Foto: ik |
Het is de laatste
paar dagen koud maar mooi weer geweest. Echt van die mooie frisse winterdagen.
Warmetruienweer, maar wel mooi warmetruienweer. En op zulke dagen dat de zon zo
stralend schijnt en je wolken aan de hemel bijna met een loep moet zoeken, kun
je goed merken dat de dagen alweer lekker aan het lengen zijn.
Was het zo rond de
kerst om half vijf echt wel zo'n beetje flink donker aan het worden, op dit
moment moet je voor dat moment zeker de half zes voorbij. Mijn rugrondje van
rond de kwart voor zes is niet meer in de duisternis, maar in de
avondschemering, terwijl een paar dappere koolmeesjes hun beste snaveltje
alweer voor zetten, al zingend op een tak. Je kunt vijf minuten naar een boom
staan kijken en hem dan nog steeds niet zien - tenzij hij beweegt - , zo klein
is hij. Maar horen doe je hem wel.
Ook de zon geeft
langzamerhand alweer wat meer warmte. Als je uit de wind en in de zon bij de
bushalte staat, is hij zelfs al een beetje lekker. De kapster vertelde gisteren
dat ze vandeweek al even buiten in de tuin had gestaan - haar tuin ligt op het
zuiden - om te genieten van de zon. Daarbij had ze zoiets gedacht van:
"hè, die zon wordt al weer lekker sterker".
De langere dagen en
warmere zon maken me goedgemutst.
Ze doen me dromen
van de lente, van bladeren aan de bomen,
van weer een terrasje kunnen pakken op donderdagavond na het werk de
stad in gaand, van poffertjes met aardbeien eten op de Grote Markt, van
slenteren in het Stadspark.
Want zonnige
winterdagen zijn mooi, milde lentedagen vind ik toch nét even fijner.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten