vrijdag 23 februari 2018

Raar, is dat raar?

Vind je wel eens iets raar? En waarom vind je dat specifieke iets dan raar? Omdat het abnormaal is, omdat het een buitenbeentjesding is, of misschien wel enkel en alleen omdat je het ding niet kent?

Dat laatste, daar betrap ik mezelf soms op (en anderen ook wel maar bij jezelf is het ergerlijker).

Dan ben ik net Obelix uit de Asterixalbums, die iets tegenkomt dat hij niet kent, en dan meteen roept: "rare jongens!"  Obelix is dan doorgaans wel weer zo sportief dat hij zichzelf de kans geeft om dat raars te leren kennen, en dan is het op het laatst niet raar meer. Tenminste niet voor hem.

Zo is er een album waarin ze Iberiërs (nulde-eeuwse Spanjaarden) tegenkomen. Hoe het precies begint, dat weet ik niet meer, maar op een gegeven moment worden Asterix en Obelix opgezadeld met de taak om een klein Iberisch jongetje terug naar zijn stam te brengen. Obelix vindt het jongetje in eerste instantie maar raar: het jochie krijgt zijn zin door zijn adem in te houden totdat 'ie letterlijk blauw aanloopt.

Onderweg naar de stam van het kind, lopen ze tegen meer rare dingen aan. Zoals de gewoonten van de zigeuners die ze tegen het lijf lopen. Net als Asterix en Obelix van plan zijn maar eens te gaan slapen, begint hun gastheer te zingen, en zijn stamgenoten zingen mee, en dansen. En dan zingen en dansen ze ook nog eens heel anders dan thuis! Dat vindt Obelix maar raar. 

Maar aan het eind van het album, als ze weer thuis zijn het aan het feestmaal deelnemen, laat Obelix zien dat hij wel degelijk een open geest heeft, want hij zingt en danst als een échte Iberiër!

En dat is dan toch wel weer heel erg mieters van hem.

De volgende keer dat ik iets raar vind, ga ik aan Obelix denken, en hoe hij van alles en nog wat raar vindt en hoe dat raar het alleen maar interessanter maakt voor hem.

zaterdag 17 februari 2018

Toch nog fris

Oké, laatst zat ik dus te dromen over terrasjes, en mooi weer en lekker warm en zo. Van kwinkelerende vogels, en lieve kuikentjes en pasen. Eigenlijk zit ik daar dus nog steeds naar te verlangen. En ik niet alleen, er zijn meer mensen in mijn omgeving die de kou wel zat zijn.

Dus nu de dagen echt serieus langer worden, kunnen we reikhalzend vooruit kijken naar dat lenteweer.

Deze week kwam de zon er serieus bij.
Dat gaat dus al vooruit en begint al leuk te lijken op lente.

Helaas neemt die zon noordoostenwind met zich mee, waardoor het toch nog best koud fris is. Maar tegen de kou kun je je kleden, gelukkig. Een lekker warme trui doet wonderen, en een lekker warme jas ook. Afmaken met een sjaal, een muts en wanten, en klaar ben je.

De zon alleen al doet veel mensen goed: iedereen praat er opgetogen over. Iedereen lijkt het leuk te vinden om hem te zien. En mensen met COPD en astma vinden dit weer ook mooi omdat ze dan meer lucht hebben. Mistig weer, daar worden ze maar benauwd van.

Zegt mijn moeder, tenminste, en die kan het weten want die heeft COPD.

Dus ook al is het koud knap fris, met die zon er bij zit ik bij de middagthee toch graag even te dromen van de naderende lente.

Komende woensdag nog 1 maand, en dan begint 'ie!


zaterdag 10 februari 2018

Langere dagen

Foto: ik
Het is de laatste paar dagen koud maar mooi weer geweest. Echt van die mooie frisse winterdagen. Warmetruienweer, maar wel mooi warmetruienweer. En op zulke dagen dat de zon zo stralend schijnt en je wolken aan de hemel bijna met een loep moet zoeken, kun je goed merken dat de dagen alweer lekker aan het lengen zijn.

Was het zo rond de kerst om half vijf echt wel zo'n beetje flink donker aan het worden, op dit moment moet je voor dat moment zeker de half zes voorbij. Mijn rugrondje van rond de kwart voor zes is niet meer in de duisternis, maar in de avondschemering, terwijl een paar dappere koolmeesjes hun beste snaveltje alweer voor zetten, al zingend op een tak. Je kunt vijf minuten naar een boom staan kijken en hem dan nog steeds niet zien - tenzij hij beweegt - , zo klein is hij. Maar horen doe je hem wel.

Ook de zon geeft langzamerhand alweer wat meer warmte. Als je uit de wind en in de zon bij de bushalte staat, is hij zelfs al een beetje lekker. De kapster vertelde gisteren dat ze vandeweek al even buiten in de tuin had gestaan - haar tuin ligt op het zuiden - om te genieten van de zon. Daarbij had ze zoiets gedacht van: "hè, die zon wordt al weer lekker sterker".

De langere dagen en warmere zon maken me goedgemutst.
Ze doen me dromen van de lente, van bladeren aan de bomen,  van weer een terrasje kunnen pakken op donderdagavond na het werk de stad in gaand, van poffertjes met aardbeien eten op de Grote Markt, van slenteren in het Stadspark.


Want zonnige winterdagen zijn mooi, milde lentedagen vind ik toch nét even fijner.

vrijdag 2 februari 2018

Mooi of warm?

Vandaag is het warmetruiendag. Tenminste, dat riep de wekelijkse nieuwsbrief van het werk. "Vrijdag 2 februari is het warmetruiendag en Ordina doet mee. Doe dus een warme trui aan want de thermostaat gaat ook bij ons een graadje lager".

Een warme trui aan is altijd een goede raad in dit jaargetijde. Regen, natte sneeuw, gewone sneeuw, we kunnen het allemaal tegenkomen. "Winterse buien", zegt Harma Boer 's ochtends op de autoradio. Komende week wordt het 's nachts weer onder nul. Het zou me niets verbazen als we dan weer een paar dagen ouderwets elke dag autoruiten moeten krabben 's ochtends. Ik heb dan ook een warme trui aan. Een door mijn moeder zelf gebreide, nog wel (en een hele mooie natuurlijk!).

Maar toen ik vanochtend even in de stad rondstruinde, en daarna bij de bushalte stond te wachten op de bus, bleek duidelijk niet iedereen door te hebben dat in de koude winter weleens, ahum, koud kan zijn.

Een meisje had een kort en niet echt warm ogend spijkerjack aan, met daaronder een rokje dat amper over haar billen kwam. Een paar keurig gezwartepanty-de benen staken er onderuit, eindigend in een paar zwarte loafers. Ik kreeg het al koud als ik naar haar keek, dus ik keek maar niet naar haar.

"Ugh, wat is het koud", klaagde ze tegen een meisje dat naast haar stond en die kennelijk een vriendin was.
"Eigen schuld", zei het meisje terug, "had je maar warmere kleren aan moeten trekken".

In ieder geval had één van die twee een mooie dosis gezond verstand.

Ergens irriteert me dat dan weer mateloos. Dat je mooi wilt zijn, geen probleem. Dat je mooi over warm verkiest in de winter, geen probleem zolang ik maar niet mee hoef te doen.

Maar ga dan niet lopen jammeren dat je het koud hebt. Trek dan gewoon een warme spijkerbroek aan, met lekkere warme winterwandelschoenen, een trui en een lekker warme winterjas.

zaterdag 27 januari 2018

Luxerdesuxe megasuperetui

Tekenen doe ik al jaren. Het was één van mijn favoriete hobby's, als kind al, naast met lego en mecano spelen (poppen deed ik niet aan, poppen vond ik stom). Dankzij zaken als werk en vrienden, en dingen als runescape en minecraft, heb ik niet altijd meer tijd om veel te tekenen. Maar sinds een poosje heb ik het toch herontdekt.

En zoals dat dan gaat, dan kom je er achter dat je best wel veel rotzooi spullen nog hebt van vroeger. Dat is ook één van de mooie dingen van tekenen: je hebt alleen maar een potlood nodig, en papier en gum en misschien een lineaal en puntenslijper, maar verder niks. En een potlood beschimmelt niet, zoals een brood. Je kunt je tekenspullen jaren in de kast laten liggen en dan zijn ze nog net zo goed als toen je ze kocht.

Kortom, ik kwam er achter dat ik best wel veel nog had. Er slingerde wat in een kastje hier, en ook wat in een laatje daar. Chaotisch, ongeorganiseerd en onoverzichtelijk. Dus ik deed alles in een mandje dat ik nog had, dan was het weliswaar nog wel chaotisch en onoverzichtelijk, maar in ieder geval alvast op één plek in plaats van op tien.

En toen zag ik op de tijdlijn van een facebookgroep een foto van iemand die een etui had gekocht op aliexpress. Er konden echt heel veel pennen in, en ik wou er meteen ook een. Dus ben ik gaan zoeken op aliexpress, en heb ik ook zo'n etui gevonden. En gekocht. En ingepakt.

En nu heb ik alles netjes, overzichtelijk en georganiseerd bij elkaar!

dinsdag 31 oktober 2017

Spookkat

Het kan niet, toch?
Spoken bestaan immers niet.
Bron: giphy
Of tenminste, dat zeggen ze.

Maar toch verbeeld ik me soms dingen.
Of eigenlijk één ding. Eén dier, eigenlijk.

Vooral als ik moe ben, en niet helemaal helder, zie ik hem door het huis dolen. Soms verbeeld ik me dat ik hem hoor mauwen, of spinnen. Soms wil ik een rondje lopen en zie ik hem ineens zitten op de deurmat, wachtend tot ik hem naar buiten laat.

Een kat.
Een spookkat.

Hij is wit met zwarte vlekken, altijd. Een beetje zoals een zwartbonte koe. Een zwarte vlek loopt over zijn kop, en hij heeft een guitig wit puntje aan zijn zwarte oortjes. Hij is vrolijk en speels, lijkt altijd te glimlachen, zelfs als hij chagrijnig is. Hij jaagt graag achter spookspeeltjes aan.

Oke, nu even serieus.
Spoken bestaan natuurlijk niet.
Toch?

Dus waar komt die kat dan vandaan die ik me soms verbeeld?
Die moet uit mijn eigen fantasie komen, dat kan niet anders. Dat klopt ook met dat ik hem alleen zie als ik moe ben, en slaperig. Je zintuigen zijn sowieso al niet zo betrouwbaar, en helemaal op zo'n moment niet.

Wat me wel doet afvragen waarom mijn fantasie me steeds dezelfde kat voorschotelt. Echt, of spook-echt, is hij niet, want mijn vogels hebben er geen last van (of parkieten zien geen spoken, natuurlijk, dat kan ook). Een levendige fantasie is het wel, want het tovert mij allerlei details voor over het beestje.

En ondanks dat ik weet dat hij niet echt is, schrok ik me laatst een ongeluk toen hij laatst ineens in de keuken stond. Of eigenlijk, toen ik me verbeeldde hem te zien in de keuken.

Toen ik mezelf in de ogen wreef en nog eens keek, bleek het de schaduw te zijn van mijn vest.

Spoken bestaan dus toch niet, kennelijk
.

vrijdag 13 oktober 2017

Overdenkingen van een zwarte kater

Hij zat zich te wassen in de ochtendzon. Terwijl hij naar buiten keek, liep een mens ineens naar de overkant van de straat. Wat dat toch was, snapte hij niet: hij verzorgde zijn mooie zwarte vacht toch zo goed. De witte kat van de overkant kon altijd wel op veel aandacht rekenen (maar toegegeven, ze was ook een schoonheid, vooral haar prachtige elegante staart vond hij erg mooi).

Hij sprong van de vensterbank af en ging op een zonnig plekje liggen op het tapijt. Hier had je als kat tenminste de ruimte om je uit te strekken. Behaaglijk soesde hij weg, terwijl zijn herinneringen hem terug voerden naar de tijd dat hij zelf nog een mens was geweest.

Het huisje in het bos waar hij gewoond had, was altijd een beetje gammel geweest en deed was sinister aan, zo verstopt onder de bomen. Altijd als hij terug kwam van kruiden zoeken, viel het hem weer op. En dan kon hij ook wel begrijpen waarom de mensen dachten dat hij kon toveren. Hij was ook een beetje raar, zo heel alleen in het bos wonend. En hij ook wel last van rare dingen, rare toevalstreffers en zo. Van die dingen waardoor je jezelf afvroeg of het wel toeval wezen kon.

Achteraf, nu hij als kat lekker ledig lag te liggen in de zon, wist hij dat hij inderdaad magisch talent gehad had; als hij het had kunnen ontwikkelen was hij misschien wel een nieuwe Merlijn geworden. Maar het had niet zo mogen zijn, en gedurende zijn hele menselijke leven was de bovennatuurlijke wereld zo doorzichtig voor hem geweest als een solide bakstenen muur. Hoe fanatiek de dorpelingen ook gevonden hadden dat hij een tovenaar was. Vervloekt zij die bangeriken die hem op de brandstapel gezet hadden, dacht hij boos. Sterven door levend verbranden was uiterst pijnlijk gebleken, en toen hij herboren was als kitten, had hij zichzelf gezworen om alles te doen wat hij kon om te voorkomen dat iemand datzelfde lot zou overkomen.

Alles met elkaar was zijn leven als kat nu zoveel beter dan zijn leven als mens ooit was geweest. Geen gammel lekkend hutje ver weg van iedereen, maar een comfortabel, goed gebouwd huis met een solide dak er op. En met die moderne centrale verwarming. Hoe heerlijk was het om tegen de radiator aan te kruipen!

Hij gaapte, rekte zich uit en sprong weer terug op de vensterbank om te kijken of de de witte poes van de overkant misschien ook buiten was. Hij wou wel even een eindje met haar wandelen, ook al was ze bij leven een heuse heks geweest.

"Ik geloof wel in bijgeloof", zei Witje toen ze samen de straat uit liepen. "Tenslotte", ging ze verder, "had je als mens ooit kunnen bevroeden dat wij katten ooit mens zijn geweest? En dat je als kat terug zou komen?"

Nee, dacht hij bij zichzelf, dat had hij nooit vermoed. En dat zei hij ook. "Wist jij dat dan wel?", vroeg hij zijn witgevachte metgezel. "Nou, echt helemaal zeker weten kun je dat als mens natuurlijk niet", begon ze, "maar als goed opgeleide heks ging ik er wel van uit dat katten zeer intelligente wezens zijn."

"Maar wat moeten we nu dan met die kennis", antwoordde hij.

"Onze eerste taak als kat is om onze mens te ondersteunen. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, bestaat toeval niet. Ze noemen het toeval, ongelukjes, maar in werkelijkheid is het het werk van bovennatuurlijke wezens waarvan ze het bestaan niet kunnen of willen weten. Enkel mensen die sterk genoeg zijn voor een grotere wereld zullen de mogelijkheid krijgen om haar te betreden. Daarom heb jij als mens nooit de kans gekregen om je magische talenten te ontwikkelen: je was er simpelweg nog niet klaar voor. Als je in dit kattenleven je best doet, kun je dat in je volgende mensenleven wel zijn."

Ze pauzeerde even om speels te meppen naar een voorbijfladderende vlinder, en vervolgende daarna haar uitleg: "Jij als zwarte kat hebt hier een extra belangrijke taak: je moet je mens begeleiden en voorkomen dat ze fouten maakt. En ondertussen moet je zelf ook het nodige leren, zodat je in je volgende mensenleven wijzer zult zijn dan je in je vorige even was."

Hij was onder de indruk, zowel van haar woorden als van de toekomst die ze hem boden.

"Alles is verklaarbaar", drong het tot hem door. De rare toevalstreffers die hem hadden achtervolgd, zijn positie als kruidendokter aan de rafelranden van de mensenmaatschappij, zijn terugkomen als zwarte kat. En hij nam zich voor om heel hard zijn best te doen om te leren, om klaar te zijn voor zijn volgende mensenleven. .

"Hoe bescherm ik mijn mens dan tegen fouten?", vroeg hij aan Witje. "Hoe weet ik dat ze er een maken gaat?"


"Soms weet je dat niet", antwoordde ze. "Maar soms voel je dat, diep in je botten. Het is een kwestie van instinct, katteninstinct. Je moet dan al je kattentrucjes inzetten: haar voor de voeten lopen zodat ze ergens niet kan komen, haar aandacht afleiden door vervelend te mauwen of iets van de tafel te gooien, noem het maar op."

Ineens moest hij denken aan een van de laatste keren dat hij als mens in het dorp was geweest. De rode kater van de dominee had hem voor de voeten gelopen. Hij vertelde het aan Witje. "Was dat dan ook een kwestie van instinct?", vroeg hij.

"Nou, met alleen die informatie weet ik dat natuurlijk niet, maar denk eens na: wat was je aan het doen, waar ging je heen?"

Hij was een poosje stil terwijl hij naar een rondhuppende mus lag te turen.

En toen kwamen de herinneringen met volle kracht bovendrijven. Het steegje waar hij gelopen had, de horde mensen die achter hem aan had gezeten, hem beschuldigend van de dood van twee koeien van een boer die even buiten het dorp woonde. Twee doden waar hij niets mee te maken had, maar waar hij als rariteit toch de schuld van had gekregen. Als de rode kater hem niet voor de voeten gelopen had, hadden ze hem te pakken gekregen. Uiteindelijk was hij toch op de brandstapel terecht gekomen, maar die kat had gedaan wat hij kon om dat te voorkomen.

In zijn volgende leven moest hij zeker weten meer aandacht besteden aan dergelijke kleine zaken.

Nu weet ik dat ik als kat mezelf kan zijn, kats kan zijn, dacht hij bij zichzelf toen hij afscheid genomen had van Witje en weer thuis in de vensterbank lekker ledig lag te wezen. Dat ik mijn instinct mag en zelfs moet volgen. Zouden mensen ook zulke instincten hebben? Witje zei dat ik later misschien wel terug kom als mens. Zou ik dat instinct dan mee kunnen nemen? Ze zei toch niet voor niets dat ik nu mijn best moet doen om veel te leren, dat zal ik toch ergens mee moeten kunnen nemen?

Gaandeweg werd hij steeds enthoustiaster, en toen zijn mens thuis kwam, sprong hij energiek op om haar al kopjes gevend te begroeten en even later bij haar op schoot te kruipen.

Hij begon te spinnen toen ze hem zachtjes over de kop krabde.

Ineens realiseerde hij zich hoeveel hij van zijn mens hield. Ergens wist hij altijd al wel dat hij het als huiskat goed getroffen had, maar nu drong het pas echt goed tot hem door. Hij hield van zijn mens, van die groene ogen die geamuseerd naar hem keken als hij als een kitten speelde tot aan de lange slanke vingers die hem zo zalig over zijn kop konden krieuwelen En hij voelde ineens de sterke drang om haar te beschermen. Niet eens om zelf een goed volgend mensenleven te verdienen, maar simpelweg omdat hij om haar gaf. Hij knipperde met zijn ogen en keek haar aan. "Mauw", zei hij op zijn liefst.

Jammer dat mensen geen kats spraken Hij kon helemaal niet zeggen hoeveel hij van haar hield. Hij zou het moeten tonen door zich er naar te gedragen, en dan kon hij enkel maar hopen dat ze het snappen zou.