Op school waren de exacte vakken mijn favoriet. Na de middelbare school ben ik dan ook electrotechniek gaan studeren, en inmiddels werk ik alweer jaren in het ICT-wereldje. Allemaal superexact, dus. Maar ondanks al dat exacte vind ik andere dingen vaak ook interessant.
Taal, bijvoorbeeld. De schrijfsels van Paulien Cornelisse lees ik graag (ik heb dan ook twee boeken van haar in mijn uitpuilende boekenkast gefrommeld). En ik kan ook stiekem in mezelf ontzettend genieten als ik hoor of lees dat oude of (in mijn omgeving) weinig gebruikte woorden ergens gebruikt worden. Woorden als "eloquent" bijvoorbeeld (waarvan ik toch even moest opzoeken wat dat ook alweer betekende), of "mieters", of "frommelen". Wie zegt tegenwoordig nog "frommelen"?
Maar ook woorden in andere talen kunnen me boeien. Laatst las ik bijvoorbeeld in de volkskrant (blende-link: https://blendle.com/i/de-volkskrant/fluitje-van-een-trend/bnl-vkn-20160831-6922719) een stukje waar twee woorden in voorkwamen die ik erg mooi vind, maar waarvan ik me ook afvraag of er eigenlijk wel een nederlands woord voor is. Het eerste was sprezzatura en het tweede, eigenlijk twee woorden, was horror vacui - dat angst voor leegte schijnt te betekenen.
Sprezzatura schijnt iets te betekenen als "de kunst om moeilijke dingen een fluitje van een cent te laten lijken". Balletdansen bijvoorbeeld. Je kijkt naar het zwanenmeer en het lijkt alsof die dansers en danseressen alles zomaar even 123 dansen, maar je weet dat ze van kleins af aan veel trainen en dat ze na de voorstelling gigantisch last hebben van balletvoeten. Ik vraag me af of we daar in het nederlands wel een woord voor hebben.
Iets anders tofs van 't nederlands vind ik dat je schier eindeloze rijen woorden aan elkaar kunt plakken, en dan vaak nog een daadwerkelijk woord overhoudt ook. Hottentottententententoonstellingen is een hele bekende, maar iets als koelelementreparatiebedrijf ook. Je plakt van alles gewoon aan elkaar en houdt dan soms zowaar ook nog iets zinnigs over.
Niet in alle talen doen ze dat. In het engels bijvoorbeeld, zetten ze overal spaties tussen. Waar wij dus koelelementreparatiebedrijf schrijven, schrijven zij koel element reparatie bedrijf. Sommige mensen nemen die spaties over van engels naar nederlands, wat weer leidt tot allerlei onbedoelde maar soms toch lollige teksten en tekstjes rondom onjuist spatiegebruik: haar verlenging in plaats van haarverlenging in een kappersreclame, of thee kan in plaats van theekan op een labeltje op de theekan. En natuurlijk honden kussen in plaats van hondenkussen. Katten bakken in plaats van kattenbakken.
Ongewone of ouderwetse woorden, of taalgrapjes, ik ben er dol op. Ook als 't kwartje bij mij niet meteen valt en ook als 't niet meteen nederlands is. Tenslotte zijn woorden als restaurant en portemonnee ook niet van kleiige origine. Dat sprezzatura vind ik toch een erg mooi woord, bijvoorbeeld, ook al is 't italiaans. Sprezzatura. 't Klinkt bijna als een nieuw soort italiaanse koffie, en het geeft me een beetje een vakantiegevoel.
Mag zeker weten worden bijgeschreven in het mooiewoordenboekje. Maar wat is het nederlandse woord ervoor?
Een Rubense Schone geeft haar meningen, gedachten en gevoelens over alles wat het leven haar brengt. De proza wordt hier gepubliceerd, gedichten worden verzameld op ingridsgedichten.blogspot.com.
Ik publiceer onregelmatig, dus abonneren op rss of e-mail is handig.
donderdag 29 september 2016
zondag 18 september 2016
"Op het scherm!", zei de kapitein.
Eén van de Grote Liefdes in mijn leven is toch wel Star Trek. Qua science fiction deelt Star Trek een op eenzame hoogte staande eerste plaats met Doctor "ik ben écht een gekke man met een blauw hokje" Who (en Star Wars staat met superstip op plek nummer anderhalf). En van Star Trek zie ik vooral de originele serie (TOS) en de Next Generation serie (TNG) graag terug.
Als mijn hersens dan genoeg koffie gehad hebben, vallen me soms dingen op. Bijvoorbeeld het grote scherm op de brug, de Main Viewer. Als er dan een bericht binnenkomt van een ander schip, of van het hoofdkwartier of zo, zegt kapitein Picard: "Op het scherm, meneer Worf!". En dan komt de ander op het scherm en kunnen ze kletsen, plannen smeden, onderhandelen, elkaar bedreigen en wat er nog meer nodig is om het verhaal van die aflevering te doen vlotten.
Dat was wat, toen het zo begin jaren 1990 uitgezonden werd. Videobellen, en dan nog zulke goede kwaliteit en zomaar tussen allerlei vreemde schepen van vreemde makelij en ver weg in de ruimte waar je geen telefooncentrales of ptt-monteurs had en zo. Het stond best wel superfuturistisch, dat je zomaar op een knopje kon drukken of iets kon zeggen en dat je dan kon videobellen.
Snel vooruitspoelend naar tegenwoordig, is het eigenlijk helemaal niet zo'n Ding meer. We videobellen elke dag met collega's, leveranciers, klanten, vrienden, familie en andere mensen die ergens anders op ons aardbolletje rondlopen. Via Skype of Facetime of zo'n soort app. Elke laptop of smartphone heeft tegenwoordig een microfoon en een camera aan boord en de Mensen Die Het Weten Kunnen waarschuwen regelmatig dat die dingen zo vastgeknoopt zitten aan internet dat slechteriken ze op afstand aan kunnen zetten en dat je er daarom een stickertje of een post-it overheen moet plakken.
Met de technologie van tegenwoordig is het meer verbazingwekkend dat in Star Trek een brugofficier iets moet doen om het telefoontje op het Grote Scherm te zetten, en dat je niet gewoon tegen de computer kunt roepen: "zeg computer, zet dat telefoontje eens even op 't scherm". Je kunt de computer in Star Trek tenslotte om een heleboel andere dingen wel vragen, zoals waar bemanningsleden uithangen op het schip (wat wel weer betekent dat je aan boord 100% van de tijd gestalked wordt door de boordcomputer, trouwens, dus hoezo privacy?).
Al begint ook dat praten tegen de boordcomputer zo zoetjesaan al een beetje op gedateerde sci-fi te lijken. Siri, Cortana en hun familie schijnen steeds volwassener en bruikbaarder te worden, volgens mijn kennissen. Zelf gebruik ik ze niet, ik vind het ongemakkelijk om te kletsen tegen mijn telefoon. Maar het kan, in elk geval, en het werkt min of meer fatsoenlijk ook nog, kennelijk.
Stel dat over tien of twintig of weet ik hoeveel jaar de zelfrijdende auto's echt doorbreken.
Zouden we dan met ons allen heel nostalgisch terugkijken naar TOS en TNG?
En ons verbazen over het feit dat niemand toentertijd bedacht had dat ze in de 24ste eeuw misschien wel zelfvliegende ruimteschepen zouden kunnen hebben?
Als mijn hersens dan genoeg koffie gehad hebben, vallen me soms dingen op. Bijvoorbeeld het grote scherm op de brug, de Main Viewer. Als er dan een bericht binnenkomt van een ander schip, of van het hoofdkwartier of zo, zegt kapitein Picard: "Op het scherm, meneer Worf!". En dan komt de ander op het scherm en kunnen ze kletsen, plannen smeden, onderhandelen, elkaar bedreigen en wat er nog meer nodig is om het verhaal van die aflevering te doen vlotten.
Dat was wat, toen het zo begin jaren 1990 uitgezonden werd. Videobellen, en dan nog zulke goede kwaliteit en zomaar tussen allerlei vreemde schepen van vreemde makelij en ver weg in de ruimte waar je geen telefooncentrales of ptt-monteurs had en zo. Het stond best wel superfuturistisch, dat je zomaar op een knopje kon drukken of iets kon zeggen en dat je dan kon videobellen.
Snel vooruitspoelend naar tegenwoordig, is het eigenlijk helemaal niet zo'n Ding meer. We videobellen elke dag met collega's, leveranciers, klanten, vrienden, familie en andere mensen die ergens anders op ons aardbolletje rondlopen. Via Skype of Facetime of zo'n soort app. Elke laptop of smartphone heeft tegenwoordig een microfoon en een camera aan boord en de Mensen Die Het Weten Kunnen waarschuwen regelmatig dat die dingen zo vastgeknoopt zitten aan internet dat slechteriken ze op afstand aan kunnen zetten en dat je er daarom een stickertje of een post-it overheen moet plakken.
Met de technologie van tegenwoordig is het meer verbazingwekkend dat in Star Trek een brugofficier iets moet doen om het telefoontje op het Grote Scherm te zetten, en dat je niet gewoon tegen de computer kunt roepen: "zeg computer, zet dat telefoontje eens even op 't scherm". Je kunt de computer in Star Trek tenslotte om een heleboel andere dingen wel vragen, zoals waar bemanningsleden uithangen op het schip (wat wel weer betekent dat je aan boord 100% van de tijd gestalked wordt door de boordcomputer, trouwens, dus hoezo privacy?).
Al begint ook dat praten tegen de boordcomputer zo zoetjesaan al een beetje op gedateerde sci-fi te lijken. Siri, Cortana en hun familie schijnen steeds volwassener en bruikbaarder te worden, volgens mijn kennissen. Zelf gebruik ik ze niet, ik vind het ongemakkelijk om te kletsen tegen mijn telefoon. Maar het kan, in elk geval, en het werkt min of meer fatsoenlijk ook nog, kennelijk.
Stel dat over tien of twintig of weet ik hoeveel jaar de zelfrijdende auto's echt doorbreken.
Zouden we dan met ons allen heel nostalgisch terugkijken naar TOS en TNG?
En ons verbazen over het feit dat niemand toentertijd bedacht had dat ze in de 24ste eeuw misschien wel zelfvliegende ruimteschepen zouden kunnen hebben?
donderdag 8 september 2016
Sterrenstof
We zijn sterrenstof.
Met een levenslange liefde voor sterrenkunde
weet ik dat ergens heel diep in mijn achterhoofd natuurlijk al heel erg lang, maar in de
dagelijkse waan der dingen wil ik dat nog wel eens vergeten. Laatst werd ik
daar weer aan herinnerd door het in mijn archief terugvinden van deze Astronomy
Picture of the Day:
Het is een weergave van het periodiek systeem der elementen (dat je ooit op de middelbare school bij scheikunde hebt geleerd en dat - als je scheikunde liever schijtkunde noemde op school - misschien nog wel eens opduikt in een nachtmerrie die je liever gauw weer vergeet). Elk element heeft zijn eigen plekje in dat diagram en er zijn allerlei patronen en familiebanden te ontwaren en ontwarren in het periodiek systeem.
In dit specifieke periodiek systeem heeft elk
element een kleurtje dat aangeeft waar 't element vandaan komt: van de oerknal is grijsblauwpaarsig,
van supernova's is oranje, gemaakt door grote sterren is groen, gemaakt door kleine
sterren is geel, gemaakt door kosmische straling is blauw en door de mens gemaakt is paars.
De lucht die we inademen bijvoorbeeld, bestaat vooral uit stikstofjes (N) en zuurstofjes (O), en die zijn allebei gemaakt in grote en kleine sterren. Het water waarmee we douchen en waarin we zwemmen bestaat uit één zuurstofje (O) en twee waterstofjes (H) en komt uit sterren en van de big bang. Enzovoorts.
Alle stofjes waar alles om ons heen uit bestaat en waar wijzelf ook uit bestaan, in een handig diagram waarin je in één oogopslag ziet dat alles sterrenstof is.
Als ik daar even tijdens de koffie over nadenk, voelt de dag meteen een heel
stuk mooier! Wij zijn sterrenstof. Wij zijn kinderen van de sterren...
zaterdag 3 september 2016
Bestemming groen, deel 7 van 7
deel 1 | deel 2 | deel 3 | deel 4 | deel 5 | deel 6 | deel 7
Ik zie zo'n japans bonzaiminiatuurboomgeval die in het midden op een verhoging staat. Door een kunstenaar wordt er via een grote machine tegen gezongen, en de boom volgt het gezang. Terwijl ik kijk, zie ik de vorm van een huis ontstaan, muren, dak, ramen, alles. Uiteindelijk staat er een schattig kabouterboomhuisje op het podium.
"Dit is onze nieuwe groenvormer", zegt Herman. "Hij is nog klein, maar we willen een grotere versie maken die ook hele grote bomen aan kan, om zo gebouwen en kunst te kunnen bouwen die volledig harmoniëren met de omringende natuur".
Ik kan alleen maar stilltjes toekijken hoe de boom gewillig groeit naar de gezongen wens van de vormer. En ik kan niet wáchten om dit te proberen! Allerlei ideeën borrelen in me op, onrustig schuifelen mijn voeten over de grond, en ik vraag hoe de groenvormer werkt, waarop de kunstenaar aan een lange maar interessante uitleg begint. Ik prent alles zo goed mogelijk in mijn hoofd, het schiet door me heen dat ik dit wel een poosje zou willen doen als werk. Misschien zelfs wel een hele lange poos. Ze hébben gezegd dat ze nog op zoek zijn naar mensen. Zou ik solliciteren? Is dit de kans die ik nodig heb? Het lijkt me waarachtig wel wat. Gedachten en vragen tuimelen zo snel over elkaar heen in mijn hoofd, dat ik alleen maar sprakeloos kan kijken terwijl de kunstenaar uitlegt dat de plant - éénmaal in vorm gegroeid - geen speciale vormer meer nodig heeft om in vorm te blijven, waardoor de prijzen lager kunnen liggen dan ik dacht.
's Avonds zit ik tot laat in de nacht met Herman te praten. Over huizenprijzen, grondprijzen, salaris, tweedehandsjes en wat ik verder zoal kan verwachten in deze uithoek van de melkweg. Ik mag de eerste periode bij Herman en zijn vrouw in het gastenhuis verblijven, tegen kostgeld natuurlijk. Ze kijken blij nadat dat besluit gevallen is; zo breed hebben ze het nou ook weer niet en een extra inkomen is toch wel welkom in dit huishouden. Ik vermoed dat ik best wel een poosje rustig de tijd kan nemen om naar een huisje voor mezelf uit te kijken. Een hele poos.
Slaperig bedenk ik me dat dit misschien wel precies is wat ik nodig heb.
De volgende ochtend solliciteer ik.
Ik word groenvormer.
Ik zie zo'n japans bonzaiminiatuurboomgeval die in het midden op een verhoging staat. Door een kunstenaar wordt er via een grote machine tegen gezongen, en de boom volgt het gezang. Terwijl ik kijk, zie ik de vorm van een huis ontstaan, muren, dak, ramen, alles. Uiteindelijk staat er een schattig kabouterboomhuisje op het podium.
"Dit is onze nieuwe groenvormer", zegt Herman. "Hij is nog klein, maar we willen een grotere versie maken die ook hele grote bomen aan kan, om zo gebouwen en kunst te kunnen bouwen die volledig harmoniëren met de omringende natuur".
Ik kan alleen maar stilltjes toekijken hoe de boom gewillig groeit naar de gezongen wens van de vormer. En ik kan niet wáchten om dit te proberen! Allerlei ideeën borrelen in me op, onrustig schuifelen mijn voeten over de grond, en ik vraag hoe de groenvormer werkt, waarop de kunstenaar aan een lange maar interessante uitleg begint. Ik prent alles zo goed mogelijk in mijn hoofd, het schiet door me heen dat ik dit wel een poosje zou willen doen als werk. Misschien zelfs wel een hele lange poos. Ze hébben gezegd dat ze nog op zoek zijn naar mensen. Zou ik solliciteren? Is dit de kans die ik nodig heb? Het lijkt me waarachtig wel wat. Gedachten en vragen tuimelen zo snel over elkaar heen in mijn hoofd, dat ik alleen maar sprakeloos kan kijken terwijl de kunstenaar uitlegt dat de plant - éénmaal in vorm gegroeid - geen speciale vormer meer nodig heeft om in vorm te blijven, waardoor de prijzen lager kunnen liggen dan ik dacht.
's Avonds zit ik tot laat in de nacht met Herman te praten. Over huizenprijzen, grondprijzen, salaris, tweedehandsjes en wat ik verder zoal kan verwachten in deze uithoek van de melkweg. Ik mag de eerste periode bij Herman en zijn vrouw in het gastenhuis verblijven, tegen kostgeld natuurlijk. Ze kijken blij nadat dat besluit gevallen is; zo breed hebben ze het nou ook weer niet en een extra inkomen is toch wel welkom in dit huishouden. Ik vermoed dat ik best wel een poosje rustig de tijd kan nemen om naar een huisje voor mezelf uit te kijken. Een hele poos.
Slaperig bedenk ik me dat dit misschien wel precies is wat ik nodig heb.
De volgende ochtend solliciteer ik.
Ik word groenvormer.
Bestemming groen, deel 6 van 7
deel 1 | deel 2 | deel 3 | deel 4 | deel 5 | deel 6 | deel 7
Ik straal over naar de planeet en zie dat Herman er is om me van het station af te halen. We begroeten elkaar met klappen op schouders en leuk-je-weer-te-ziens, waarna we naar het parkeerterrein lopen. Herman heeft een heel oud, gammel zwevertje waar hij regelmatig aan moet klussen. Een mooie nieuwe zwever kan er niet af met zijn kleine en onzekere inkomsten.
Onderweg naar zijn huis vertelt hij dat ze het gastenverblijf al helemaal klaar hebben gemaakt voor me. Dat is een voordeel van deze mooie maar schaars bevolkte planeet: grond om op te bouwen kost hier zo goed als niets, waardoor je mooie grote huizen kunt bouwen voor verrassend weinig geld. Het nadeel is natuurlijk dat je hier in een ontzettende uithoek zit, maar dat gold voor de lavahel ook. Van daar komend lijkt het hier voor mij wel het paradijs, en ik kijk mijn ogen uit onderweg. Al dat groen! Al dat water! Kijk, die planten, en bomen, en struiken, en bloemen en alles!
Na een nacht erg goed slapen en een paar dagen doorbrengen met het zien van de weinige sights en in het algemeen tot rust komen, biedt Herman op een ochtend aan om mij een rondleiding te geven op zijn werk, en te laten zien waar ze mee bezig zijn. Hij vertelt over watervormers die ze zo omgebouwd hebben dat ze ook vloeistoffen als ranja, sinaasappelsap en koemelk aankunnen. Dat wil ik natuurlijk wel eens zien!
Op zijn werk aangekomen kijk ik mijn ogen uit naar alles en ik vraag en vraag en mag zelfs van alles proberen. Ik vermaak mezelf prima en betrap mezelf regelmatig op de gedachte dat ik hier wel zou willen werken, in ieder geval een poosje. De mensen zijn aardig en wat ik dat korte poosje aan bedrijfscultuur ervaar bevalt me ook wel.
Ik experimenteer wat met een watervormer en maak iets simpels: een zonnebloem van sinas. Van het onderste blad druppelen sinasdauwdruppels in een bassin zodat mensen een glas sinas kunnen tappen.
Ze zijn enthousiast dat ik dat zo vlot voor elkaar krijg en ik begin aan de waterdolfijn waar ik al zo lang naar verlang. Maar voordat ik er serieus aan kan beginnen, zegt Herman dat ik nog één ding moet zien. "We hebben het mooiste en bijzonderste voor het laatst bewaard", zegt hij, "en aangezien je vorige week onderweg van het transportstation naar huis zo je ogen uitkeek, denk ik dat je dit net als ik erg bijzonder zult vinden, ook al verkeert het nog in het experimentele stadium".
Hij neemt me mee naar een afgesloten zaal. Wat ik daar zie is zo onverwacht dat ik eventjes helemaal niet weet wat ik moet zeggen.
Abonneren op:
Posts (Atom)