In de loop van de dagen vraag ik me steeds vaker af hoe het zou zijn om gewoon maar ontslag te nemen. Geen vast zitten op deze stomme helse planeet, maar vrij als een vogel in de aardse lucht. Wat mis ik die goede oude aarde! Maar geen baan betekent ook geen salaris, en hoe kom ik dan aan avondeten? Ik stel me voor hoe het is om te bedelen: ergens op een straathoek staan met een bordje "beeldjes voor voedsel" om de nek. Ik ben bang voor dat donkere zwarte gat dat toekomst heet. Maar ik ben ook bang om hier te blijven, en vroeg of laat dood te gaan omdat 't bedrijf 't vertikt om normaal voor zijn werknemers te zorgen. Waarom heb ik eigenlijk geen reservehittepak?
Rond en rond malen mijn gedachten, als een draaimolen op de kermis. Zal ik 't doen of zal ik 't niet doen? Wat vind ik enger: hier blijven in dit uitzichtloze oord of de sprong in het duister wagen in de hoop dat het me naar het licht leidt? Ik zet de magnetron aan voor het avondeten en ga vroeg vergetelheid zoeken in de slaap, die me dromen brengt over zwemmende dolfijnen.
De volgende ochtend brengt een koerier mijn gerepareerde hittepak. Nu kan ik in elk geval weer naar buiten, zit ik niet opgesloten in deze kale, lege gevangenis die ze hier "huis" noemen. Ik pak mijn spullen en ga op weg naar mijn werk bij de lavamijnen. In ieder geval is de wandeling er naartoe mooi; zij het ook wel een pietsie gevaarlijk. Maar zolang je onder de schermen blijft is er meestal niks aan de hand, al klinken de doffe bonken van neervallende stenen op de schermen wel eng soms.
Op het werk ga ik aan de slag met een indoor lavaval. Ik vraag me af waarom mensen dat willen: een huiskamerwaterfonteintje of zo'n Japans miniatuurboompje is toch veel mooier op tafel? Of desnoods een gewone ouderwetse miniatuur waterval, met dat gezellige geklater. En dan met een mooi groot aquarium in hoek, fantaseer ik verder terwijl ik niet meer let op waar ik mee bezig ben.
Vloekend richt ik even later mijn aandacht weer op mijn werk: door mijn onoplettendheid is het hitteschild kapot gegaan. En ik had mijn lavaval nota bene bijna af. De opzichter heeft het gezien en komt tierend verhaal halen. Ik krimp in elkaar terwijl ze roept dat ze zat is van mijn geklungel en dat ik er bij de eerstvolgende fout uit vlieg.
's Avonds zit ik thuis met een glas water naar de kale muren te kijken. Ik vraag me voor de zoveelste keer af waarom we toch geen schilderijen mogen ophangen of snuisterijtjes mogen neerzetten. Niks van jezelf mogen hebben maakt van het huis een kloostercel. Ik kan niet meer ophouden met klagen, zeuren en mopperen. Vroeger was ik altijd vrolijk, waar is mijn goede humeur gebleven? Ik wil weer kunnen lachen.
Als ik de volgende ochtend opsta, weet ik wat ik enger vind. Ik meld de opzichter dat ik ontslag neem. Ik waag die sprong in het duister.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten