kerstman goedkeurend, "ik zal zorgen dat u begeleiding krijgt van onze organisatie-elfen en onze rechtselfen die u alles kunnen uitleggen over de basis van onze rechtsstaat."
"Wij zouden graag in de gelegenheid zijn om de werking van magie wat beter te bestuderen", zei de jonge van Vliet. "Dat bestaat bij ons niet, en dat is dus voor ons totaal onbekend terrein."
"Genoteerd, ik zal Mirana vragen of ze contact met u opneemt. Zij is één van onze beste leraren en kan u precies vertellen hoe magie in elkaar zit, hoe het werkt en op welke fundamenten het berust. "
De drie wetenschappers keken elkaar opgetogen aan bij dit aanbod van hulp en ondersteuning. Nu zouden ze zeker hun onderzoek snel en met succes kunnen afronden. Op aarde zouden ze er naam mee maken en ze konden de mensen hier er nog goed mee helpen ook. Dat was nog eens twee vliegen in één klap slaan!
donderdag 8 december 2016
Behoud van de sterrendiamanten, deel 7 van 9
Download het eBook: http://rubenseschone.nl/ebooks.php
De drie wetenschappers keken gefascineerd hoe land en zee onder hen voorbij vlogen terwijl de slee stug op koers bleef naar het noorderlicht. Kennelijk was het hoofdkwartier op de noordpool, weer net als in de kerstliedjes. "Goh", zei professor Fonda, "alles is tot dusver precies als in de kerstliedjes, zou dat hoofdkwartier dan bestaan uit enorme speelgoedfabrieken?". Silmana lachte vrolijk en zei dat ze dat wel zien zouden als ze er waren.
Professor Fonda bekeek Silmana nu met heel andere ogen. Ze hadden een poos naar zijn uitleg zitten luisteren, en ze hadden de bewijzen gezien die Silmana tot dusver verzameld had. Alles met elkaar waren ze nu wel overtuigd van zijn goede bedoelingen. Dat ze zelfs de beurs voor hun onderzoek aan bemoeienissen van Silmanas ministerie te danken hadden, had helemaal de deur dicht gedaan.
Intussen wisten ze wel meer van de situatie. Het bleek dat de handel in sterrendiamanten aan deze zijde van de poort voornamelijk liep via de georganiseerde misdaad, die sterrendiamanten door de poort smokkelde om ze aan de andere zijde via onwetende juweliers zoals Kodiko te verkopen.
Omdat Silmana politierechercheur was, was hij zo bij de zaak betrokken geraakt. Handel in elfen was niet bepaald de mensenhandel waar Silmana gewoonlijk bij betrokken was, maar vanwege de enorme bedragen die er in deze handel omgingen, werd zijn ervaring bijzonder op prijs gesteld door de undercover agenten die al aanwezig waren op Kerstania. Het onderzoek van de wetenschappers was door Silmana met vreugde begroet: de mensen moesten weten wat er gebeurde omdat de wetten over mensenhandel enkel over mensen ging en niet over elfen of andere bewuste wezens waarvan de mensen niet wisten dat ze bestonden. Dat detail maakte dat de handel in sterrendiamanten volledig legaal was, en dus ook dat politie en justitie eigenlijk maar weinig konden doen, ook al was dit overduidelijk niet in de haak. En daar kwamen de wetenschappers in beeld: mits juist aangepakt konden hun onderzoeken en publicaties helpen de mensen te overtuigen van de verkeerdheid van dit alles.
Een slangenkuil was het, dacht professor Fonda. Dat had die oude van Vliet goed gezien tijdens dat gesprekje op het plein. Ze zouden hun onderzoek met plezier doen en met vreugde openbaar maken als dat ervoor kon zorgen dat iedereen hier rechtvaardig behandeld werd. Eerst en vooral moesten ze wetenschappelijk bewijzen dat de wezens hier bewust waren, en denkend, en konden organiseren, en alles. Het tafereel met de balies in de aankomsthal suggereerde alvast een uitgebreide bureaucratie, en dat betekende toch een samenleving met een hoge organisatiegraad. Daarom hadden ze hier net zo goed recht op mensenrechten als ieder ander, vond de professor. Al moest je die dan natuurlijk wel anders noemen.
Het landschap onder hen was intussen wit geworden en de lucht koud. De rendieren zetten de daling in en voorzichtig landde de slee op wat er uitzag als een klein vliegveld, compleet met landingsbaan en verkeerstoren. Voor een klein gebouwtje kwamen ze tot stilstand. Daarachter was een uitgestrekte stad zichtbaar. Ze stapten uit en een sterrendiamant kwam hun kant op zoemen en bleef stil hangen voor het gezicht van professor Fonda. Intuïtief stak hij zijn vlakke hand uit, en met een tinkelend plofje veranderde de sterrendiamant in de kleinste elf die hij hier tot dusver gezien had. Het was een vrouwelijk exemplaar en ze ging koket op zijn hand zitten.
"Dag heren", kwetterde de elf terwijl ze knipoogde naar de professor. Ze deed de professor tegelijkertijd aan Betty Boop en aan Tinkelbel denken en even was hij de lieftallige Latoko volledig vergeten. "Ik ben Rika. Welkom op Kerstania!". Met een tinkel was ze verdwenen, om even later op menselijke grootte voor hen te staan. "Zo", zei ze vrolijk terwijl ze voor hen uitliep naar een door yaks getrokken koets, "deze grootte vinden jullie vast prettiger. "
Ze bracht hen uiteindelijk naar een comfortabel ingerichte zitkamer waar het haardvuur lustig brandde. Een schenkkan en kopjes stonden naast een schaal koekjes op tafel, de kan bleek warme chocolademelk te bevatten. De jonge van Vliet bromde goedkeurend en schonk alvast drie kopjes in voor hen. Het laatste deel van de reis was toch wel wat koud geweest. "HO HO HO!", hoorden ze even later een stem in de gang lachen. "Jullie hebben je alvast maar ingeschonken! Heel goed, heel goed. Voel je op je gemak bij ons!". Ze keken om en een gezette figuur in rood-witte kleding stond op de drempel. De Kerstman!
De drie wetenschappers keken gefascineerd hoe land en zee onder hen voorbij vlogen terwijl de slee stug op koers bleef naar het noorderlicht. Kennelijk was het hoofdkwartier op de noordpool, weer net als in de kerstliedjes. "Goh", zei professor Fonda, "alles is tot dusver precies als in de kerstliedjes, zou dat hoofdkwartier dan bestaan uit enorme speelgoedfabrieken?". Silmana lachte vrolijk en zei dat ze dat wel zien zouden als ze er waren.
Professor Fonda bekeek Silmana nu met heel andere ogen. Ze hadden een poos naar zijn uitleg zitten luisteren, en ze hadden de bewijzen gezien die Silmana tot dusver verzameld had. Alles met elkaar waren ze nu wel overtuigd van zijn goede bedoelingen. Dat ze zelfs de beurs voor hun onderzoek aan bemoeienissen van Silmanas ministerie te danken hadden, had helemaal de deur dicht gedaan.
Intussen wisten ze wel meer van de situatie. Het bleek dat de handel in sterrendiamanten aan deze zijde van de poort voornamelijk liep via de georganiseerde misdaad, die sterrendiamanten door de poort smokkelde om ze aan de andere zijde via onwetende juweliers zoals Kodiko te verkopen.
Omdat Silmana politierechercheur was, was hij zo bij de zaak betrokken geraakt. Handel in elfen was niet bepaald de mensenhandel waar Silmana gewoonlijk bij betrokken was, maar vanwege de enorme bedragen die er in deze handel omgingen, werd zijn ervaring bijzonder op prijs gesteld door de undercover agenten die al aanwezig waren op Kerstania. Het onderzoek van de wetenschappers was door Silmana met vreugde begroet: de mensen moesten weten wat er gebeurde omdat de wetten over mensenhandel enkel over mensen ging en niet over elfen of andere bewuste wezens waarvan de mensen niet wisten dat ze bestonden. Dat detail maakte dat de handel in sterrendiamanten volledig legaal was, en dus ook dat politie en justitie eigenlijk maar weinig konden doen, ook al was dit overduidelijk niet in de haak. En daar kwamen de wetenschappers in beeld: mits juist aangepakt konden hun onderzoeken en publicaties helpen de mensen te overtuigen van de verkeerdheid van dit alles.
Een slangenkuil was het, dacht professor Fonda. Dat had die oude van Vliet goed gezien tijdens dat gesprekje op het plein. Ze zouden hun onderzoek met plezier doen en met vreugde openbaar maken als dat ervoor kon zorgen dat iedereen hier rechtvaardig behandeld werd. Eerst en vooral moesten ze wetenschappelijk bewijzen dat de wezens hier bewust waren, en denkend, en konden organiseren, en alles. Het tafereel met de balies in de aankomsthal suggereerde alvast een uitgebreide bureaucratie, en dat betekende toch een samenleving met een hoge organisatiegraad. Daarom hadden ze hier net zo goed recht op mensenrechten als ieder ander, vond de professor. Al moest je die dan natuurlijk wel anders noemen.
Het landschap onder hen was intussen wit geworden en de lucht koud. De rendieren zetten de daling in en voorzichtig landde de slee op wat er uitzag als een klein vliegveld, compleet met landingsbaan en verkeerstoren. Voor een klein gebouwtje kwamen ze tot stilstand. Daarachter was een uitgestrekte stad zichtbaar. Ze stapten uit en een sterrendiamant kwam hun kant op zoemen en bleef stil hangen voor het gezicht van professor Fonda. Intuïtief stak hij zijn vlakke hand uit, en met een tinkelend plofje veranderde de sterrendiamant in de kleinste elf die hij hier tot dusver gezien had. Het was een vrouwelijk exemplaar en ze ging koket op zijn hand zitten.
"Dag heren", kwetterde de elf terwijl ze knipoogde naar de professor. Ze deed de professor tegelijkertijd aan Betty Boop en aan Tinkelbel denken en even was hij de lieftallige Latoko volledig vergeten. "Ik ben Rika. Welkom op Kerstania!". Met een tinkel was ze verdwenen, om even later op menselijke grootte voor hen te staan. "Zo", zei ze vrolijk terwijl ze voor hen uitliep naar een door yaks getrokken koets, "deze grootte vinden jullie vast prettiger. "
Ze bracht hen uiteindelijk naar een comfortabel ingerichte zitkamer waar het haardvuur lustig brandde. Een schenkkan en kopjes stonden naast een schaal koekjes op tafel, de kan bleek warme chocolademelk te bevatten. De jonge van Vliet bromde goedkeurend en schonk alvast drie kopjes in voor hen. Het laatste deel van de reis was toch wel wat koud geweest. "HO HO HO!", hoorden ze even later een stem in de gang lachen. "Jullie hebben je alvast maar ingeschonken! Heel goed, heel goed. Voel je op je gemak bij ons!". Ze keken om en een gezette figuur in rood-witte kleding stond op de drempel. De Kerstman!
donderdag 24 november 2016
Behoud van de sterrendiamanten, deel 6 van 9
Download het eBook: http://rubenseschone.nl/ebooks.php
Buiten de deur volgde het gezelschap Silmana naar een rustig hoekje van de tuin, waar ze eventuele afluisteraars van verre konden zien aankomen. "Heren", begon Silmana, "zoals u wellicht al gezien hebt, hebben wij veel te doen met betrekking tot de elfen oftewel sterrendiamanten. Aangezien u drieën wetenschappers bent, en dus geen handelsbelangen hebt, neem ik nu het risico om u te vertrouwen", ging Silmana op zachte toon verder.
"Een sterrendiamant is één van de vele vormen van de elfen die hier wonen. Het gaat hier om bewuste, denkende, aanspreekbare wezens met een eigen wil en een eigen mening. Het is verkeerd om hen te verhandelen alsof zij dieren of dingen zijn. Een aantal van ons is in de handelsketen geïnfiltreerd en met uw hulp hopen wij die handel op te kunnen rollen. Om ook aan deze zijde hulp te kunnen hebben en bieden, heb ik een audiëntie geregeld met het staatshoofd hier. Over tien minuten worden we opgehaald op het plein hier recht tegenover en dan …"
"Wacht even!", onderbrak de oude van Vliet, " 'We'? Wie zijn die 'we' eigenlijk? En wat hebben zij met ons onderzoek te maken? Ik wil wel wat meer van deze slangenkuil weten voor ik verder ga." Professor Fonda knikte instemmend, daar was hij ook wel benieuwd naar. Er was hier van alles aan de hand waar zij totaal niets van wisten en wat voor hun onderzoek van belang kon zijn.
"Terechte vraag", vond Silmana, "ik zal onderweg alles uit de doeken doen, ik hoor ons vervoer al aankomen. Voorlopig kunt u er van op aan dat ik met lijf en leden garant sta voor uw welzijn". Enigszins gerustgesteld luisterde professor Fonda, maar hoorde niets, behalve het zachte tinkelen van belletjes ver weg dat langzaam dichterbij leek te komen.
"Ik hoor niets", zei hij.
"Hoort u die belletjes?".
"Ja, maar wat hebben die belletjes…"
"Dat is ons vervoer. Kijk daar in de lucht".
En Silmana wees naar de horizon, waar een klein stipje langzaam groter werd, en uiteindelijk de vorm aannam van een heuse arrenslee met rendieren.
De arrenslee landde, en de professor zag dat hij leeg was. Er waren comfortabel uitziende banken waar ze op konden zitten, en achteraan was een grote bak waar kennelijk op kerstavond de grote zak met pakjes in vervoerd werd. Even voelde hij zich weer een kind, die aan de hand van zijn moeder bij het warenhuis in de rij stond voor een ontmoeting met de kerstman. Het zag er echt naar uit dat dat onbekende staatshoofd de kerstman kon wezen, al was dat natuurlijk ongelooflijk. Maar in de korte tijd die hij nu op deze wereld was, had hij aan de lopende band ongelooflijke dingen gezien.
Silmana nam hen mee om met de rendieren kennis te maken. Hij stelde ze alle negen voor (zelfs de namen van de rendieren klopten precies, bedacht de professor opgewonden) en één voor één negen ze het hoofd ter begroeting. "Prettig kennis te maken", sprak de voorste, die voorgesteld was als Rudolf en net zo'n rode lichtgevende neus had als in de kerstliedjes. "Als u in de slee stapt, brengen wij u naar het hoofdkwartier. Gelieve wel de gordels vast te maken, want we zullen hoog en snel vliegen en als u uit de slee valt, kunnen we niet vlug genoeg bij u zijn om u op te vangen voor u te pletter valt". Ze klauterden in de slee en vertrokken meteen met een flinke vaart.
zaterdag 19 november 2016
Behoud van de sterrendiamanten, deel 5 van 9
Download het eBook: http://rubenseschone.nl/ebooks.php
Hij wist niet wat hij zag, en daarom stond professor Fonda met open mond en grote ogen te staren. "Sodeju, werkelijk zeg, sodeju", hoorde hij de jonge van Vliet naast hem vol verbazing mompelen. En wát een magnifiek gezicht was het!
Ze stonden in een grote hal, een soort foyer, met aan de ene kant een serie balies en aan de andere kant hoge ramen en glazen deuren die uitkwamen op wat een grote tuin leek. Vreemd vertrouwde wezens krioelden door elkaar, bezig met wie-weet-wat, en sterrendiamanten zweefden door de lucht terwijl ze glinsterend fonkelende stof uitstrooiden. Professor Fonda wist niet waar hij moest beginnen met kijken, maar na een ogenblik begonnen hem toch dingen op te vallen.
Voor een balie stonden twee rendieren met rode neuzen op luide toon te redetwisten met het peperkoekmannetje dat achter die balie hulpeloos met een vel papier stond te zwaaien. Een balie verderop zweefden een stel elfjes die bezig waren met het invullen van een stapel formulieren, hun fragiele vleugeltjes glinsterend in het licht van de enorme kerstboom die in het midden van de hal vrolijk kerstliedjes stond te zingen. Een grote zwerm rood-witte snoepstokken hinkelde over het grasveld buiten terwijl ze onder elkaar vrolijk kwetterden. Terwijl hij naar ze stond te kijken, veranderden de twee elfjes pardoes in sterrendiamanten en scheerden door één van de deuren naar buiten over de snoepstokken heen, waar de snoepstokken zo van schrokken dat ze pardoes alle kanten uit hinkelden. Het was net een troep mussen, vond professor Fonda.
"Silmana had gelijk", dacht de professor, "het zijn inderdaad levende wezens. Elfjes nog wel!". Iemand naast hem porde hem in de zij.
"Wat een kerstige boel hier, niet?", zei de jonge van Vliet met een lyrische uitdrukking op zijn gezicht. "Is het niet geweldig!".
"Ja, zag je net ook hoe die twee elfjes ginder pardoes in sterrendiamanten veranderden?", vroeg professor Fonda.
"Ja, man! Zouden die sterrendiamanten die bij ons thuis verkocht worden ook elfjes zijn? En kunnen ze dan nog wel terug veranderen, of zitten ze opgesloten?". De lyrische uitdrukking op het gezicht van de jonge van Vliet was verdwenen en had plaatsgemaakt voor een bezorgde uitdrukking. "We hebben hier in elk geval een hoop te doen, en thuis straks ook, want dat kan natuurlijk niet zomaar.", besloot de jonge van Vliet strijdlustig.
Hij wist niet wat hij zag, en daarom stond professor Fonda met open mond en grote ogen te staren. "Sodeju, werkelijk zeg, sodeju", hoorde hij de jonge van Vliet naast hem vol verbazing mompelen. En wát een magnifiek gezicht was het!
Ze stonden in een grote hal, een soort foyer, met aan de ene kant een serie balies en aan de andere kant hoge ramen en glazen deuren die uitkwamen op wat een grote tuin leek. Vreemd vertrouwde wezens krioelden door elkaar, bezig met wie-weet-wat, en sterrendiamanten zweefden door de lucht terwijl ze glinsterend fonkelende stof uitstrooiden. Professor Fonda wist niet waar hij moest beginnen met kijken, maar na een ogenblik begonnen hem toch dingen op te vallen.
Voor een balie stonden twee rendieren met rode neuzen op luide toon te redetwisten met het peperkoekmannetje dat achter die balie hulpeloos met een vel papier stond te zwaaien. Een balie verderop zweefden een stel elfjes die bezig waren met het invullen van een stapel formulieren, hun fragiele vleugeltjes glinsterend in het licht van de enorme kerstboom die in het midden van de hal vrolijk kerstliedjes stond te zingen. Een grote zwerm rood-witte snoepstokken hinkelde over het grasveld buiten terwijl ze onder elkaar vrolijk kwetterden. Terwijl hij naar ze stond te kijken, veranderden de twee elfjes pardoes in sterrendiamanten en scheerden door één van de deuren naar buiten over de snoepstokken heen, waar de snoepstokken zo van schrokken dat ze pardoes alle kanten uit hinkelden. Het was net een troep mussen, vond professor Fonda.
"Silmana had gelijk", dacht de professor, "het zijn inderdaad levende wezens. Elfjes nog wel!". Iemand naast hem porde hem in de zij.
"Wat een kerstige boel hier, niet?", zei de jonge van Vliet met een lyrische uitdrukking op zijn gezicht. "Is het niet geweldig!".
"Ja, zag je net ook hoe die twee elfjes ginder pardoes in sterrendiamanten veranderden?", vroeg professor Fonda.
"Ja, man! Zouden die sterrendiamanten die bij ons thuis verkocht worden ook elfjes zijn? En kunnen ze dan nog wel terug veranderen, of zitten ze opgesloten?". De lyrische uitdrukking op het gezicht van de jonge van Vliet was verdwenen en had plaatsgemaakt voor een bezorgde uitdrukking. "We hebben hier in elk geval een hoop te doen, en thuis straks ook, want dat kan natuurlijk niet zomaar.", besloot de jonge van Vliet strijdlustig.
donderdag 10 november 2016
Behoud van de sterrendiamanten, deel 4 van 9
Download
het eBook: http://rubenseschone.nl/ebooks.php
"Zo!",
zei professor Fonda tegen iedereen, "volgens mij hebben we nu alles. Heeft
iedereen het noodzakelijke ingepakt? Ja? Mooi, dan kunnen we gaan. Op naar de
sterrenpoort!", sprak hij terwijl hij zijn rugzak op zijn rug hees. Verbaasd
keek hij om toen zijn twee mede-expeditieleden begonnen te klappen. Die reactie
op zijn toch wel erg magere aanmoedingspreek had hij niet verwacht. Maar
kennelijk was de magie van het onbekende achter de sterrenpoort sterk genoeg om
ook hen te betoveren.
Hij liep
de trap op en bleef op het podium vlak voor de poort nog even staan. Na nog één
blik achterom naar Kodiko en Latoko richtte hij zijn aandacht op de paarse
schemering voor hem waar Silmana al in verdween. Met een mengeling van angst en
nieuwsgierigheid ging hij Silmana achterna naar het onbekende.
De
paarse schemering in de poort was desoriënterend en drukkend en professor Fonda
was blij dat hij na een lange minuut kon afstappen. Hij stond in een groot
gebouw, kennelijk was de poort ook hier in een groot gebouw gebouwd. Of was het
gebouw om de poort heen gebouwd. Om de poort te beschermen? Om de toegang te
kunnen controleren? De poort begon achter hem luid te zoemen, en hij liep gauw
de trap af om plaats te maken voor van Vliet en zich bij Silmana te voegen. Hij
was het inmiddels volledig eens met Latoko's oordeel dat Silmana een louche
sujet leek. Aan de andere kant moest hij toegeven dat Silmana in zijn leven
weinig keuze gehad had en toch net als ieder ander eten en spullen moest kunnen
kopen. De jonge idealist in de professors hoofd vroeg zich af hoeveel Silmanas
er rondliepen in de bendes straatkinderen thuis, en hoeveel daarvan gered
konden worden van een uitzichtloos lot als huurling. Hij schrok op uit zijn
mijmering toen Silmana zijn stem verhief.
"De
plaatselijke bevolking is heel vriendelijk", legde Silmana uit, "maar
de tussenhandelaren die de sterrendiamanten verhandelen zijn keihard, en vaak
onderdeel van de maffia. Met hen moet je uitkijken, zij geloven enkel in het
recht van de sterkste." Met een veelbetekenende blik op de professor liep
Silmana een eindje opzij en de professor volgde hem.
"Luister,
professor, ik weet dat u geen hoge pet van mij op heeft. En terecht, want uw
enige kennis over mij komt van Kodiko. Maar het is goed dat u en uw expeditie
meegegaan zijn, want er zijn hier een hoop dingen verschrikkelijk mis en we
kunnen goede wetenschappers goed gebruiken."
"Nou,
ach, eh", begon de professor hakkelend, "ik ben hier voor
wetenschappelijke studie, niet om maatschappelijke problemen op te lossen.
"
"Wetenschappelijke
studie en de bijbehorende publicatie is juist wat nodig is", antwoordde
Silmana fel, "want die sterrendiamanten zijn geen mineralen, maar levende
wezens in gekristalliseerde vorm. Dénkende wezens, bewúste wezens, waar je mee
kunt praten en lachen en debatteren en alles. U zult het straks wel zien.
Professor
Fonda bleef geschokt achter. Levende wezens in kristalvorm? Dat zette niet
alleen zijn ideeën over wat wel en niet leven is op zijn kop, maar riekte ook
naar slavernij. Wat was er nou precies aan de hand? Door de geheimzinnigheid
was hij op zijn hoede en door de opmerkingen van Silmana wist hij niet helemaal
meer wat hij aan die man had en was hij danig van zijn stuk gebracht.
"Oké
mensen!", riep Silmana tegen de hele groep wetenschappers, "zo
meteen, achter die deur, zullen jullie je eerste glimp opvangen van deze wereld
en haar bewoners. Wees voorzichtig: er gelden hier andere regels dan thuis en
zelfs de natuurwetten werken hier anders. En wees vooral op je hoede voor de
magie: dat hebben we thuis niet dus je hebt geen idee wat het doet, kan, en wat
de risico's zijn." Met die woorden stapte Silmana resoluut de deur door en
de expeditieleden dromden gretig achter hem aan, nog nieuwsgieriger geworden
dan ze al waren door Silmanas opmerkingen over andere natuurwetten en magie.
donderdag 3 november 2016
Behoud van de sterrendiamanten, deel 3 van 9
Download het eBook: http://rubenseschone.nl/ebooks.php
Geïnteresseerd nipte professor Fonda van zijn koffie en ging het hele verhaal in gedachten nog eens na. Dat onderzoek van die sterrendiamanten leek hem wel wat, zijn huidige werkzaamheden konden wel een poosje wachten tot hij terug was van een expeditie. Hij moest morgen die oude van Vliet eens vragen, die was even nieuwsgierig als hij naar de sterrenpoort en de sterrendiamanten, en had bovendien een jonge, sterke en slimme assistent die de klus zeker weten aankon. En hij moest voordat hij wegging ook nog maar eens een bezoekje brengen aan de schietbaan. Latokos opmerking dat die Silmana zaken achterhield, en in het algemeen een louche sujet leek, zinde hem niet. Dergelijke zaken voelde ze over het algemeen goed aan en hij had door de jaren heen groot vertrouwen ontwikkeld in haar oordeel. Het was verstandig om op alle eventualiteiten voorbereid te zijn.
Die avond zat Latoko als een toonbeeld van welopgevoedheid naast het haardvuur te frivolitéën terwijl haar man brieven zat te schrijven. Het viel haar op dat het kennelijk niet wou vlotten, de pen bleef vaak werkeloos in de lucht hangen. Maar ze piekerde er niet over om haar man bij te staan na de ruzie van eerder die dag. "Hij is vast bezig met een brief aan Silmana, laat hem maar ploeteren", dacht ze bij zichzelf. Ze wijdde haar aandacht weer aan haar handwerkje en deed alsof ze niets gezien had van zijn moeilijkheden.
De brief waar Kodiko aan werkte wou inderdaad niet vlotten. Silmana als tussenhandelaar zat hem dwars, hij zou liever zaken doen met de leveranciers achter de sterrenpoort. Want hij was tot de conclusie gekomen dat zijn vrouw gelijk had: Silmana was een louche sujet waar je misschien beter maar niet al te veel mee te maken kon hebben. Haar suggestie om de professor er op af te sturen had hij weggewuifd maar ondertussen stiekem wel een goed idee gevonden. Die ouwe graver was vast zo nieuwsgierig dat hij meteen stond te springen om te gaan, en dan kon hij gelijk mooi een brief van Kodiko meenemen naar wie het dan ook was die over de sterrendiamanten ging. Het idee om zelf te gaan, kwam niet in Kodiko op: hij hechtte daarvoor net te veel waarde aan alle comfort om hem heen.
Geïnteresseerd nipte professor Fonda van zijn koffie en ging het hele verhaal in gedachten nog eens na. Dat onderzoek van die sterrendiamanten leek hem wel wat, zijn huidige werkzaamheden konden wel een poosje wachten tot hij terug was van een expeditie. Hij moest morgen die oude van Vliet eens vragen, die was even nieuwsgierig als hij naar de sterrenpoort en de sterrendiamanten, en had bovendien een jonge, sterke en slimme assistent die de klus zeker weten aankon. En hij moest voordat hij wegging ook nog maar eens een bezoekje brengen aan de schietbaan. Latokos opmerking dat die Silmana zaken achterhield, en in het algemeen een louche sujet leek, zinde hem niet. Dergelijke zaken voelde ze over het algemeen goed aan en hij had door de jaren heen groot vertrouwen ontwikkeld in haar oordeel. Het was verstandig om op alle eventualiteiten voorbereid te zijn.
Die avond zat Latoko als een toonbeeld van welopgevoedheid naast het haardvuur te frivolitéën terwijl haar man brieven zat te schrijven. Het viel haar op dat het kennelijk niet wou vlotten, de pen bleef vaak werkeloos in de lucht hangen. Maar ze piekerde er niet over om haar man bij te staan na de ruzie van eerder die dag. "Hij is vast bezig met een brief aan Silmana, laat hem maar ploeteren", dacht ze bij zichzelf. Ze wijdde haar aandacht weer aan haar handwerkje en deed alsof ze niets gezien had van zijn moeilijkheden.
De brief waar Kodiko aan werkte wou inderdaad niet vlotten. Silmana als tussenhandelaar zat hem dwars, hij zou liever zaken doen met de leveranciers achter de sterrenpoort. Want hij was tot de conclusie gekomen dat zijn vrouw gelijk had: Silmana was een louche sujet waar je misschien beter maar niet al te veel mee te maken kon hebben. Haar suggestie om de professor er op af te sturen had hij weggewuifd maar ondertussen stiekem wel een goed idee gevonden. Die ouwe graver was vast zo nieuwsgierig dat hij meteen stond te springen om te gaan, en dan kon hij gelijk mooi een brief van Kodiko meenemen naar wie het dan ook was die over de sterrendiamanten ging. Het idee om zelf te gaan, kwam niet in Kodiko op: hij hechtte daarvoor net te veel waarde aan alle comfort om hem heen.
donderdag 27 oktober 2016
Behoud van de sterrendiamanten, deel 2 van 9
Download het eBook: http://rubenseschone.nl/ebooks.php
"Het handschrift ziet er authentiek uit", zei professor Fonda mompelend terwijl hij door een vergrootglas tuurde, "maar het perkament lijkt veel nieuwer dan de andere voorwerpen die we opgegraven hebben. Er lijkt een gerede kans dat dit een vervalsing is en het moet nader onderzocht worden." Verstoord keek de professor even later op van zijn vergrootglas toen er op de deur geklopt werd.
"Binnen!"
De deur ging open en Latoko kwam binnen. "Welkom, welkom, ga zitten!", riep de professor verheugd. "Wil je koffie? En hoe is het met je man?". Latoko zuchtte en zei dat ze om hem juist hier was. "Hij heeft samen met die griezel van een Silmana een grote voorraad buitenaardse edelstenen gevonden, sterrendiamanten noemen ze ze. Of eigenlijk is Silmana degene die ze gevonden heeft en ze door de sterrenpoort heen mee hierheen neemt. Kodiko is zelf nog nooit naar de andere kant gereisd maar verhandelt ze hier wel. Hij wil niets weten van onderzoek ter plekke, maar we weten niets van die sterrenstenen, hoe ze ontstaan of wat dan ook! Daarom ben ik nu zonder mijn mans medeweten hier."
De professor overhandigde haar een kop koffie. Ze zag er angstig en ongerust uit in dat zomerse niemendalletje van haar (en dat haar wel heel goed stond, voegde een stem in zijn achterhoofd daar aan toe). Voor de zoveelste keer verbaasde het hem dat een vrouw als zij verbonden was aan een man als Kodiko. Ze pasten totaal niet bij elkaar en hij kon zich niet voorstellen wat het was dat hen in elkaar aangetrokken had.
Als natuurliefhebber hoorde Latoko met haar groene vingers thuis in het bos, kruiden zoekend onder het groene bladerdak. Of misschien op een archeologische opgraving, voorzichtig met haar vingers het zand van oud aardewerk vegend. In ieder geval niet in die grauwe steenklomp dat haar man een huis noemde, terwijl ze pogingen deed om de stadse mevrouw van goede komaf te zijn en braaf de mode te volgen.
Zijn gedachten keerden terug naar het gesprek. Latokos onrust klonk als gefladder van elfenvleugels door in haar stem. "Ik zou het toch héél erg op prijs stellen als u kans zou zien om hier onderzoek aan te wijden, want er klopt ergens iets niet. Silmana houdt informatie achter!". Als een vlinder die uit zijn cocon kruipt, werden haar ware gevoelens over deze hele zaak zichtbaar op haar gezicht. De professor zag ergernis, frustratie, angst, haat en woede elkaar afwisselen.
"Ik heb van sterrendiamanten gehoord", zei de professor, "en ik ken wel een paar collega's die staan te trappelen om ze nader te onderzoeken. Zelf ben ik ook wel erg geïnteresseerd in de landen en culturen achter de sterrenpoort, moet ik bekennen. Ik zal eens een balletje opgooien tijdens de vrijmibo morgen, en dan hoor je wel wat er uit komt". Hij schonk nog een kopje koffie in voor hen beiden en ze praatten nog wat over koetjes en kalfjes voordat Latoko terugging naar huis.
woensdag 26 oktober 2016
De duistere zijde
Bij mij
op de wc hangen aan de tegels een stel papiertjes geplakt van oude
scheurkalenders. Allemaal hebben ze één of andere wijsheid aan mij te
presenteren. Meestal negeer ik ze, want ik zie ze zo vaak. Maar soms lees ik ze
toch weer eens. Eentje zegt onder andere dat "duister" niet
noodzakelijk iets slechts is, maar alleen maar iets onbekends, iets waar het
licht nog niet op schijnt.
En als ik
dan Star Wars zit te kijken, of Harry Potter zit te lezen, valt me weer op dat
we schijnbaar met ons alles vinden dat "duister" iets slechts hoort
te zijn. Heer Voldemort was duister en vermoordde iedereen die hij niet leuk
genoeg vond, en kanselier Palpatine alias de keizer is ook van de duistere
zijde en een onaangenaam figuur. En Anakin Skywalker/Darth Vader past
natuurlijk ook precies in dat rijtje, al is bij hem nog een restje licht
aanwezig dat de kop opsteekt als zijn zoon Luke in Star Wars 6 gillend van de
pijn smeekt "Vader, alstublieft!".
Bij
duister moet je vooral ver weg blijven, roepen films en boeken ons kennelijk
toe. Duister is eng, en slecht. Duister is mensen vermoorden voor de lol, en
misbruik maken van de macht die je via list, bedrog en achterbakse trucs naar
je toe hebt weten te schrapen.
Eigenlijk
best wel raar, als je bedenkt dat we van allerlei zelfhulperige kanten voordurend aangemoedigd
worden om onszelf te zoeken, de onbekende kanten van onszelf te leren kennen en
buiten onze comfortzone te treden. Om dat duister op te zoeken, dus. Als we het
leren kennen, is het immers niet duister en onbekend meer. Dan schijnt er een
lampje op.
En
ondanks dat hele uit-je-comfort-zone-leer-jezelf-kennen-gedoe zijn we schijnbaar
met ons allen toch bang voor het donker, en willen we graag een nachtlampje aan
houden, omdat we ons niet willen laten verleiden door de Duistere Zijde.
donderdag 20 oktober 2016
Behoud van de sterrendiamanten, deel 1 van 9
Download het eBook: http://rubenseschone.nl/ebooks.php
"Je moet voorál letten op de glinstering!", zei hij geïrriteerd. "Deze edelstenen komen van de andere werelden, voorbij onze eigen dimensie. Silmana heeft ze meegenomen door de sterrenpoort. Hij zegt dat de grond daar bezaaid ligt met deze schattige glimmertjes. Ik moet metéén denken aan de oude verhalen van conquistadores over El Dorado, wat zou ik de ontdekking van zo'n zeldzaamheid graag op mijn naam schrijven!". Zijn vrouw schudde meewarig haar hoofd en antwoordde rustig: "Maar wat als dit inderdaad óók zo'n mythisch en onvindbaar El Dorado blijkt te zijn? Die Silmana lijkt een louche en onbetrouwbaar figuur. Vind je niet dat we op zijn minst professor Fonda een kijkje moeten laten nemen? Samen met een paar van zijn collega's, en assistenten?"
Ontevreden grommend richtte hij zich weer op de bestudering van de edelstenen op zijn bureau. Even later keek hij weer op. "Wat ik me afvraag", zei Kodiko kwaad en ruziezoekerig tegen zijn vrouw, "is hoe jij zo'n achterdochtig stuk vreten geworden bent. Vroeger was je zo'n lief meisje. Silmana heeft ons goed gediend en veel van onze rijkdom hebben we aan hém te danken, vrouw." Hij draaide zich om, schonk zichzelf nog een kop koffie in en hervatte zijn bestudering van de geheimzinnige sterrendiamanten. Niemand wist hoe ze gemaakt of ontstaan waren, en de atomaire samenstelling en kristalstructuur van de stenen zette zelfs de grootste geleerden voor een raadsel. Niettemin was dat ook hun grootste kracht: ze waren zeldzaam, afkomstig uit die geheimzinnige andere dimensie waar niets over bekend was en werkelijk schitterend om te zien. En als dingen waardevol waren, wou hij er best wat winst op maken.
Een verdieping hoger keek zijn vrouw Latoko met betraande ogen in de spiegel. Ze had een hekel aan de ruzies met haar man, maar de situatie was zoals ze was en ze had haar keuzes maar te dragen. Waar was de tijd van jong en verliefd gebleven?
"Misschien moest ik eens met de professor gaan praten", dacht ze bij zichzelf. De professor was een lieve man; hij had altijd een lekker kopje koffie en een luisterend oor voor haar. Ze veegde de tranen weg, werkte haar make-up bij en knipte haar tasje dicht. Geruisloos liep ze de met dikke vloerkleden beklede trappen af, om de professor om raad te vragen.
"Je moet voorál letten op de glinstering!", zei hij geïrriteerd. "Deze edelstenen komen van de andere werelden, voorbij onze eigen dimensie. Silmana heeft ze meegenomen door de sterrenpoort. Hij zegt dat de grond daar bezaaid ligt met deze schattige glimmertjes. Ik moet metéén denken aan de oude verhalen van conquistadores over El Dorado, wat zou ik de ontdekking van zo'n zeldzaamheid graag op mijn naam schrijven!". Zijn vrouw schudde meewarig haar hoofd en antwoordde rustig: "Maar wat als dit inderdaad óók zo'n mythisch en onvindbaar El Dorado blijkt te zijn? Die Silmana lijkt een louche en onbetrouwbaar figuur. Vind je niet dat we op zijn minst professor Fonda een kijkje moeten laten nemen? Samen met een paar van zijn collega's, en assistenten?"
Ontevreden grommend richtte hij zich weer op de bestudering van de edelstenen op zijn bureau. Even later keek hij weer op. "Wat ik me afvraag", zei Kodiko kwaad en ruziezoekerig tegen zijn vrouw, "is hoe jij zo'n achterdochtig stuk vreten geworden bent. Vroeger was je zo'n lief meisje. Silmana heeft ons goed gediend en veel van onze rijkdom hebben we aan hém te danken, vrouw." Hij draaide zich om, schonk zichzelf nog een kop koffie in en hervatte zijn bestudering van de geheimzinnige sterrendiamanten. Niemand wist hoe ze gemaakt of ontstaan waren, en de atomaire samenstelling en kristalstructuur van de stenen zette zelfs de grootste geleerden voor een raadsel. Niettemin was dat ook hun grootste kracht: ze waren zeldzaam, afkomstig uit die geheimzinnige andere dimensie waar niets over bekend was en werkelijk schitterend om te zien. En als dingen waardevol waren, wou hij er best wat winst op maken.
Een verdieping hoger keek zijn vrouw Latoko met betraande ogen in de spiegel. Ze had een hekel aan de ruzies met haar man, maar de situatie was zoals ze was en ze had haar keuzes maar te dragen. Waar was de tijd van jong en verliefd gebleven?
"Misschien moest ik eens met de professor gaan praten", dacht ze bij zichzelf. De professor was een lieve man; hij had altijd een lekker kopje koffie en een luisterend oor voor haar. Ze veegde de tranen weg, werkte haar make-up bij en knipte haar tasje dicht. Geruisloos liep ze de met dikke vloerkleden beklede trappen af, om de professor om raad te vragen.
zondag 16 oktober 2016
Nou jaaaaaaaaa zeg!
Het stemmetje in mijn achterhoofd denkt soms moeilijke dingen en stelt soms vreemde en soms zelfs ronduit héle vreemde vragen. Dingen en vragen waarvan ik in eerste instantie denk: "nou jaaaaaaaaaaaaaa zeg!". Maar het stemmetje wil wel een antwoord en blijft dus doorzeuren totdat het er één heeft.
En toen ineens op een ochtend was de Vreemde Vraag deze:
"Als je uit alle tijd en uit alle ruimte kon kiezen (bijvoorbeeld omdat dat licht uit het hart van de Tardis je weer een baby maakte), welk leven zou je dan kiezen, en waarom?"
Verdraaid.
Als ik kon kiezen, wat zou ik dan willen? Wil ik dan legioensoldaat zijn in het beruchte en beroemde tiende van Caesar, of een kelt in een dorpje met een druïde die een magische toverdrank maakt? Wil ik dan een simpel chineesje zijn dat ergens in de zoveelste eeuw voor Christus mingiaanse vazen maakt en zijn best doet om naar confuciaanse regels te leven? Of wil ik dan een sterrenschipkapitein zijn in de vierentwintigste eeuw in dienst van Starfleet? Cowboy in het Wilde Westen misschien? Indiaan? Of nog wat anders? De wereld is groot, en de tijd ook.
Aangezien ik een nieuwsgierig mens ben, zou ik best eens willen spieken hoe het dagelijks leven van een legioensoldaat (of een Kelt) er uit zag. Maar een heel leven is weer zo lang. En ook ben ik wel nieuwsgierig naar hoe de mensheid er over een 400 jaar voor staat. Maar zo goed als dat mee kan vallen, kan dat ook heel erg tegenvallen.
Ik denk dat ik iets simpels zou kiezen. Gewoon lieve ouders, lieve broers en zussen, later een baan met een modaal inkomen, een warm en liefdevol gezin om in op te groeien en om zelf te hebben. 's Avonds met iedereen thuis rond de eettafel. Broers en zussen hebben met wie je ruzie maakt als kind en op wie je kan bouwen als volwassene. Een warm nest, dus eigenlijk.
En dan tevreden en gelukkig zijn met wat je wel hebt, en niet kijken naar wat je niet hebt. Genieten van de simpele dingen: samen een kopje thee drinken, met een koekje er bij misschien, en gezellig kletsen en lachen over leuke dingen. Samen een eindje wandelen, of even gezellig stad in met elkaar. 's Avonds met het hele gezin samen eten. En dan natuurlijk niet de krant lezen of smartphonen of holophonen of zo.
De mooiste momenten kun je immers niet kopen (al is de liefde van een huisdier natuurlijk wel dé uitzondering op die regel), en als je niet goed oplet mis je ze zomaar.
Als je uit alle tijd en alle ruimte kon kiezen, welk leven zou je dan willen leiden?
Waar zou je geboren willen worden, en wanneer?
Welk leven zou jij willen leiden?
En toen ineens op een ochtend was de Vreemde Vraag deze:
"Als je uit alle tijd en uit alle ruimte kon kiezen (bijvoorbeeld omdat dat licht uit het hart van de Tardis je weer een baby maakte), welk leven zou je dan kiezen, en waarom?"
Verdraaid.
Als ik kon kiezen, wat zou ik dan willen? Wil ik dan legioensoldaat zijn in het beruchte en beroemde tiende van Caesar, of een kelt in een dorpje met een druïde die een magische toverdrank maakt? Wil ik dan een simpel chineesje zijn dat ergens in de zoveelste eeuw voor Christus mingiaanse vazen maakt en zijn best doet om naar confuciaanse regels te leven? Of wil ik dan een sterrenschipkapitein zijn in de vierentwintigste eeuw in dienst van Starfleet? Cowboy in het Wilde Westen misschien? Indiaan? Of nog wat anders? De wereld is groot, en de tijd ook.
Aangezien ik een nieuwsgierig mens ben, zou ik best eens willen spieken hoe het dagelijks leven van een legioensoldaat (of een Kelt) er uit zag. Maar een heel leven is weer zo lang. En ook ben ik wel nieuwsgierig naar hoe de mensheid er over een 400 jaar voor staat. Maar zo goed als dat mee kan vallen, kan dat ook heel erg tegenvallen.
Ik denk dat ik iets simpels zou kiezen. Gewoon lieve ouders, lieve broers en zussen, later een baan met een modaal inkomen, een warm en liefdevol gezin om in op te groeien en om zelf te hebben. 's Avonds met iedereen thuis rond de eettafel. Broers en zussen hebben met wie je ruzie maakt als kind en op wie je kan bouwen als volwassene. Een warm nest, dus eigenlijk.
En dan tevreden en gelukkig zijn met wat je wel hebt, en niet kijken naar wat je niet hebt. Genieten van de simpele dingen: samen een kopje thee drinken, met een koekje er bij misschien, en gezellig kletsen en lachen over leuke dingen. Samen een eindje wandelen, of even gezellig stad in met elkaar. 's Avonds met het hele gezin samen eten. En dan natuurlijk niet de krant lezen of smartphonen of holophonen of zo.
De mooiste momenten kun je immers niet kopen (al is de liefde van een huisdier natuurlijk wel dé uitzondering op die regel), en als je niet goed oplet mis je ze zomaar.
Als je uit alle tijd en alle ruimte kon kiezen, welk leven zou je dan willen leiden?
Waar zou je geboren willen worden, en wanneer?
Welk leven zou jij willen leiden?
woensdag 5 oktober 2016
Verkleutering
Vroeger (Oma vertelt
:) ) waren zakelijke presentaties een sobere aangelegenheid. Je had een
algemeen sjabloon voor meestal microsoft powerpoint, dat meestal bestond uit
een neutrale witte achtergrond met een bedrijfslogootje in een hoek, en
eventueel een slogan in een kop- of voettekst. Simpele zwarte tekst op een
witte achtergrond, en als je geluk had bedrijfslogokleurtekst op een
anderebedrijfslogokleurachtergrondmitshetleesbaarblijft. Geen plaatjes of
dergelijke opleukerij en al helemaal niks bewegends. Dat leidde maar af van de
boodschap, was het motto, en was nog loodzwaar voor de computer ook.
Tegenwoordig lijken
sommige presentaties wel op een kleuterklas, of misschien een circus: overal
kleuren en plaatjes en bewegende plaatjes. De informatie waar 't om gaat
verdrinkt er gewoonweg in, die vind je helemaal niet meer terug. Presentaties
lijken soms wel op van die foute jaren-90-websites. Voor mensen die niet weten
hoe dat er uit zag is hier een website te vinden die je website naar een
afgrijselijke jaren90-variant converteert
.
Laatst zag ik een
presentatie waarvan ik op de agenda-dia niet eens een agenda kon vinden.
Uiteindelijk bleek hij ergens rechtsonder verstopt te zitten in iets wat ik
voor één of ander opleukerig plaatje had gehouden. Eigenlijk was die hele dia
één groot plaatje van plaatjes, en waar het nou om ging was niet erg duidelijk.
Daar moest je naarstig naar zoeken.
En ik vraag me vaak
(en vaak ook nogal geërgerd) af waarom dat nou zo nodig moet. Een beetje kleur
of een plaatje is leuk, maar niet te veel, want je moet door de bomen wel het
bos kunnen blijven zien als publiek.
"Verkleutering",
denk ik onwillekeurig steeds als ik zo'n presentatie zie. Ik probeer het woord
krampachtig mijn hoofd uit te schoppen, maar het komt steeds weer terug. En dan komen mijn
hersens natuurlijk weer meteen met andere dingen aanzeilen die ze associëren
met verkleutering: politici die ten overstaan van de media reageren alsof ze
een driejarige peuter zijn die met een woedeaanval staat te stampvoeten: "IK WIL IK WIL IK WIL". Dik betaalde
goededoelenorganisatiedirecteuren die met een "Mamaaaaaaa hij doet het
oooooooook"-achtig verhaal aan komen zetten als ze zich moeten
verontschuldigen voor hun wel erg hoge salaris.
Misschien zijn
kleuterachtige presentaties wel op hun plaats in zo'n ogenschijnlijk
kleuterachtige wereld waar veel presentaties toch enkel bestaan uit het
zielloos oplezen van de presentatiedia's in plaats van het vertellen van een
boeiend verhaal om de dia's heen. Als je nooit geleerd hebt hoe je een boeiendverhaal moet vertellen, moet je toch wat om de aandacht van je publiek vast te
houden. Voor je het weet zitten ze allemaal hun telefoon te vingeren omdat
facebook en whatsapp leuker zijn dan jij.
Maar ik blijf het
irritant vinden, en ik blijf vol bewondering terugdenken aan een Vertis-collega
die het jaren geleden presteerde om een lang en boeiend verhaal te vertellen en
toch maar één dia, toen nog overheadprojectorsheet, in zijn presentatie te hebben.
Een onverkleuterde
dia ook nog.
donderdag 29 september 2016
Mooie taal is niet lelijk
Op school waren de exacte vakken mijn favoriet. Na de middelbare school ben ik dan ook electrotechniek gaan studeren, en inmiddels werk ik alweer jaren in het ICT-wereldje. Allemaal superexact, dus. Maar ondanks al dat exacte vind ik andere dingen vaak ook interessant.
Taal, bijvoorbeeld. De schrijfsels van Paulien Cornelisse lees ik graag (ik heb dan ook twee boeken van haar in mijn uitpuilende boekenkast gefrommeld). En ik kan ook stiekem in mezelf ontzettend genieten als ik hoor of lees dat oude of (in mijn omgeving) weinig gebruikte woorden ergens gebruikt worden. Woorden als "eloquent" bijvoorbeeld (waarvan ik toch even moest opzoeken wat dat ook alweer betekende), of "mieters", of "frommelen". Wie zegt tegenwoordig nog "frommelen"?
Maar ook woorden in andere talen kunnen me boeien. Laatst las ik bijvoorbeeld in de volkskrant (blende-link: https://blendle.com/i/de-volkskrant/fluitje-van-een-trend/bnl-vkn-20160831-6922719) een stukje waar twee woorden in voorkwamen die ik erg mooi vind, maar waarvan ik me ook afvraag of er eigenlijk wel een nederlands woord voor is. Het eerste was sprezzatura en het tweede, eigenlijk twee woorden, was horror vacui - dat angst voor leegte schijnt te betekenen.
Sprezzatura schijnt iets te betekenen als "de kunst om moeilijke dingen een fluitje van een cent te laten lijken". Balletdansen bijvoorbeeld. Je kijkt naar het zwanenmeer en het lijkt alsof die dansers en danseressen alles zomaar even 123 dansen, maar je weet dat ze van kleins af aan veel trainen en dat ze na de voorstelling gigantisch last hebben van balletvoeten. Ik vraag me af of we daar in het nederlands wel een woord voor hebben.
Iets anders tofs van 't nederlands vind ik dat je schier eindeloze rijen woorden aan elkaar kunt plakken, en dan vaak nog een daadwerkelijk woord overhoudt ook. Hottentottententententoonstellingen is een hele bekende, maar iets als koelelementreparatiebedrijf ook. Je plakt van alles gewoon aan elkaar en houdt dan soms zowaar ook nog iets zinnigs over.
Niet in alle talen doen ze dat. In het engels bijvoorbeeld, zetten ze overal spaties tussen. Waar wij dus koelelementreparatiebedrijf schrijven, schrijven zij koel element reparatie bedrijf. Sommige mensen nemen die spaties over van engels naar nederlands, wat weer leidt tot allerlei onbedoelde maar soms toch lollige teksten en tekstjes rondom onjuist spatiegebruik: haar verlenging in plaats van haarverlenging in een kappersreclame, of thee kan in plaats van theekan op een labeltje op de theekan. En natuurlijk honden kussen in plaats van hondenkussen. Katten bakken in plaats van kattenbakken.
Ongewone of ouderwetse woorden, of taalgrapjes, ik ben er dol op. Ook als 't kwartje bij mij niet meteen valt en ook als 't niet meteen nederlands is. Tenslotte zijn woorden als restaurant en portemonnee ook niet van kleiige origine. Dat sprezzatura vind ik toch een erg mooi woord, bijvoorbeeld, ook al is 't italiaans. Sprezzatura. 't Klinkt bijna als een nieuw soort italiaanse koffie, en het geeft me een beetje een vakantiegevoel.
Mag zeker weten worden bijgeschreven in het mooiewoordenboekje. Maar wat is het nederlandse woord ervoor?
Taal, bijvoorbeeld. De schrijfsels van Paulien Cornelisse lees ik graag (ik heb dan ook twee boeken van haar in mijn uitpuilende boekenkast gefrommeld). En ik kan ook stiekem in mezelf ontzettend genieten als ik hoor of lees dat oude of (in mijn omgeving) weinig gebruikte woorden ergens gebruikt worden. Woorden als "eloquent" bijvoorbeeld (waarvan ik toch even moest opzoeken wat dat ook alweer betekende), of "mieters", of "frommelen". Wie zegt tegenwoordig nog "frommelen"?
Maar ook woorden in andere talen kunnen me boeien. Laatst las ik bijvoorbeeld in de volkskrant (blende-link: https://blendle.com/i/de-volkskrant/fluitje-van-een-trend/bnl-vkn-20160831-6922719) een stukje waar twee woorden in voorkwamen die ik erg mooi vind, maar waarvan ik me ook afvraag of er eigenlijk wel een nederlands woord voor is. Het eerste was sprezzatura en het tweede, eigenlijk twee woorden, was horror vacui - dat angst voor leegte schijnt te betekenen.
Sprezzatura schijnt iets te betekenen als "de kunst om moeilijke dingen een fluitje van een cent te laten lijken". Balletdansen bijvoorbeeld. Je kijkt naar het zwanenmeer en het lijkt alsof die dansers en danseressen alles zomaar even 123 dansen, maar je weet dat ze van kleins af aan veel trainen en dat ze na de voorstelling gigantisch last hebben van balletvoeten. Ik vraag me af of we daar in het nederlands wel een woord voor hebben.
Iets anders tofs van 't nederlands vind ik dat je schier eindeloze rijen woorden aan elkaar kunt plakken, en dan vaak nog een daadwerkelijk woord overhoudt ook. Hottentottententententoonstellingen is een hele bekende, maar iets als koelelementreparatiebedrijf ook. Je plakt van alles gewoon aan elkaar en houdt dan soms zowaar ook nog iets zinnigs over.
Niet in alle talen doen ze dat. In het engels bijvoorbeeld, zetten ze overal spaties tussen. Waar wij dus koelelementreparatiebedrijf schrijven, schrijven zij koel element reparatie bedrijf. Sommige mensen nemen die spaties over van engels naar nederlands, wat weer leidt tot allerlei onbedoelde maar soms toch lollige teksten en tekstjes rondom onjuist spatiegebruik: haar verlenging in plaats van haarverlenging in een kappersreclame, of thee kan in plaats van theekan op een labeltje op de theekan. En natuurlijk honden kussen in plaats van hondenkussen. Katten bakken in plaats van kattenbakken.
Ongewone of ouderwetse woorden, of taalgrapjes, ik ben er dol op. Ook als 't kwartje bij mij niet meteen valt en ook als 't niet meteen nederlands is. Tenslotte zijn woorden als restaurant en portemonnee ook niet van kleiige origine. Dat sprezzatura vind ik toch een erg mooi woord, bijvoorbeeld, ook al is 't italiaans. Sprezzatura. 't Klinkt bijna als een nieuw soort italiaanse koffie, en het geeft me een beetje een vakantiegevoel.
Mag zeker weten worden bijgeschreven in het mooiewoordenboekje. Maar wat is het nederlandse woord ervoor?
zondag 18 september 2016
"Op het scherm!", zei de kapitein.
Eén van de Grote Liefdes in mijn leven is toch wel Star Trek. Qua science fiction deelt Star Trek een op eenzame hoogte staande eerste plaats met Doctor "ik ben écht een gekke man met een blauw hokje" Who (en Star Wars staat met superstip op plek nummer anderhalf). En van Star Trek zie ik vooral de originele serie (TOS) en de Next Generation serie (TNG) graag terug.
Als mijn hersens dan genoeg koffie gehad hebben, vallen me soms dingen op. Bijvoorbeeld het grote scherm op de brug, de Main Viewer. Als er dan een bericht binnenkomt van een ander schip, of van het hoofdkwartier of zo, zegt kapitein Picard: "Op het scherm, meneer Worf!". En dan komt de ander op het scherm en kunnen ze kletsen, plannen smeden, onderhandelen, elkaar bedreigen en wat er nog meer nodig is om het verhaal van die aflevering te doen vlotten.
Dat was wat, toen het zo begin jaren 1990 uitgezonden werd. Videobellen, en dan nog zulke goede kwaliteit en zomaar tussen allerlei vreemde schepen van vreemde makelij en ver weg in de ruimte waar je geen telefooncentrales of ptt-monteurs had en zo. Het stond best wel superfuturistisch, dat je zomaar op een knopje kon drukken of iets kon zeggen en dat je dan kon videobellen.
Snel vooruitspoelend naar tegenwoordig, is het eigenlijk helemaal niet zo'n Ding meer. We videobellen elke dag met collega's, leveranciers, klanten, vrienden, familie en andere mensen die ergens anders op ons aardbolletje rondlopen. Via Skype of Facetime of zo'n soort app. Elke laptop of smartphone heeft tegenwoordig een microfoon en een camera aan boord en de Mensen Die Het Weten Kunnen waarschuwen regelmatig dat die dingen zo vastgeknoopt zitten aan internet dat slechteriken ze op afstand aan kunnen zetten en dat je er daarom een stickertje of een post-it overheen moet plakken.
Met de technologie van tegenwoordig is het meer verbazingwekkend dat in Star Trek een brugofficier iets moet doen om het telefoontje op het Grote Scherm te zetten, en dat je niet gewoon tegen de computer kunt roepen: "zeg computer, zet dat telefoontje eens even op 't scherm". Je kunt de computer in Star Trek tenslotte om een heleboel andere dingen wel vragen, zoals waar bemanningsleden uithangen op het schip (wat wel weer betekent dat je aan boord 100% van de tijd gestalked wordt door de boordcomputer, trouwens, dus hoezo privacy?).
Al begint ook dat praten tegen de boordcomputer zo zoetjesaan al een beetje op gedateerde sci-fi te lijken. Siri, Cortana en hun familie schijnen steeds volwassener en bruikbaarder te worden, volgens mijn kennissen. Zelf gebruik ik ze niet, ik vind het ongemakkelijk om te kletsen tegen mijn telefoon. Maar het kan, in elk geval, en het werkt min of meer fatsoenlijk ook nog, kennelijk.
Stel dat over tien of twintig of weet ik hoeveel jaar de zelfrijdende auto's echt doorbreken.
Zouden we dan met ons allen heel nostalgisch terugkijken naar TOS en TNG?
En ons verbazen over het feit dat niemand toentertijd bedacht had dat ze in de 24ste eeuw misschien wel zelfvliegende ruimteschepen zouden kunnen hebben?
Als mijn hersens dan genoeg koffie gehad hebben, vallen me soms dingen op. Bijvoorbeeld het grote scherm op de brug, de Main Viewer. Als er dan een bericht binnenkomt van een ander schip, of van het hoofdkwartier of zo, zegt kapitein Picard: "Op het scherm, meneer Worf!". En dan komt de ander op het scherm en kunnen ze kletsen, plannen smeden, onderhandelen, elkaar bedreigen en wat er nog meer nodig is om het verhaal van die aflevering te doen vlotten.
Dat was wat, toen het zo begin jaren 1990 uitgezonden werd. Videobellen, en dan nog zulke goede kwaliteit en zomaar tussen allerlei vreemde schepen van vreemde makelij en ver weg in de ruimte waar je geen telefooncentrales of ptt-monteurs had en zo. Het stond best wel superfuturistisch, dat je zomaar op een knopje kon drukken of iets kon zeggen en dat je dan kon videobellen.
Snel vooruitspoelend naar tegenwoordig, is het eigenlijk helemaal niet zo'n Ding meer. We videobellen elke dag met collega's, leveranciers, klanten, vrienden, familie en andere mensen die ergens anders op ons aardbolletje rondlopen. Via Skype of Facetime of zo'n soort app. Elke laptop of smartphone heeft tegenwoordig een microfoon en een camera aan boord en de Mensen Die Het Weten Kunnen waarschuwen regelmatig dat die dingen zo vastgeknoopt zitten aan internet dat slechteriken ze op afstand aan kunnen zetten en dat je er daarom een stickertje of een post-it overheen moet plakken.
Met de technologie van tegenwoordig is het meer verbazingwekkend dat in Star Trek een brugofficier iets moet doen om het telefoontje op het Grote Scherm te zetten, en dat je niet gewoon tegen de computer kunt roepen: "zeg computer, zet dat telefoontje eens even op 't scherm". Je kunt de computer in Star Trek tenslotte om een heleboel andere dingen wel vragen, zoals waar bemanningsleden uithangen op het schip (wat wel weer betekent dat je aan boord 100% van de tijd gestalked wordt door de boordcomputer, trouwens, dus hoezo privacy?).
Al begint ook dat praten tegen de boordcomputer zo zoetjesaan al een beetje op gedateerde sci-fi te lijken. Siri, Cortana en hun familie schijnen steeds volwassener en bruikbaarder te worden, volgens mijn kennissen. Zelf gebruik ik ze niet, ik vind het ongemakkelijk om te kletsen tegen mijn telefoon. Maar het kan, in elk geval, en het werkt min of meer fatsoenlijk ook nog, kennelijk.
Stel dat over tien of twintig of weet ik hoeveel jaar de zelfrijdende auto's echt doorbreken.
Zouden we dan met ons allen heel nostalgisch terugkijken naar TOS en TNG?
En ons verbazen over het feit dat niemand toentertijd bedacht had dat ze in de 24ste eeuw misschien wel zelfvliegende ruimteschepen zouden kunnen hebben?
donderdag 8 september 2016
Sterrenstof
We zijn sterrenstof.
Met een levenslange liefde voor sterrenkunde
weet ik dat ergens heel diep in mijn achterhoofd natuurlijk al heel erg lang, maar in de
dagelijkse waan der dingen wil ik dat nog wel eens vergeten. Laatst werd ik
daar weer aan herinnerd door het in mijn archief terugvinden van deze Astronomy
Picture of the Day:
Het is een weergave van het periodiek systeem der elementen (dat je ooit op de middelbare school bij scheikunde hebt geleerd en dat - als je scheikunde liever schijtkunde noemde op school - misschien nog wel eens opduikt in een nachtmerrie die je liever gauw weer vergeet). Elk element heeft zijn eigen plekje in dat diagram en er zijn allerlei patronen en familiebanden te ontwaren en ontwarren in het periodiek systeem.
In dit specifieke periodiek systeem heeft elk
element een kleurtje dat aangeeft waar 't element vandaan komt: van de oerknal is grijsblauwpaarsig,
van supernova's is oranje, gemaakt door grote sterren is groen, gemaakt door kleine
sterren is geel, gemaakt door kosmische straling is blauw en door de mens gemaakt is paars.
De lucht die we inademen bijvoorbeeld, bestaat vooral uit stikstofjes (N) en zuurstofjes (O), en die zijn allebei gemaakt in grote en kleine sterren. Het water waarmee we douchen en waarin we zwemmen bestaat uit één zuurstofje (O) en twee waterstofjes (H) en komt uit sterren en van de big bang. Enzovoorts.
Alle stofjes waar alles om ons heen uit bestaat en waar wijzelf ook uit bestaan, in een handig diagram waarin je in één oogopslag ziet dat alles sterrenstof is.
Als ik daar even tijdens de koffie over nadenk, voelt de dag meteen een heel
stuk mooier! Wij zijn sterrenstof. Wij zijn kinderen van de sterren...
zaterdag 3 september 2016
Bestemming groen, deel 7 van 7
deel 1 | deel 2 | deel 3 | deel 4 | deel 5 | deel 6 | deel 7
Ik zie zo'n japans bonzaiminiatuurboomgeval die in het midden op een verhoging staat. Door een kunstenaar wordt er via een grote machine tegen gezongen, en de boom volgt het gezang. Terwijl ik kijk, zie ik de vorm van een huis ontstaan, muren, dak, ramen, alles. Uiteindelijk staat er een schattig kabouterboomhuisje op het podium.
"Dit is onze nieuwe groenvormer", zegt Herman. "Hij is nog klein, maar we willen een grotere versie maken die ook hele grote bomen aan kan, om zo gebouwen en kunst te kunnen bouwen die volledig harmoniëren met de omringende natuur".
Ik kan alleen maar stilltjes toekijken hoe de boom gewillig groeit naar de gezongen wens van de vormer. En ik kan niet wáchten om dit te proberen! Allerlei ideeën borrelen in me op, onrustig schuifelen mijn voeten over de grond, en ik vraag hoe de groenvormer werkt, waarop de kunstenaar aan een lange maar interessante uitleg begint. Ik prent alles zo goed mogelijk in mijn hoofd, het schiet door me heen dat ik dit wel een poosje zou willen doen als werk. Misschien zelfs wel een hele lange poos. Ze hébben gezegd dat ze nog op zoek zijn naar mensen. Zou ik solliciteren? Is dit de kans die ik nodig heb? Het lijkt me waarachtig wel wat. Gedachten en vragen tuimelen zo snel over elkaar heen in mijn hoofd, dat ik alleen maar sprakeloos kan kijken terwijl de kunstenaar uitlegt dat de plant - éénmaal in vorm gegroeid - geen speciale vormer meer nodig heeft om in vorm te blijven, waardoor de prijzen lager kunnen liggen dan ik dacht.
's Avonds zit ik tot laat in de nacht met Herman te praten. Over huizenprijzen, grondprijzen, salaris, tweedehandsjes en wat ik verder zoal kan verwachten in deze uithoek van de melkweg. Ik mag de eerste periode bij Herman en zijn vrouw in het gastenhuis verblijven, tegen kostgeld natuurlijk. Ze kijken blij nadat dat besluit gevallen is; zo breed hebben ze het nou ook weer niet en een extra inkomen is toch wel welkom in dit huishouden. Ik vermoed dat ik best wel een poosje rustig de tijd kan nemen om naar een huisje voor mezelf uit te kijken. Een hele poos.
Slaperig bedenk ik me dat dit misschien wel precies is wat ik nodig heb.
De volgende ochtend solliciteer ik.
Ik word groenvormer.
Ik zie zo'n japans bonzaiminiatuurboomgeval die in het midden op een verhoging staat. Door een kunstenaar wordt er via een grote machine tegen gezongen, en de boom volgt het gezang. Terwijl ik kijk, zie ik de vorm van een huis ontstaan, muren, dak, ramen, alles. Uiteindelijk staat er een schattig kabouterboomhuisje op het podium.
"Dit is onze nieuwe groenvormer", zegt Herman. "Hij is nog klein, maar we willen een grotere versie maken die ook hele grote bomen aan kan, om zo gebouwen en kunst te kunnen bouwen die volledig harmoniëren met de omringende natuur".
Ik kan alleen maar stilltjes toekijken hoe de boom gewillig groeit naar de gezongen wens van de vormer. En ik kan niet wáchten om dit te proberen! Allerlei ideeën borrelen in me op, onrustig schuifelen mijn voeten over de grond, en ik vraag hoe de groenvormer werkt, waarop de kunstenaar aan een lange maar interessante uitleg begint. Ik prent alles zo goed mogelijk in mijn hoofd, het schiet door me heen dat ik dit wel een poosje zou willen doen als werk. Misschien zelfs wel een hele lange poos. Ze hébben gezegd dat ze nog op zoek zijn naar mensen. Zou ik solliciteren? Is dit de kans die ik nodig heb? Het lijkt me waarachtig wel wat. Gedachten en vragen tuimelen zo snel over elkaar heen in mijn hoofd, dat ik alleen maar sprakeloos kan kijken terwijl de kunstenaar uitlegt dat de plant - éénmaal in vorm gegroeid - geen speciale vormer meer nodig heeft om in vorm te blijven, waardoor de prijzen lager kunnen liggen dan ik dacht.
's Avonds zit ik tot laat in de nacht met Herman te praten. Over huizenprijzen, grondprijzen, salaris, tweedehandsjes en wat ik verder zoal kan verwachten in deze uithoek van de melkweg. Ik mag de eerste periode bij Herman en zijn vrouw in het gastenhuis verblijven, tegen kostgeld natuurlijk. Ze kijken blij nadat dat besluit gevallen is; zo breed hebben ze het nou ook weer niet en een extra inkomen is toch wel welkom in dit huishouden. Ik vermoed dat ik best wel een poosje rustig de tijd kan nemen om naar een huisje voor mezelf uit te kijken. Een hele poos.
Slaperig bedenk ik me dat dit misschien wel precies is wat ik nodig heb.
De volgende ochtend solliciteer ik.
Ik word groenvormer.
Bestemming groen, deel 6 van 7
deel 1 | deel 2 | deel 3 | deel 4 | deel 5 | deel 6 | deel 7
Ik straal over naar de planeet en zie dat Herman er is om me van het station af te halen. We begroeten elkaar met klappen op schouders en leuk-je-weer-te-ziens, waarna we naar het parkeerterrein lopen. Herman heeft een heel oud, gammel zwevertje waar hij regelmatig aan moet klussen. Een mooie nieuwe zwever kan er niet af met zijn kleine en onzekere inkomsten.
Onderweg naar zijn huis vertelt hij dat ze het gastenverblijf al helemaal klaar hebben gemaakt voor me. Dat is een voordeel van deze mooie maar schaars bevolkte planeet: grond om op te bouwen kost hier zo goed als niets, waardoor je mooie grote huizen kunt bouwen voor verrassend weinig geld. Het nadeel is natuurlijk dat je hier in een ontzettende uithoek zit, maar dat gold voor de lavahel ook. Van daar komend lijkt het hier voor mij wel het paradijs, en ik kijk mijn ogen uit onderweg. Al dat groen! Al dat water! Kijk, die planten, en bomen, en struiken, en bloemen en alles!
Na een nacht erg goed slapen en een paar dagen doorbrengen met het zien van de weinige sights en in het algemeen tot rust komen, biedt Herman op een ochtend aan om mij een rondleiding te geven op zijn werk, en te laten zien waar ze mee bezig zijn. Hij vertelt over watervormers die ze zo omgebouwd hebben dat ze ook vloeistoffen als ranja, sinaasappelsap en koemelk aankunnen. Dat wil ik natuurlijk wel eens zien!
Op zijn werk aangekomen kijk ik mijn ogen uit naar alles en ik vraag en vraag en mag zelfs van alles proberen. Ik vermaak mezelf prima en betrap mezelf regelmatig op de gedachte dat ik hier wel zou willen werken, in ieder geval een poosje. De mensen zijn aardig en wat ik dat korte poosje aan bedrijfscultuur ervaar bevalt me ook wel.
Ik experimenteer wat met een watervormer en maak iets simpels: een zonnebloem van sinas. Van het onderste blad druppelen sinasdauwdruppels in een bassin zodat mensen een glas sinas kunnen tappen.
Ze zijn enthousiast dat ik dat zo vlot voor elkaar krijg en ik begin aan de waterdolfijn waar ik al zo lang naar verlang. Maar voordat ik er serieus aan kan beginnen, zegt Herman dat ik nog één ding moet zien. "We hebben het mooiste en bijzonderste voor het laatst bewaard", zegt hij, "en aangezien je vorige week onderweg van het transportstation naar huis zo je ogen uitkeek, denk ik dat je dit net als ik erg bijzonder zult vinden, ook al verkeert het nog in het experimentele stadium".
Hij neemt me mee naar een afgesloten zaal. Wat ik daar zie is zo onverwacht dat ik eventjes helemaal niet weet wat ik moet zeggen.
vrijdag 26 augustus 2016
Bestemming: groen, deel 5 van 7
deel 1 | deel 2 | deel 3 | deel 4 | deel 5 | deel 6 | deel 7
Maar eerst moet ik zorgen dat ik bij Herman kom, en aangezien hij twee zonnestelsels verderop woont en vervoer niet goedkoop is, heb ik een probleem. Na veel zoeken blijk ik een baantje te kunnen krijgen als bartender op een cruiseschip dat die kant op gaat. Omdat ik tijdens mijn opleiding een bijbaantje had als bartender, gaat me dit vast lukken en dus grijp ik deze kans graag aan.
Mijn eerste avond van een week achter de bar blijkt dat dit het schip is dat richting de geslachtloze planeet gaat waarvan ik de naam ben vergeten, want hij zit aan de bar. We begroeten elkaar vrolijk en opgeruimd. Net op tijd denk ik er aan dat hij wil dat ik het zeg in plaats van hij. Ik kan me vaag herinneren dat hij en zij beledigend waren voor ze. Dus zeg ik braaf "het", en negeer het onbehaaglijke gevoel dat ik vreselijk onbeleefd aan het wezen ben." 's Lands wijs, 's lands eer", zei mijn moeder zaliger altijd als ik begon over de rare gewoonten van anderen.
Een week achter de bar op een cruiseschip is leuk maar zwaar. Aangezien de bar pas om twee uur 's nachts dicht gaat en we daarna natuurlijk nog moeten schoonmaken, lig ik niet voor half vijf in de ochtend in mijn bed. En om negen uur moet ik weer present wezen, want om tien uur gaat de bar open en moet alles er tiptop uitzien en natuurlijk moet de koffiepot goed gevuld zijn voor alle passagiers. Gelukkig zijn de passagiers aardig en ik lach en klets en maak grappen terwijl ik koffie, thee, bier, wijn, martini's en bloody marys inschenk. Deze week lach ik meer dan dan in de drie jaren daarvoor.
Misschien is bartender worden wel een goed idee.
woensdag 17 augustus 2016
Bestemming: groen, deel 4 van 7
deel 1 | deel 2 | deel 3 | deel 4 | deel 5 | deel 6 | deel 7
"Misschien had ik gisteravond toch niet zoveel moeten drinken", denk ik als ik de volgende ochtend met mijn magere bagage op de transporter stap. Ik heb een gigántische kater (na de lavahel ben ik echts niks meer gewend qua drank) en dat zal een fatsoenlijk exitgesprek niet echt meehelpen. Al weet ik nog niet of ik na de lavahel wel een fatsoenlijk exitgesprek wil, ik heb een sterke behoefte om te vloeken, schelden en tieren om alle ongelijkheid, onredelijkheid en uitbuiting waar ik onderdeel van was.
Maar een fatsoenlijk afscheid vergroot wel de kansen om er definitief en voorgoed van af te zijn, dus daar moest ik toch maar mijn best voor doen. Wie weet kan ik zelfs een gunstige referentie lospeuteren.
Ik sta omhoog te kijken naar een gebouw dat zo pompeus en overweldigend is dat het overduidelijk is bedoeld om je héél klein te laten voelen. Maar omdat ik inmiddels weet hoe ze het geld kunnen hebben voor pompeus en overweldigend, ben ik niet meer onder de indruk. Wel sta ik in de foyer even stil bij de prachtige kunstwerkjes van watervormers. Watervormers hebben me altijd getrokken en ik bewonder de flora en fauna van water uitbundig terwijl ik wacht. Ik denk er maar niet over na dat er duidelijk nergens lavakunst te vinden is.
Het gesprek ging verrassend goed. Verbluffend goed zelfs, ze zitten duidelijk erg om lavakunstenaars verlegen. Maar ik ga mooi niet terug en laat de deur van het gebouw met volle tevredenheid voorgoed achter me dicht zoeven. Wel ben ik blij met mijn supergoede referentie, die kan ik mooi van de daken schreeuwen. Ik kijk omhoog en verbaas me over de blauwe kleur van de lucht, het wit van de wolken en de strelende warmte van de zon. Wat zijn die wolken hier schitterend wit! En wat is de lucht zo práchtig blauw!
Doelloos loop ik door de straten van de stad met nog net genoeg geld voor één nacht in luxe. Of een paar nachten in simpele eenvoud en een tijdje wat simpels te eten. Twijfelend loop ik naar het nogal afstands ogende centrale hyperloopstation, terwijl het kind in mij zich verheugt op een ritje met die ouderwetse hyperlooptreintjes.
Uiteindelijk zet ik toch maar koers naar het armere deel van de stad. Het lijkt me toch wel verstandig om zuinig aan te doen. Wie weet kan ik het dan wel een week rekken, en zodoende goed voor de dag komen bij mijn kennissen. Ik heb de komende dagen drie keer koffie drinken en één lunch staan. Veel meer dan ik verwacht had, iedereen is zogenaamd nieuwsgierig naar mijn verhaal en staat in werkelijkheid te popelen om zijn verhaal aan mij te vertellen.
Na een kamer in een motel geregeld te hebben, koop ik bij een supermarkt een sandwich bij wijze van diner, en even verderop ga ik op een bankje op een plein zitten om te eten. Mensen zijn overal naartoe onderweg aan het forenzen terwijl ik bij de fontein zit te kijken hoe kinderen dolfijntje spelen in het spetterende water.
Heerlijk, dat geklater!
donderdag 11 augustus 2016
Bestemming: groen, deel 3 van 7
deel 1 | deel 2 | deel 3 | deel 4 | deel 5 | deel 6 | deel 7
Opgetogen stap ik op de transporter om van de planeet afgestraald te worden. Ik moet terug naar het hoofdkwartier voor de ontslagformaliteiten. Met blijdschap laat ik mijn hittepak achter terwijl ik bedenk dat ik wel een springende dolfijn zou willen maken. Van marmer of zo iets koels. Of misschien met een watervormer. Een dolfijn van water lijkt me heerlijk.
Op het ruimteschip krijg ik een riante hut toegewezen, die comfortabel is ingericht met koele kleuren. Twee grote schilderijen hangen aan de wand, vast reproducties. Het bedrijf zou nooit geld uitgeven aan een echte mondriaan. Maar dat maakt me niet meer uit, blij kijk ik om me heen terwijl ik een slok neem van mijn wijn. Wijn nota bene! Wat een luxe om wijn te kunnen drinken in plaats van enkel water! Het welkomsthologram legt uit waar de sportzaal is en waar de bar en het restaurant te vinden zijn.
Wraakzuchtig besluit ik om in restaurant het duurste te gaan eten dat ze hebben want het bedrijf betaalt alles. Dus ook al vind ik het afschuwelijk smaken, ik neem het duurste wat op de kaart staat, ik heb immers wat in te halen, vind ik zelf.
Nu ik zie hoe de hoge piefen zichzelf met luxe omringen terwijl ze ons medewerkers in kale kloostercellen laten huizen, voel ik me gesterkt in mijn besluit om weg te gaan. Hier wil ik niet langer deel van uitmaken. Omdat ik me toch wel heel onbehaaglijk voel als ik naar de toekomst kijk, mijd ik de toekomst voorlopig als de pest. Ik moet er maar op vertrouwen dat het linksom of rechtsom op zijn pootjes terecht komt.
De reis naar de aarde duurt drie week. Ik gebruik de tijd om volop te genieten van alles wat het schip te bieden heeft. Het is bijna een cruiseschip, en zo ben ik een beetje op vakantie. Ik zwem, ga naar de film en naar dansavondjes, eet elke avond luxueuze schotels in het restaurant en spring flink uit de band.
Ik stuur berichten naar kennissen en vrienden van school en krijg al snel een paar uitnodigingen terug om eens bij te praten. Hoe het nu gaat, vragen ze en wat ik nu ga doen. Omdat ik nog geen flauw idee heb wat ik ga doen, antwoord ik in algemene gemeenplaatsen en zeg ik dat ik ga genieten van de vrijheid en op zoek ga naar mijn echte ik en mijn echte passie. Zelfs na meer dan honderdvijftig jaar doet die ouderwetse vroeg-eenentwintigsteëeuwse hippietaal het nog goed, ontdek ik verbaasd.
De laatste avond flirt ik wat met een medepassagier die vanochtend aan boord gekomen is en overstapt op aarde voor de reis naar huis. Ze hebben binnenkort de één of andere bijzondere familiefeestdag. Bijeenkomst. Dinges. Hijzij komt van een planeet waar ze geen geslachten hebben, ontdek ik na een paar gezamenlijke biertjes aan de bar. Terwijl ik er aan probeer te denken dat ik "het" moet zeggen in plaats van "hij" omdat hij kennelijk beledigend is, luister ik naar wat het vertelt: ze hebben geen geslachten zoals wij. Geen mannen, geen vrouwen. Of ze hebben twee geslachten zo je wil, want ze zijn geslachtloos en toch hermafrodiet. Of zoiets in elk geval. Ik probeer te snappen wat het uitlegt, maar faal jammerlijk omdat ik te veel gedronken heb. Gelukkig kan ik morgenochtend het bier de schuld geven van mijn gebrek aan helderheid vanavond.
Opgetogen stap ik op de transporter om van de planeet afgestraald te worden. Ik moet terug naar het hoofdkwartier voor de ontslagformaliteiten. Met blijdschap laat ik mijn hittepak achter terwijl ik bedenk dat ik wel een springende dolfijn zou willen maken. Van marmer of zo iets koels. Of misschien met een watervormer. Een dolfijn van water lijkt me heerlijk.
Op het ruimteschip krijg ik een riante hut toegewezen, die comfortabel is ingericht met koele kleuren. Twee grote schilderijen hangen aan de wand, vast reproducties. Het bedrijf zou nooit geld uitgeven aan een echte mondriaan. Maar dat maakt me niet meer uit, blij kijk ik om me heen terwijl ik een slok neem van mijn wijn. Wijn nota bene! Wat een luxe om wijn te kunnen drinken in plaats van enkel water! Het welkomsthologram legt uit waar de sportzaal is en waar de bar en het restaurant te vinden zijn.
Wraakzuchtig besluit ik om in restaurant het duurste te gaan eten dat ze hebben want het bedrijf betaalt alles. Dus ook al vind ik het afschuwelijk smaken, ik neem het duurste wat op de kaart staat, ik heb immers wat in te halen, vind ik zelf.
Nu ik zie hoe de hoge piefen zichzelf met luxe omringen terwijl ze ons medewerkers in kale kloostercellen laten huizen, voel ik me gesterkt in mijn besluit om weg te gaan. Hier wil ik niet langer deel van uitmaken. Omdat ik me toch wel heel onbehaaglijk voel als ik naar de toekomst kijk, mijd ik de toekomst voorlopig als de pest. Ik moet er maar op vertrouwen dat het linksom of rechtsom op zijn pootjes terecht komt.
De reis naar de aarde duurt drie week. Ik gebruik de tijd om volop te genieten van alles wat het schip te bieden heeft. Het is bijna een cruiseschip, en zo ben ik een beetje op vakantie. Ik zwem, ga naar de film en naar dansavondjes, eet elke avond luxueuze schotels in het restaurant en spring flink uit de band.
Ik stuur berichten naar kennissen en vrienden van school en krijg al snel een paar uitnodigingen terug om eens bij te praten. Hoe het nu gaat, vragen ze en wat ik nu ga doen. Omdat ik nog geen flauw idee heb wat ik ga doen, antwoord ik in algemene gemeenplaatsen en zeg ik dat ik ga genieten van de vrijheid en op zoek ga naar mijn echte ik en mijn echte passie. Zelfs na meer dan honderdvijftig jaar doet die ouderwetse vroeg-eenentwintigsteëeuwse hippietaal het nog goed, ontdek ik verbaasd.
De laatste avond flirt ik wat met een medepassagier die vanochtend aan boord gekomen is en overstapt op aarde voor de reis naar huis. Ze hebben binnenkort de één of andere bijzondere familiefeestdag. Bijeenkomst. Dinges. Hijzij komt van een planeet waar ze geen geslachten hebben, ontdek ik na een paar gezamenlijke biertjes aan de bar. Terwijl ik er aan probeer te denken dat ik "het" moet zeggen in plaats van "hij" omdat hij kennelijk beledigend is, luister ik naar wat het vertelt: ze hebben geen geslachten zoals wij. Geen mannen, geen vrouwen. Of ze hebben twee geslachten zo je wil, want ze zijn geslachtloos en toch hermafrodiet. Of zoiets in elk geval. Ik probeer te snappen wat het uitlegt, maar faal jammerlijk omdat ik te veel gedronken heb. Gelukkig kan ik morgenochtend het bier de schuld geven van mijn gebrek aan helderheid vanavond.
donderdag 4 augustus 2016
Bestemming: groen, deel 2 van 7
deel 1 | deel 2 | deel 3 | deel 4 | deel 5 | deel 6 | deel 7
In de loop van de dagen vraag ik me steeds vaker af hoe het zou zijn om gewoon maar ontslag te nemen. Geen vast zitten op deze stomme helse planeet, maar vrij als een vogel in de aardse lucht. Wat mis ik die goede oude aarde! Maar geen baan betekent ook geen salaris, en hoe kom ik dan aan avondeten? Ik stel me voor hoe het is om te bedelen: ergens op een straathoek staan met een bordje "beeldjes voor voedsel" om de nek. Ik ben bang voor dat donkere zwarte gat dat toekomst heet. Maar ik ben ook bang om hier te blijven, en vroeg of laat dood te gaan omdat 't bedrijf 't vertikt om normaal voor zijn werknemers te zorgen. Waarom heb ik eigenlijk geen reservehittepak?
Rond en rond malen mijn gedachten, als een draaimolen op de kermis. Zal ik 't doen of zal ik 't niet doen? Wat vind ik enger: hier blijven in dit uitzichtloze oord of de sprong in het duister wagen in de hoop dat het me naar het licht leidt? Ik zet de magnetron aan voor het avondeten en ga vroeg vergetelheid zoeken in de slaap, die me dromen brengt over zwemmende dolfijnen.
De volgende ochtend brengt een koerier mijn gerepareerde hittepak. Nu kan ik in elk geval weer naar buiten, zit ik niet opgesloten in deze kale, lege gevangenis die ze hier "huis" noemen. Ik pak mijn spullen en ga op weg naar mijn werk bij de lavamijnen. In ieder geval is de wandeling er naartoe mooi; zij het ook wel een pietsie gevaarlijk. Maar zolang je onder de schermen blijft is er meestal niks aan de hand, al klinken de doffe bonken van neervallende stenen op de schermen wel eng soms.
Op het werk ga ik aan de slag met een indoor lavaval. Ik vraag me af waarom mensen dat willen: een huiskamerwaterfonteintje of zo'n Japans miniatuurboompje is toch veel mooier op tafel? Of desnoods een gewone ouderwetse miniatuur waterval, met dat gezellige geklater. En dan met een mooi groot aquarium in hoek, fantaseer ik verder terwijl ik niet meer let op waar ik mee bezig ben.
Vloekend richt ik even later mijn aandacht weer op mijn werk: door mijn onoplettendheid is het hitteschild kapot gegaan. En ik had mijn lavaval nota bene bijna af. De opzichter heeft het gezien en komt tierend verhaal halen. Ik krimp in elkaar terwijl ze roept dat ze zat is van mijn geklungel en dat ik er bij de eerstvolgende fout uit vlieg.
Als ik de volgende ochtend opsta, weet ik wat ik enger vind. Ik meld de opzichter dat ik ontslag neem. Ik waag die sprong in het duister.
In de loop van de dagen vraag ik me steeds vaker af hoe het zou zijn om gewoon maar ontslag te nemen. Geen vast zitten op deze stomme helse planeet, maar vrij als een vogel in de aardse lucht. Wat mis ik die goede oude aarde! Maar geen baan betekent ook geen salaris, en hoe kom ik dan aan avondeten? Ik stel me voor hoe het is om te bedelen: ergens op een straathoek staan met een bordje "beeldjes voor voedsel" om de nek. Ik ben bang voor dat donkere zwarte gat dat toekomst heet. Maar ik ben ook bang om hier te blijven, en vroeg of laat dood te gaan omdat 't bedrijf 't vertikt om normaal voor zijn werknemers te zorgen. Waarom heb ik eigenlijk geen reservehittepak?
Rond en rond malen mijn gedachten, als een draaimolen op de kermis. Zal ik 't doen of zal ik 't niet doen? Wat vind ik enger: hier blijven in dit uitzichtloze oord of de sprong in het duister wagen in de hoop dat het me naar het licht leidt? Ik zet de magnetron aan voor het avondeten en ga vroeg vergetelheid zoeken in de slaap, die me dromen brengt over zwemmende dolfijnen.
De volgende ochtend brengt een koerier mijn gerepareerde hittepak. Nu kan ik in elk geval weer naar buiten, zit ik niet opgesloten in deze kale, lege gevangenis die ze hier "huis" noemen. Ik pak mijn spullen en ga op weg naar mijn werk bij de lavamijnen. In ieder geval is de wandeling er naartoe mooi; zij het ook wel een pietsie gevaarlijk. Maar zolang je onder de schermen blijft is er meestal niks aan de hand, al klinken de doffe bonken van neervallende stenen op de schermen wel eng soms.
Op het werk ga ik aan de slag met een indoor lavaval. Ik vraag me af waarom mensen dat willen: een huiskamerwaterfonteintje of zo'n Japans miniatuurboompje is toch veel mooier op tafel? Of desnoods een gewone ouderwetse miniatuur waterval, met dat gezellige geklater. En dan met een mooi groot aquarium in hoek, fantaseer ik verder terwijl ik niet meer let op waar ik mee bezig ben.
Vloekend richt ik even later mijn aandacht weer op mijn werk: door mijn onoplettendheid is het hitteschild kapot gegaan. En ik had mijn lavaval nota bene bijna af. De opzichter heeft het gezien en komt tierend verhaal halen. Ik krimp in elkaar terwijl ze roept dat ze zat is van mijn geklungel en dat ik er bij de eerstvolgende fout uit vlieg.
's Avonds zit ik thuis met een glas water naar de kale muren te kijken. Ik vraag me voor de zoveelste keer af waarom we toch geen schilderijen mogen ophangen of snuisterijtjes mogen neerzetten. Niks van jezelf mogen hebben maakt van het huis een kloostercel. Ik kan niet meer ophouden met klagen, zeuren en mopperen. Vroeger was ik altijd vrolijk, waar is mijn goede humeur gebleven? Ik wil weer kunnen lachen.
Als ik de volgende ochtend opsta, weet ik wat ik enger vind. Ik meld de opzichter dat ik ontslag neem. Ik waag die sprong in het duister.
vrijdag 29 juli 2016
Bestemming: Groen, deel 1 van 7
deel 1 | deel 2 | deel 3 | deel 4 | deel 5 | deel 6 | deel 7
Buiten is het donker. Het enige licht komt zoals gewoonlijk van de lavastromen. "Op deze planeet schijnt de zon ook nóóit", denk ik mismoedig bij mezelf. Ik stap uit bed en kijk uit het raam. De aarde rommelt en de vurige gloed van lava is duidelijk zichtbaar even verderop. Het wordt weerkaatst tegen de donkere bordeauxrode wolken. Even sta ik te kijken naar de lavarivier. De lava staat hoog vandaag. Kennelijk is de vulkaan is weer eens bezig. Vandaar dat 't zo naar zwavel stinkt en de aarde meer rommelt dan anders. Ik kleed me aan terwijl ik een fijne douche mis. Maar water verspillen aan schoon blijven kan hier nou éénmaal niet. We zijn allang blij dat we überhaupt voldoende hebben om te drinken.
In de loop van de dag zwerf ik doelloos door het huis. Van kelder naar zolder en weer terug sjouw ik rusteloos heen en weer, als een tijger in zijn kooi. Door de vulkaanuitbarsting is het buiten niet te harden zonder hittepak, en de mijne is in reparatie. Ik zit dus vast in dit huis, mijn huis is mijn gevangenis. Ik verveel me, word steeds kwader, schreeuw machteloos tegen de kale onpersoonlijke muren. Waarom ben ik hier neergepoot? Van alle planeten in de Melkweg moest ik hier te werk gesteld worden! Waarom? De uitbarsting duurt nu al de hele dag, zo lang duurt 't anders nooit. Kunnen de rivieren die grote hoeveelheid lava wel verwerken? Wat als ze buiten hun oevers treden?
Ik word bang.
De laatste keer dat ze buiten hun oevers traden, was vijfendertig jaar geleden. Toen moest iedereen hals over kop geëvacueerd worden, en dat deed het bedrijf toentertijd alleen maar omdat de nieuwskanalen met vette koppen zouden berichten over een bedrijf dat zijn eigen werknemers moedwillig liet stikken. Dat was voor mijn tijd, maar ik heb genoeg archieven gezien en genoeg verhalen van oudere collega's gehoord om me goed te kunnen voorstellen hoe dat was.
Ik sta alweer naar buiten te kijken naar de lavarivier. Ik heb toch niets beters te doen en in die leegte is het makkelijk om naar buiten kijkend te staan piekeren. Waarom ben ik ooit hier gaan werken? Het leek zo gunstig toen ik in dienst kwam: gevarieerd werk, mooie beeldhouwwerken maken op mooie plekken. Maar in plaats daarvan zit ik vast in deze hel omdat die verdomde lavakunst nu helemaal hip is.
Misschien had mijn vader gelijk, en had ik een vák moeten leren. Maar is beeldhouwer dan geen vak?
Ik weet niet wat ik moet, maar ik besef dat ik wat moet, want hier word ik gék. Ik wil zon, en licht, en lucht, en loeiende koeien in groene weiden en klaterende fonteinen en kunnen douchen en mijn kleren kunnen wassen.
Ik wil hier weg!
Buiten is het donker. Het enige licht komt zoals gewoonlijk van de lavastromen. "Op deze planeet schijnt de zon ook nóóit", denk ik mismoedig bij mezelf. Ik stap uit bed en kijk uit het raam. De aarde rommelt en de vurige gloed van lava is duidelijk zichtbaar even verderop. Het wordt weerkaatst tegen de donkere bordeauxrode wolken. Even sta ik te kijken naar de lavarivier. De lava staat hoog vandaag. Kennelijk is de vulkaan is weer eens bezig. Vandaar dat 't zo naar zwavel stinkt en de aarde meer rommelt dan anders. Ik kleed me aan terwijl ik een fijne douche mis. Maar water verspillen aan schoon blijven kan hier nou éénmaal niet. We zijn allang blij dat we überhaupt voldoende hebben om te drinken.
In de loop van de dag zwerf ik doelloos door het huis. Van kelder naar zolder en weer terug sjouw ik rusteloos heen en weer, als een tijger in zijn kooi. Door de vulkaanuitbarsting is het buiten niet te harden zonder hittepak, en de mijne is in reparatie. Ik zit dus vast in dit huis, mijn huis is mijn gevangenis. Ik verveel me, word steeds kwader, schreeuw machteloos tegen de kale onpersoonlijke muren. Waarom ben ik hier neergepoot? Van alle planeten in de Melkweg moest ik hier te werk gesteld worden! Waarom? De uitbarsting duurt nu al de hele dag, zo lang duurt 't anders nooit. Kunnen de rivieren die grote hoeveelheid lava wel verwerken? Wat als ze buiten hun oevers treden?
Ik word bang.
De laatste keer dat ze buiten hun oevers traden, was vijfendertig jaar geleden. Toen moest iedereen hals over kop geëvacueerd worden, en dat deed het bedrijf toentertijd alleen maar omdat de nieuwskanalen met vette koppen zouden berichten over een bedrijf dat zijn eigen werknemers moedwillig liet stikken. Dat was voor mijn tijd, maar ik heb genoeg archieven gezien en genoeg verhalen van oudere collega's gehoord om me goed te kunnen voorstellen hoe dat was.
Ik sta alweer naar buiten te kijken naar de lavarivier. Ik heb toch niets beters te doen en in die leegte is het makkelijk om naar buiten kijkend te staan piekeren. Waarom ben ik ooit hier gaan werken? Het leek zo gunstig toen ik in dienst kwam: gevarieerd werk, mooie beeldhouwwerken maken op mooie plekken. Maar in plaats daarvan zit ik vast in deze hel omdat die verdomde lavakunst nu helemaal hip is.
Misschien had mijn vader gelijk, en had ik een vák moeten leren. Maar is beeldhouwer dan geen vak?
Ik weet niet wat ik moet, maar ik besef dat ik wat moet, want hier word ik gék. Ik wil zon, en licht, en lucht, en loeiende koeien in groene weiden en klaterende fonteinen en kunnen douchen en mijn kleren kunnen wassen.
Ik wil hier weg!
woensdag 20 juli 2016
Het kleine blauwe locomotiefje
Als ik vroeger aan Oma vroeg hoe het was, zei ze vaak laconiek: "Och, we gaan gewoon door met ademhalen." Toen ik nog twee paardestaartjes had, vond ik dat eerst heel gewoon (want dat zei ze vaak), maar later begon ik er over na te denken en het vreemd te vinden (want zij was de enige die ik kende die dat zei). En nog weer later vind ik het een erg leuke manier om te zeggen dat je gewoon doorgaat, of [start Barry Stevens accent] "vooral doorgaat" [eind Barry Stevens accent], oftewel gewoon volhoudt, of misschien zelfs wel koppig volhoudt. Doorzettingsvermogen dus, in functioneringsgesprekkenwaarweincompetentiesmoetenpratentaal.
Een poosje geleden kreeg ik een amerikaans kinderverhaaltje onder ogen dat me weer hieraan deed denken. Het ging over een klein blauw locomotiefje (leuk, treintjes!) dat een hele zware trein over een hele hoge berg heen moest sleuren. Verschillende grotere en sterkere locomotieven hadden al geweigerd, want de berg was te hoog en de trein was te zwaar. Desondanks liet het kleine blauwe locomotiefje zich daar niet door ontmoedigen en begon vol goede moed aan de taak. "Ik wil het wel proberen", zei het kleine blauwe locomotiefje.
Eenmaal op de berg hard aan het werk zei ze steeds bij zichzelf "Ik kan het wel". Als je dat steeds als een mantra bij jezelf herhaalt, lijkt het ook wel op een voortpuffende trein: ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel. Je kunt er zo "kedeng kedeng" tussen poten als je ikkanhetweltrein over een raillas (heet dat zo?) of wissel heen dendert.
In Dombo zit dat locomotiefje ook (die referentie snap ik dus ook nu pas) , daar moet het een zware circustrein over de bergen sleuren, en zegt het bergop: "ik kan het wel ik kan het wel ik kan het wel ik kan het wel” en daarna, bergaf, zegt het opgetogen “ik wist het wel ik wist het wel ik wist het wel WOEHOE!” En die woehoe is de stoomfluit, want het is in Dombo een stoomloc - de film komt tenslotte uit 1941.
En nou moet ik daar steeds aan denken als het akelige pester-stemmetje (pesteiland in binnenstebuitentaal) in mijn achterhoofd zegt: "nee dat kan je niet want je bent stom". Dan hou ik koppig vol en denk ik aan Oma, die gewoon doorging met ademhalen en zich niet zomaar liet kisten.
En aan het kleine blauwe locomotiefje dat dacht dat ze het lekker wél kon. En het ook deed ook, want die trein kwam natuurlijk wel aan op de bestemming.
Een poosje geleden kreeg ik een amerikaans kinderverhaaltje onder ogen dat me weer hieraan deed denken. Het ging over een klein blauw locomotiefje (leuk, treintjes!) dat een hele zware trein over een hele hoge berg heen moest sleuren. Verschillende grotere en sterkere locomotieven hadden al geweigerd, want de berg was te hoog en de trein was te zwaar. Desondanks liet het kleine blauwe locomotiefje zich daar niet door ontmoedigen en begon vol goede moed aan de taak. "Ik wil het wel proberen", zei het kleine blauwe locomotiefje.
Eenmaal op de berg hard aan het werk zei ze steeds bij zichzelf "Ik kan het wel". Als je dat steeds als een mantra bij jezelf herhaalt, lijkt het ook wel op een voortpuffende trein: ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel-ik-kan-het-wel. Je kunt er zo "kedeng kedeng" tussen poten als je ikkanhetweltrein over een raillas (heet dat zo?) of wissel heen dendert.
In Dombo zit dat locomotiefje ook (die referentie snap ik dus ook nu pas) , daar moet het een zware circustrein over de bergen sleuren, en zegt het bergop: "ik kan het wel ik kan het wel ik kan het wel ik kan het wel” en daarna, bergaf, zegt het opgetogen “ik wist het wel ik wist het wel ik wist het wel WOEHOE!” En die woehoe is de stoomfluit, want het is in Dombo een stoomloc - de film komt tenslotte uit 1941.
En nou moet ik daar steeds aan denken als het akelige pester-stemmetje (pesteiland in binnenstebuitentaal) in mijn achterhoofd zegt: "nee dat kan je niet want je bent stom". Dan hou ik koppig vol en denk ik aan Oma, die gewoon doorging met ademhalen en zich niet zomaar liet kisten.
En aan het kleine blauwe locomotiefje dat dacht dat ze het lekker wél kon. En het ook deed ook, want die trein kwam natuurlijk wel aan op de bestemming.
vrijdag 15 juli 2016
Even Stad in
Even Stad in is voor veel Groningers en Ommelanders normaal. Dat was het voor mij eigenlijk ook. Je springt op de bus, laat het incheckdingetje braaf "piep" zeggen en laat je richting Grote Markt rijden. Even lekker door de Herestraat sjokken. Even neuzen bij de V&D, de Hema en de Miss Etam. Even door de Folkingestraat lopen. Ergens gezellig koffie gaan drinken.
Zulke dingen.
Maar van de lente moest ik geopereerd worden aan een hernia, en daarna had en heb ik natuurlijk veel tijd nodig om te herstellen. Zo ben ik vanochtend voor het eerst sinds de operatie weer in de stad geweest, en dat vond ik een heel avontuur en ook best wel eng en spannend.
Maar ik vond het dan misschien wel wat eng, ik deed het lekker toch.
Eerst heb ik mijn brace om gedaan, want zo'n avontuur onderneem ik toch het liefst met wat stabiliteit. En ik nam mijn stok mee, zodat andere mensen meteen zouden zien dat ik momenteel minder vlot ben dan de meeste mensen (en ik wat extra zekerheid zou hebben als ik moe zou worden). Dat scheelt weer ergernis. En toen, met de bus naar de stad.
In de stad voelde het heerlijk vertrouwd, en ik vond het erg leuk om weer in de stad rond te kunnen lopen. Ik had Stad toch wel gemist, ontdekte ik.
Maar van de lente moest ik geopereerd worden aan een hernia, en daarna had en heb ik natuurlijk veel tijd nodig om te herstellen. Zo ben ik vanochtend voor het eerst sinds de operatie weer in de stad geweest, en dat vond ik een heel avontuur en ook best wel eng en spannend.
Maar ik vond het dan misschien wel wat eng, ik deed het lekker toch.
Eerst heb ik mijn brace om gedaan, want zo'n avontuur onderneem ik toch het liefst met wat stabiliteit. En ik nam mijn stok mee, zodat andere mensen meteen zouden zien dat ik momenteel minder vlot ben dan de meeste mensen (en ik wat extra zekerheid zou hebben als ik moe zou worden). Dat scheelt weer ergernis. En toen, met de bus naar de stad.
In de stad voelde het heerlijk vertrouwd, en ik vond het erg leuk om weer in de stad rond te kunnen lopen. Ik had Stad toch wel gemist, ontdekte ik.
Maar hoe vertrouwd het ook was, er waren toch wel dissonanten: V&D was natuurlijk weg zodat ik geen koffie meer kon drinken op de vierde verdieping. Dat moest ik dan maar doen in het Newscafé, dacht ik bij mezelf. In de Herestraat zag ik dat er daar ook behoorlijk wat lege etalages waren, de meesten gelukkig wel met een hoopvol "Verhuurd" op het raam. Waar vroeger de Miss Etam en de Promiss zaten, werd gebouwd en het schoot me te binnen dat ik gelezen had dat er vijftig Promiss winkels weer terug zouden komen, helaas zonder grotematencollectie. En de Bijenkorf was weg. Daar kwam ik zelden, dus dat miste ik niet echt. Maar het is wel weer zo'n lelijke holle kies er bij in de straat.
Die faillissementen van de laatste tijd hebben wel hun sporen achter gelaten, dat was wel duidelijk te zien. Maar ja, we moeten zo nodig met ons allen naar de Action en de Primark en naar webwinkels in plaats van naar andere winkels. En dan is het logisch dat die andere winkels kapot gaan op den duur.
Ondanks die lelijke holle kiezen in het straatbeeld, was het toch leuk om in de stad te zijn. Ik merkte duidelijk dat ik weinig meer gewend ben, want ik was best wel gauw overprikkeld door alle toch min of meer nieuwe indrukken. Maar fijn was het wel om in de stad te zijn, en ik ontdekte dat ik Stad toch wel gemist had.
Ik ben blij met mijn brace, en ga binnenkort gauw weer even in de stad koffiedrinken. In de tussentijd ga ik gewoon door met oefenen, zodat ik in de (hopelijk nabije) toekomst geen brace meer nodig heb. Maar ondertussen is het toch wel fijn dat ik 'm heb.
Die faillissementen van de laatste tijd hebben wel hun sporen achter gelaten, dat was wel duidelijk te zien. Maar ja, we moeten zo nodig met ons allen naar de Action en de Primark en naar webwinkels in plaats van naar andere winkels. En dan is het logisch dat die andere winkels kapot gaan op den duur.
Ondanks die lelijke holle kiezen in het straatbeeld, was het toch leuk om in de stad te zijn. Ik merkte duidelijk dat ik weinig meer gewend ben, want ik was best wel gauw overprikkeld door alle toch min of meer nieuwe indrukken. Maar fijn was het wel om in de stad te zijn, en ik ontdekte dat ik Stad toch wel gemist had.
Ik ben blij met mijn brace, en ga binnenkort gauw weer even in de stad koffiedrinken. In de tussentijd ga ik gewoon door met oefenen, zodat ik in de (hopelijk nabije) toekomst geen brace meer nodig heb. Maar ondertussen is het toch wel fijn dat ik 'm heb.
dinsdag 5 juli 2016
Koe-wie en toe-wie
Omdat ik veel lees, komt een groot deel van mijn woordenschat uit boeken. En gok ik met sommige woorden maar wat op de uitspraak, want die weet je niet als je een woord alleen maar leest en nooit hoort. Soms klopt het wat ik gok, soms kom ik er later achter dat het niet klopte. Gelukkig heb je tegenwoordig internet waar je dat op kunt zoeken, maar vroeger wist je het gewoon niet en moest je gokken. En dat deed ik met veel woorden, want ik las en lees veel en graag.
Ingenieur is zo'n woord: ik heb altijd de neiging om in-ge-ni-eur te zeggen, dus met een harde g en precies zoals je het schrijft. Vaak is er dan wel iemand in de buurt die mij corrigeert of corrizjeert (ook zo'n woord) en roept dat ik het uit moet spreken als "inzjenjeur".
Dat fenomeen, daar loop ik soms ook tegenaan in mijn werk. Kennelijk is het voor mij onbewust zo'n gewoonte geworden om woorden uit spreken zoals ik ze lees, dat ik er niet meer mee op kan houden. Een zo'n woord is "gui". Gui is eigenlijk geen woord maar een acroniem: een als woord uitspreekbare afkorting. Het betekent "graphical user interface", oftewel grafische gebruikers interface. Dat stukje van je app dat je ziet, het spreekwoordelijke topje van de ijsberg van de app die je aan het gebruiken bent.
Omdat je het zo schrijft, heb ik gewoonte om gui te zeggen. Zeg maar zo'n bolletje waar je van gaat huilen als je 'm snijdt, met een g er aan de voorkant vastgeplakt. Ik ben daarmee wel in de minderheid, schijnt het: veel van mijn collega's spreken het uit op z'n engels (het komt eigenlijk ook uit het engels, nietwaar?) en zeggen koe-wie met een zachte k. Ik moet altijd twee keer nadenken als ik dat hoor voordat ik besef dat ze gui bedoelen. Ietwat vervelend, maar je went er aan en past je zo goed mogelijk aan.
Toch loop ik op een onverwachte plek weer tegen datzelfde ui/oe-wie-dilemma aan: in de reclames voor dat reisbureau TUI.
"Toe aan tui", zegt de slogan op het scherm.
"Toe aan toe-wie", zegt de voice-over.
"Toe aan tui", denk ik bij mezelf.
Ik ben benieuwd hoe snel ik mezelf zover krijg dat ik braaf koe-wie en toe-wie ga zeggen, zoals het schijnbaar hoort.
Misschien blijf ik wel een stiekeme rebel door lekker koppig gui en tui te blijven zeggen.
Kan het mij schelen.
Ingenieur is zo'n woord: ik heb altijd de neiging om in-ge-ni-eur te zeggen, dus met een harde g en precies zoals je het schrijft. Vaak is er dan wel iemand in de buurt die mij corrigeert of corrizjeert (ook zo'n woord) en roept dat ik het uit moet spreken als "inzjenjeur".
Dat fenomeen, daar loop ik soms ook tegenaan in mijn werk. Kennelijk is het voor mij onbewust zo'n gewoonte geworden om woorden uit spreken zoals ik ze lees, dat ik er niet meer mee op kan houden. Een zo'n woord is "gui". Gui is eigenlijk geen woord maar een acroniem: een als woord uitspreekbare afkorting. Het betekent "graphical user interface", oftewel grafische gebruikers interface. Dat stukje van je app dat je ziet, het spreekwoordelijke topje van de ijsberg van de app die je aan het gebruiken bent.
Omdat je het zo schrijft, heb ik gewoonte om gui te zeggen. Zeg maar zo'n bolletje waar je van gaat huilen als je 'm snijdt, met een g er aan de voorkant vastgeplakt. Ik ben daarmee wel in de minderheid, schijnt het: veel van mijn collega's spreken het uit op z'n engels (het komt eigenlijk ook uit het engels, nietwaar?) en zeggen koe-wie met een zachte k. Ik moet altijd twee keer nadenken als ik dat hoor voordat ik besef dat ze gui bedoelen. Ietwat vervelend, maar je went er aan en past je zo goed mogelijk aan.
Toch loop ik op een onverwachte plek weer tegen datzelfde ui/oe-wie-dilemma aan: in de reclames voor dat reisbureau TUI.
"Toe aan tui", zegt de slogan op het scherm.
"Toe aan toe-wie", zegt de voice-over.
"Toe aan tui", denk ik bij mezelf.
Ik ben benieuwd hoe snel ik mezelf zover krijg dat ik braaf koe-wie en toe-wie ga zeggen, zoals het schijnbaar hoort.
Misschien blijf ik wel een stiekeme rebel door lekker koppig gui en tui te blijven zeggen.
Kan het mij schelen.
maandag 8 februari 2016
Nieuwgierig!
Als kind was ik nieuwsgierig aangelegd. En dat vonden mensen niet altijd even leuk. Soms zeiden ze dat ik een “nieuwsgierig aagje” was. Dat vond ik vervelend klinken, dus ik nam maar aan dat dat iets fouts was, een nieuwsgierig aagje zijn. Het spreekwoordenboek geeft me als definitie: “iemand die van alles wil weten over waar hij of zij niets mee te maken heeft”.
Klinkt toch niet bepaald positief.
Andere spreekwoorden die zo bij me opkomen bij het denken aan nieuwsgierigheid zijn “iemand het hemd van het lijf vragen” en “je neus ergens insteken”. Die hebben allebei ook niet echt een positieve klank.
En dan natuurlijk Bassie, die met de regelmaat van de klok door Adriaan tegengehouden wordt door Bassie in zijn kraag te grijpen en te verzuchten: “Bassie!”. Waarop Bassie dan roept: “ja maar ik ben zo schieuwnierig!”.
Kennelijk vinden we met ons allen nieuwsgierigheid maar een naar ding. We moeten ons met onze eigen zaken bemoeien.
Maar toch is nieuwsgierigheid soms best leuk. En ook best wel goed, denk ik, als je 'm de juiste kant op stuurt.
Als kind was ik ontzéttend nieuwsgierig.
Als ik voor mijn verjaardag een nieuw stuk speelgoed kreeg, moest ik eerst precíes weten hoe het werkte, voordat ik ermee ging spelen. Want ik was zo nieuwsgierig naar hoe het werkte! Mijn vader hield die eerste schreden van mijn onderzoekende geest nauwlettend in de gaten, want hij moest me natuurlijk helpen met alles weer in elkaar zetten als ik éénmaal mijn nieuwsgierigheid bevredigd had en niet meer wist hoe ik ’t weer in elkaar kon zetten.
Als kind was ik ontzéttend nieuwsgierig.
Ik vroeg mijn ouders de oren van het hoofd: waarom wolken wit waren, en waarom de regenboog al die mooie kleurtjes had, waarom de lucht blauw was en waar regen eigenlijk vandaan kwam. Ik kreeg al gauw een bibliotheekpasje. Elke drie weken mocht ik vier (vier maar? ja, vier maar) nieuwe boeken lenen, waarvan meestal minstens de helft van de informatieve jeugdafdeling kwam. Toen ik die éénmaal kon dromen, leende ik stiekem ook boeken van de informatieve volwassenenafdeling. Eigenlijk mocht dat pas vanaf je twaalfde, maar vooruit. Tien was toch al bijna twaalf, of niet dan?
Vooral boeken over computers en wetenschap vond ik leuk. Lezen over vulkanen en aardbevingen, over sterren en planeten, over grote dinosaurussen die zo lang geleden leefden. Ik was zo nieuwsgierig dat ik precíes wou weten hoe het zat!
En dat ben ik nog.
Nog dagelijks vraag ik me af: “Waarom doet hij dat?”. Waarbij “hij” vanwege mijn werk toch meestal een computerprogramma is met een bug er in.
Als ik mensen een voor mij hele rare mening hoor hebben, denk ik: “waarom vindt ‘ie dat?”. Als ik mensen iets voor mij heel raars zie doen, denk ik: “waarom doet ‘ie dat?”. Want ik ben nieuwsgierig en wil het snappen.
Ik besef tegenwoordig dat nieuwsgierigheid de drijvende factor is achter alle wetenschap. Willen weten waarom. Niet het “eureka!”-moment, is wat de meeste wetenschappers het meest boeit, maar het "Hè? Wat raar!”-moment.
Ik ben nieuwsgierig, en dat is helemaal prima!
zondag 31 januari 2016
Blogs gebundeld
Van 't weekend heb ik eens lekker doorgezet, en nu staan de jaren 2013, 2014 en 2015 van mijn blogs online op http://rubenseschone.nl/ebooks.html. (2012 en eerder stonden er al).
Naast mijn blogs staan er nu ook epub- en pdfdownloads van de korte verhalen "Hoe de kerstman de kerstman werd" en "121876".
Veel leesplezier!
Naast mijn blogs staan er nu ook epub- en pdfdownloads van de korte verhalen "Hoe de kerstman de kerstman werd" en "121876".
Veel leesplezier!
dinsdag 26 januari 2016
Maatschappij: mens, machine of magie?
Als alles normaal is, en jij en de mensen om je heen gewoon hun gang gaan, valt het meestal niet zo op. Maar soms, als er een kink in de kabel komt, zie je het ineens. Onze maatschappij, die doorgaans zo vanzelfsprekend is, is eigenlijk een best wel fijn en nauwkeurig afgestelde machine.
Dat viel mij op toen bij mij voor de deur mensen over de straat konden schaatsen (en dat valt me weer op als ik de nieuwsberichten over snowzilla lees). Alles kwam ineens tot stilstand. De bus reed niet meer, want glad. De trein reed amper, want er zat teveel ijs op de bovenleiding (ze moesten een heel oud "monster" inzetten om de bovenleiding ijsvrij te houden). Electriciteitsvoorziening kwam in gevaar omdat er te veel ijs op de hoogspanningskabels zat en ze begonnen te dansen. Vuilnis kon niet worden opgehaald, want het was te glad. Kranten, de post, bevoorrading van de winkels, melk ophalen bij de boeren, het ging niet. Mensen die in een ziekenhuis of zo werkten, moesten mopperend en glibberend met ijskrappen onder de schoenen of op de schaats naar hun werk, omdat ze eenvoudigweg niet gemist konden worden.
Toen het ijs vrijdags éénmaal goed en wel was weggesmolten, was het prompt stervensdruk op de weg en in de supermarkten: iedereen moest zijn voorraadkast aanvullen en er werd meteen gevraagd wanneer de gemeente nu dacht de grijze bakken te komen legen. Postbodes moesten op pad met de post van drie dagen in de fietstassen.
Dan zie je ineens uit hoeveel onzichtbare radertjes onze westerse samenleving eigenlijk bestaat.
Je zet 's ochtends fluitend de grote grijze bak bij de weg, niet één seconde verwachtend dat hij niet geleegd zal worden. Dat regelt de gemeente wel terwijl jij je eigen dingen doet. Je wandelt naar de winkel, zonder ook maar één gedachte te wijden aan de vraag of ze wel hebben wat je nodig hebt, want 's ochtends vroeg is een vrachtwagen geweest om de voorraden aan te vullen.
Allerlei dingen worden geregeld, schoongemaakt, opgehaald en bijgevuld door meestal onzichtbare radertjes terwijl je zelf jouw eigen radertje weer een rondje verder draait op je werk.
Het lijkt wel magie. Maar als je op straat kunt schaatsen, blijkt ineens weer dat dat niet zo is, en als er dan mensen zijn die hun radertje niet verder kunnen draaien, blijken anderen daardoor weer in de problemen te komen. Ook merk je meteen dat sommige radertjes meer en/of sneller gemist worden dan andere: ziekenhuispersoneel, politie-/brandweer-/ambulancemensen, strooiautochauffeurs, wegenwachters, vuilnisophalers worden meteen node gemist. Op het ommeland missen ze ook meteen de radertjes melkophalers en dierenartsen.
Het lijkt wel magie, zo'n moderne beschaafde samenleving. Eigenlijk zijn we met ons allen best wel tof, dat we zo'n samenleving zomaar kunnen maken en onderhouden met elkaar.
Abonneren op:
Posts (Atom)